ECLI:NL:RBDHA:2024:8262

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
24/3593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke bijstandszaak

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker, zonder bekende woon- of verblijfplaats, behandeld. Het verzoek is gericht tegen de intrekking van zijn recht op bijstand op grond van de Participatiewet (Pw), welke intrekking door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk is vastgesteld met een besluit van 14 augustus 2023, met ingang van 27 juni 2023. De voorzieningenrechter constateert dat het college het besluit na heroverweging in bezwaar heeft gehandhaafd. Het daartegen ingestelde beroep is door de voorzieningenrechter op 22 december 2023 ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 april 2024 de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waardoor de intrekking van het recht op bijstand per 27 juni 2023 in rechte vaststaat.

De voorzieningenrechter wijst erop dat voor de ontvankelijkheid van een verzoek om een voorlopige voorziening, er een bodemprocedure aanhangig moet zijn, zoals vastgelegd in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien er in dit geval geen bodemprocedure is, concludeert de voorzieningenrechter dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak wordt gedaan zonder zitting, zoals toegestaan door artikel 8:83, derde lid, van de Awb. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 mei 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3593

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , zonder bekende woon- of verblijfplaats, verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk, het college
(gemachtigde: R.G.W. Paulissen).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van 10 mei 2024 tegen de intrekking van verzoekers recht op bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) met ingang van – zoals verzoeker stelt – juli 2023.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college verzoekers recht op bijstand op grond van de Pw met hetbesluit van 14 augustus 2023, met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Pw, met ingang van 27 juni 2023 heeft ingetrokken. Het college heeft dat besluit na heroverweging in bezwaar gehandhaafd.
3. Het daartegen ingestelde beroep heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank met de uitspraak van 22 december 2023 [1] ongegrond verklaard.
4. In de uitspraak van 19 april 2024 [2] op het door eiser ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van 22 december 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De intrekking van verzoekers recht op bijstand per 27 juni 2023 staat daarmee in rechte vast.
5. Wil een verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk zijn, dan moet er tevens een bezwaar- of beroepsprocedure (bodemprocedure) aanhangig zijn. Dat valt af te leiden uit artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6. Nu er in verzoekers geval geen bodemprocedure is aan te wijzen, is de voorzieningenrechter, gezien het in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste, van oordeel dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is.
7. Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Awb maakt dat mogelijk.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.