ECLI:NL:RBDHA:2024:7789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
NL24.749
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in India, heeft op 18 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 12 januari 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een eerdere uitspraak van de rechtbank op 9 februari 2023, waarin het beroep gegrond werd verklaard en de staatssecretaris werd opgedragen een nieuw besluit te nemen. Na een aanvullend gehoor op 10 augustus 2023 heeft de staatssecretaris op 4 januari 2024 opnieuw de asielaanvraag afgewezen.

De rechtbank heeft in deze uitspraak de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser beoordeeld. Eiser heeft gesteld dat hij problemen heeft gehad met de BJP in India, maar de staatssecretaris heeft deze claims als ongeloofwaardig bestempeld. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser inconsistent en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn identiteit en nationaliteit. Eiser heeft geen overtuigende documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn claims, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen asielvergunning en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt en is openbaar gemaakt op 27 februari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.749
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. T. Thissen),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 18 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
De staatssecretaris heeft met het besluit van 12 januari 2023 de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 12 januari 2023. Deze rechtbank heeft in de uitspraak van 9 februari 2023 het beroep van eiser gegrond verklaard, het besluit van 12 januari 2023 vernietigd en aan de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.1 Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
1.2.
De staatssecretaris heeft, na documentenonderzoek en een nieuw aanvullend gehoor van eiser op 10 augustus 2023, in het besluit van 4 januari 2024 (het bestreden besluit ) de asielaanvraag van eiser (opnieuw) afgewezen als kennelijk ongegrond. Daartegen richt zich het beroep van eiser.
2. De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep2, op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Amer als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt dat hij [naam] is, geboren in India op [geboortedatum 1] 1996, met onbekende nationaliteit. In India heeft
2 Zaaknummer NL24.750.
eiser problemen gehad vanwege een video-opname die zijn vriend heeft gemaakt van een geheime deal tussen de twee partijleiders van de [partij 1] en [partij 2] . Eiser en zijn vriend zijn samen naar een televisiestation gegaan omdat ze de video wilden laten tonen. Omdat ze hier lang moesten wachten zijn ze weg gegaan. Onderweg zijn ze aangevallen met zwaarden, is de vriend van eiser vermoord en is eiser voor dood achtergelaten. Eiser is in het ziekenhuis behandeld en vervolgens op aanraden van zijn vader en diens vrienden gevlucht.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
2. Problemen met de [partij 1] vanwege de video-opname.
5. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond verklaard. De staatssecretaris acht beide elementen ongeloofwaardig. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser hem heeft misleid over zijn nationaliteit en identiteit. Daarnaast is wat eiser naar voren heeft gebracht over de problemen met de [partij 1] ongeloofwaardig, omdat het relaas van eiser oppervlakkig, vaag, inconsequent, wisselend en tegenstrijdig is. Ook heeft eiser verzuimd om documenten ter onderbouwing van zijn asielrelaas te overleggen.

