ECLI:NL:RBDHA:2024:14744

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
24/4667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken bodemprocedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 augustus 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Het verzoek is ingediend door een verzoeker zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk, vertegenwoordigd door gemachtigde R.G.W. Paulissen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is, omdat er geen bodemprocedure aanhangig is. Dit is in strijd met het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter stelt vast dat er op 7 augustus 2024 al een uitspraak is gedaan in de bodemzaak met registratienummer SGR 24/4668, waardoor er geen relevante bodemprocedure is voor het verzoek om voorlopige voorziening. De uitspraak wordt gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Awb. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/4667

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk, het college
(gemachtigde: R.G.W. Paulissen).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van 29 mei 2024 gericht tegen de uitspraak van de rechtbank van 29 mei 2024 [1] .
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep met reg. nr. SGR 24/4668 is ingediend.
3. De rechtbank heeft met de uitspraak van 7 augustus 2024 [2] dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
4. Wil een verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk zijn, dan moet er tevens een bodemprocedure aanhangig zijn. Dat valt af te leiden uit artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. Nu er op 7 augustus 2024 uitspraak is gedaan in de bodemzaak met reg. nr. SGR 24/4668, is er in verzoekers geval geen bodemprocedure aan te wijzen waarmee het verzoek om een voorlopige voorziening connex is. Gelet op het in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste, is de voorzieningenrechter daarom van oordeel dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is.
6. Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Awb maakt dat mogelijk.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.