ECLI:NL:RBDHA:2024:8085
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduring maatregel van bewaring ex artikel 59 Vw
Op 10 april 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 behandeld, maar eiser is niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek in de vorige procedure rechtmatig was. De beoordeling van het voortduren van de maatregel is beperkt tot de periode na 19 april 2024. Eiser betoogt dat de bewaring onrechtmatig is, omdat de staatssecretaris niet voortvarend zou handelen en er geen zicht zou zijn op uitzetting. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er zicht op uitzetting naar Algerije is.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht geen lichter middel heeft opgelegd, omdat eiser niet actief meewerkt aan zijn uitzetting. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.