ECLI:NL:RBDHA:2024:8254

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
NL24.4672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geboortedatum van een asielzoeker in het kader van de asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, een Sierra Leoonse asielzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser was het niet eens met de door verweerder geregistreerde geboortedatum van 15 juni 2003, zoals vastgelegd in het bestreden besluit van 17 januari 2024, waarin zijn asielaanvraag werd ingewilligd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 april 2024, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank overwoog dat de eiser, ondanks de inwilliging van zijn asielaanvraag, belang had bij de beoordeling van zijn beroep, omdat de juiste geboortedatum van belang is voor de identiteit en de mogelijkheid van nareis van familieleden. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom hij de door de eiser opgegeven geboortedatum niet volgde, wat leidde tot een motiveringsgebrek. De rechtbank oordeelde dat verweerder had moeten onderzoeken waarom de geregistreerde geboortedatum in Italië niet gevolgd kon worden, vooral gezien de twijfels die waren geuit door de AVIM en de IND over de minderjarigheid van de eiser.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. De rechtbank kende de eiser een proceskostenvergoeding toe van € 1.750. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering door de overheid bij het vaststellen van de identiteit van asielzoekers, vooral in het licht van interstatelijk vertrouwensbeginselen en de noodzaak om de juiste geboortedatum vast te stellen voor de asielprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4672

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. L.S.T.H. Ruijters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Procesverloop

Bij besluit van 17 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft beroep ingesteld omdat hij het niet eens is met de door verweerder in het bestreden besluit geregistreerde geboortedatum van 15 juni 2003.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Sierra Leoonse nationaliteit. Op 30 januari 2022 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend. Daarbij heeft hij opgegeven dat zijn geboortedatum [Geboortedatum] is en dat hij dus minderjarig is. De AVIM [1] en de IND [2] hebben daarop afzonderlijk een leeftijdsschouw verricht. De AVIM en de IND concluderen beide dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. Uit de Eurodac gegevens is gebleken dat eisers vingerafdrukken op 17 september 2021 zijn afgenomen door de Italiaanse autoriteiten. Op grond van artikel 34 van de Dublinverordening [3] heeft verweerder op 1 maart 2022 een verzoek om informatie bij de Italiaanse autoriteiten ingediend. Op 22 maart 2022 heeft Italië op het verzoek gereageerd. Eiser staat in Italië geregistreerd met de gegevens “[Naam 2], date of birth [Geboortedatum 2]”. Deze gegevens worden door de Italiaanse autoriteiten als leidend beschouwd. Ook staat eiser in Italië geregistreerd met de gegevens “[Naam 3], date of birth [Geboortedatum 3]”. In de reactie van de Italiaanse autoriteiten staat verder dat er geen leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden in Italië en dat eiser geen documenten heeft overgelegd in Italië.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, waarbij verweerder de door Italië leidend geachte leeftijdsregistratie heeft overgenomen. Eiser is het hier niet mee eens.
Bevat het bestreden besluit een motiveringsgebrek?
3. De rechtbank overweegt dat eiser, ondanks de inwilliging van zijn asielaanvraag, belang heeft bij beoordeling van het beroep. Uit de uitspraak van de Afdeling [4] van 17 september 2003 [5] volgt dat een betrokken vreemdeling alleen daadwerkelijk over een verblijfsvergunning beschikt, indien deze is verleend op basis van de juiste personalia. Dit vindt ook steun in de rechtspraak van de Afdeling dat de beoordeling van de redenen voor asielbescherming alleen kan plaatsvinden tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling. [6] Daarnaast overweegt de rechtbank nog dat eiser, zoals hij zelf heeft aangevoerd, belang heeft bij het vaststellen van een juiste geboortedatum met het oog op de mogelijkheid van nareis van familieleden.
4. Gelet hierop behoort verweerder te motiveren waarom hij een door de vreemdeling gestelde geboortedatum niet gelooft, ook indien hij van oordeel is dat sprake is van een aannemelijk en voldoende zwaarwegend asielmotief. Deze conclusie heeft immers alleen betekenis tegen de achtergrond van de identiteit van de vreemdeling. Nu verweerder in het bestreden besluit niet heeft gemotiveerd waarom hij de door eiser gestelde geboortedatum niet volgt, is het beroep gegrond en zal het bestreden besluit moeten worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
Is aannemelijk dat de in Italië geregistreerde geboortedatum onjuist is?
5. Eiser voert aan dat verweerder zijn in Nederland opgegeven geboortedatum had moeten volgen. Hij stelt dat de schouw die de IND heeft uitgevoerd onvoldoende inzichtelijk en concludent is. Verder stelt eiser dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij ervoor gekozen heeft om juist de door Italië als leidend beschouwde leeftijdsregistratie over te nemen. Eiser staat in Italië namelijk geregistreerd met twee verschillende geboortedata. Volgens eiser dient verweerder in dat geval te onderzoeken welke registratie leidend is en hoe deze registratie tot stand is gekomen. In dat verband verwijst eiser naar een uitspraak van de Afdeling van 2 november 2022. [7] Daarnaast heeft verweerder bij het bepalen van eisers geboortedatum ten onrechte geen rekening gehouden met een door eiser overgelegde foto van een kopie van zijn geboorteakte. Volgens eiser kan een vreemdeling namelijk ook met indicatieve documenten aannemelijk maken dat de in een andere lidstaat geregistreerde geboortedatum onjuist is. In dat kader verwijst hij naar een uitspraak van de Afdeling van 26 november 2021 [8] en naar WI 2023/6. [9] Gelet op de onduidelijkheden had verweerder een leeftijdsonderzoek moeten aanbieden.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers beroepsgrond over de door de IND uitgevoerde schouw buiten beschouwing moet worden gelaten vanwege strijd met de goede procesorde, omdat deze beroepsgrond door eiser pas op de zitting is aangevoerd. Verder stelt hij dat beide geboortedata die eiser in Italië heeft opgegeven tot gevolg hebben dat eiser meerderjarig was ten tijde van de indiening van zijn asielaanvraag in Nederland, waardoor aanvullend onderzoek naar deze verschillende geboortedata niet is vereist. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder uitgaan van de door Italië geregistreerde en daar als leidend bevonden leeftijdsregistratie. Een leeftijdsonderzoek is dan ook niet nodig. De foto van een kopie van een geboorteakte acht verweerder onvoldoende om de Italiaanse leeftijdsregistratie terzijde te schuiven.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft bestreden dat verweerder nader onderzoek heeft kunnen doen in Italië naar eisers leeftijd overeenkomstig WI 2023/6. De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval voldoende aanleiding bestond voor verweerder om nader onderzoek te doen in Italië naar eisers leeftijd. Immers hadden zowel de AVIM als de IND twijfels geuit over eisers gestelde minderjarigheid en uit de Eurodac gegevens bleek dat eisers vingerafdrukken zijn afgenomen door de Italiaanse autoriteiten. Nu eiser de zorgvuldigheid van de door AVIM uitgevoerde schouw niet heeft betwist, behoeft de beroepsgrond aangaande de door de IND uitgevoerde schouw geen nadere bespreking zodat de rechtbank ook niet zal ingaan op de vraag of deze beroepsgrond al dan niet tijdig naar voren is gebracht. Op grond van werkinstructie WI 2023/6 vindt er immers ook nader onderzoek plaats indien één van beide instanties twijfels heeft bij de gestelde minderjarigheid.
8. Uit vaste rechtspraak [10] van de Afdeling volgt dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een in een andere lidstaat geregistreerde geboortedatum en dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat de in die lidstaat geregistreerde geboortedatum onjuist is. Eiser is hier niet in geslaagd. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat uit beide geboortedata die Italië heeft geregistreerd volgt dat eiser in Nederland als meerderjarige een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat geen nader onderzoek nodig is naar deze twee leeftijdsregistraties. Eisers verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2022 slaagt niet, nu in die zaak de vreemdeling in verschillende lidstaten stond geregistreerd met geboortedata waaruit zowel een minderjarige als een meerderjarige leeftijd volgde. Deze situatie doet zich niet voor in het geval van eiser. De rechtbank vindt voor haar oordeel steun in de uitspraak van de Afdeling van 4 juni 2021. [11]
9. Verweerder heeft daarnaast in zijn verweerschrift terecht opgemerkt dat een geboorteakte geen identificerend document is. [12] Bovendien heeft verweerder terecht overwogen dat de door eiser overgelegde foto van een kopie van een geboorteakte niet op echtheid is te controleren, de stempels niet leesbaar zijn en de relevante informatie met pen is geschreven. Met zijn toelichting in het verweerschrift en ter zitting, is gebleken dat verweerder dit document voldoende heeft betrokken bij zijn beoordeling. Verweerder heeft dan ook kunnen concluderen dat eiser niet met documenten de onjuistheid van de in Italië geregistreerde geboortedatum aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank ziet in de door eiser aangehaalde uitspraak van Afdeling en in het door eiser aangehaalde beleid van verweerder geen aanleiding om anders te oordelen.
10. Verweerder is terecht uitgegaan van de leeftijdsregistratie in Italië. Hij was dan ook overeenkomstig WI 2023/6 niet gehouden om aan eiser een leeftijdsonderzoek aan te bieden.
Conclusie
11. Gelet op wat onder rechtsoverweging 4 is overwogen is het beroep wegens een motiveringsgebrek gegrond en dient het besluit te worden vernietigd. Omdat verweerder met wat hij heeft aangevoerd in zijn verweerschrift en ter zitting alsnog het motiveringsgebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Dit betekent dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om eiser te volgen in zijn gestelde geboortedatum en hij niet heeft hoeven concluderen dat eiser ten tijde van de asielprocedure in Nederland minderjarig was.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank deze kosten vast op
€ 1.750. Dit is 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van
mr.R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
2.De Immigratie- en Naturalisatiedienst.
3.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.
9.Werkinstructie 2023/6 Leeftijdsbepaling.
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 4 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1184), 26 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2659) en van 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3147).
11.ECLI:NL:RVS:2021:1184, rechtsoverweging 4.
12.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147, rechtsoverweging 6.