Beroepsgronden

6. In de gronden van het beroep keert eiser zich tegen drie aspecten van het bestreden besluit. Volgens eiser heeft de staatssecretaris ten onrechte geen beëdigde tolk gebruikt in het (summiere) aanvullend gehoor, heeft de staatssecretaris ten onrechte geen gevolgen verbonden aan het feit dat de door eiser overgelegde documenten echt zijn bevonden en vindt de staatssecretaris het relaas ten onrechte ongeloofwaardig.
Bespreking van de beroepsgronden
Ten aanzien van de tolk
7. Eiser voert aan dat sprake is van een summier aanvullend gehoor op 10 augustus 2023 met een tolk die eiser onvoldoende begreep. De staatssecretaris heeft bewust gebruik gemaakt van een tolk die de taal van eiser, een mix van Urdu en Hindi, niet machtig was. De staatssecretaris heeft daardoor bewust het risico genomen dat de Hindi woorden die eiser gebruikt niet helemaal goed worden vertaald. Het is dan niet redelijk dat de staatssecretaris, wanneer er sprake is van een kleine miscommunicatie die wordt uitgelegd in de zienswijze, deze uitleg niet volgt. Dit is in strijd met het arrest Torubarov van 19 juli 2019.3
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eiser de tolk Urdu in het aanvullend gehoor niet goed heeft verstaan dan wel begrepen en/of andersom. Eiser heeft bij zowel het aanmeldgehoor, het veilig land gehoor als het aanvullend gehoor aangegeven dat hij de tolk Urdu goed kon verstaan en heeft begrepen. Tijdens het gehoor veilig land van herkomst is besproken dat eiser een mix van Urdu en Hindi spreekt. Eiser geeft in het gehoor zelf aan dat hij geen verschil ziet. Verder is besproken dat de tolk het geen probleem vindt en is afgesproken dat eiser en de tolk de vrijheid hebben om samen wat langer stil te staan, mocht het lastig zijn.4 Aan het einde van het gehoor veilig land van herkomst geeft eiser
3 Hof van Justitie van de Europese Unie, C‑556/17, ECLI:EU:C:2019:626.
desgevraagd aan dat de tolk heel duidelijk was en de uitleg perfect.4 Aan het eind van aanvullend gehoor van 10 augustus 2023 geeft eiser ook aan dat hij de tolk goed heeft begrepen. Dat hierbij, zoals de gemachtigde van eiser op de zitting nog heeft gesteld, mogelijk sprake is van invulling door de tolk zelf, is op geen enkele wijze onderbouwd. Dat gewerkt zou zijn met (een) niet beëdigde tolk(en), zoals eiser nog heeft gesteld, omdat niet duidelijk is of de tolken ook voor Hindi beëdigd zijn, volgt de rechtbank ook niet. Eiser heeft ook niet onderbouwd waarom het aanvullend gehoor summier zou zijn. Eiser is in het aanvullend gehoor uitgebreid bevraagd en naar het oordeel van de rechtbank is daarmee ook voldoende gevolg gegeven aan de eerdere uitspraak van deze rechtbank van 9 februari 2023 op dit punt. Van strijd met het arrest Torubarov is geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Onderzoek naar de ID-documenten
9. Eiser voert – kort gezegd – aan dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de eerdere uitspraak van deze rechtbank in zijn zaak. De staatssecretaris gebruikt dezelfde argumenten als in de eerdere procedure om de door eiser gestelde identiteit en nationaliteit ongeloofwaardig te achten en geeft daarmee geen gevolg aan die uitspraak. Dit is in strijd met het Torubarov arrest, waaruit volgt dat een nieuwe beslissing op de asielaanvraag in overeenstemming moet zijn met de uitspraak waarbij de eerdere beslissing is vernietigd.
10. De rechtbank overweegt als volgt. In de uitspraak van deze rechtbank van 9 februari 2023, rechtsoverweging 8, heeft de rechtbank als volgt geoordeeld:

De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris op grond van de samenwerkingsplicht de door eiser overgelegde documenten had moeten onderzoeken. Eiser heeft meerdere originele documenten overgelegd die betrekking hebben op de door hem gestelde identiteit en die onderzocht kunnen worden op authenticiteit. (…)Als de identiteitsdocumenten net als de paspoorten authentiek blijken te zijn, dan zaait dat ten minste twijfel over of eiser wel de identiteit heeft die in de paspoorten zijn genoemd. De staatssecretaris zal dan moeten motiveren waarom zij uitgaat van de juistheid van de identiteit op het paspoort in plaats van de andere documenten. De motivering die de staatssecretaris hiervoor nu heeft gegeven, vindt de rechtbank onvoldoende.
11. Uit deze overweging volgt dat de staatssecretaris de opdracht heeft gekregen om onderzoek te doen naar de identiteitsdocumenten die eiser heeft overgelegd. Dit onderzoek heeft de staatssecretaris op 13 januari 2023 laten verrichten door Bureau Documenten. De Indiase identiteitskaart, de Indiase identiteitskaarten van de ouders van eiser, de geboorteakte van eiser, de geboorteakte van zijn broer en de door eiser overgelegde affidavit zijn door Bureau Documenten echt bevonden. De staatssecretaris heeft wel tegenstrijdigheden geconstateerd in/tussen de documenten en eiser heeft daarover wisselende verklaringen afgelegd.
11. Op de Indiase identiteitskaart die door eiser is overgelegd staat de geboortedatum van [geboortedatum 2] 1995 genoteerd. Dit is tegenstrijdig met de verklaringen van eiser dat zijn geboortedatum [geboortedatum 1] 1996 is. De geboortedatum op deze identiteitskaart is ook tegenstrijdig met de op de geboorteakte genoteerde geboortedatum van [geboortedatum 1] 1996. Tijdens het aanvullend gehoor is eiser geconfronteerd met deze tegenstrijdigheid, waarbij eiser verklaart
4 Gehoor veilig land van herkomst, p. 13.
dat het in India gebruikelijk is dat er fouten met de spelling van de naam en data worden gemaakt. Eiser stelt later dat de notering van de maand en de dag op de identiteitskaart zijn omgedraaid. Hiermee heeft eiser nog niet inzichtelijk gemaakt waarom het geboortejaar ook afwijkt. Op de affidavit wordt een andere geboortedatum genoemd, [geboortedatum 3] 1996. Eiser verklaart dat dit zijn echte geboortedatum is terwijl hij ook heeft verklaard dat [geboortedatum 1] zijn geboortedatum is. Ook verklaart eiser dat op zijn geboorteakte zijn echte geboortedatum staat.5 Verder is niet in te zien hoe het mogelijk is dat de geboortedatum van de Indiase identiteitskaart afwijkt van zijn geboorteakte, omdat eiser heeft aangegeven dat hij zijn geboorteakte mee moest nemen naar de aanvraag van de identiteitskaart en de geboorteakte als brondocument leidend is geweest bij de aanvraag van zijn identiteitskaart. Verder heeft eiser wisselend verklaard over de verkrijgen van het Indiase paspoort. Zo heeft eiser verklaard dat hij het paspoort tegen betaling heeft verkregen op het paspoortenkantoor6 en later heeft hij verklaard dat zijn reisagent het paspoort voor hem heeft geregeld.7
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit gelet hierop niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser niet kan worden gevolgd in zijn gestelde identiteit en nationaliteit, en zijn besluit op dit punt voldoende gemotiveerd. De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat een geboorteakte in zijn algemeenheid niet geldt als identificerend document en betekenis mogen toekennen aan het feit dat op geen van de overgelegde documenten een nationaliteit staat vermeld. Gelet op de onderlinge verschillen tussen de documenten en eisers wisselende verklaringen daarover mocht de staatssecretaris uitgaan van de personalia zoals in de door Bureau Documenten echt bevonden Indiase paspoorten, te weten [eiser] , geboren op [geboortedatum 2] 1987 en van Indiase nationaliteit. De staatssecretaris heeft daarvoor ook kunnen verwijzen naar de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) op dit punt.8
13. Voor zover eiser aanvoert dat de staatssecretaris deze argumenten niet mocht gebruiken omdat de staatssecretaris deze in de eerdere (beroeps)procedure ook had aangevoerd en geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank, slaagt dit betoog niet. De staatssecretaris gebruikt deze argumenten nu ten aanzien van andere aspecten dan in de eerdere procedure en de rechtbank heeft de staatssecretaris niet verboden deze argumenten opnieuw aan te voeren. De rechtbank heeft in de voorgaande procedure een motiveringsgebrek geconstateerd en de staatssecretaris de opdracht gegeven om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris nader, en naar het oordeel van de rechtbank nu voldoende, gemotiveerd waarom hij de door eiser gestelde identiteit niet geloofwaardig acht. Van een schending van het arrest Torubarov, in die zin dat de nieuwe beslissing op de asielaanvraag in overeenstemming moet zijn met de uitspraak waarbij de eerdere beslissing is vernietigd, is daarom geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.

Asielrelaas

5 Aanvullend gehoor, p. 5.
6 Aanmeldgehoor, p. 3.
7 Gehoor veilig land van herkomst, p. 4 en Aanvullend gehoor, p. 4.
8 Uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BJ2170), 25 maart 2010
(ECLI:NL:RVS:2010:BL9904), 18 januari 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BQ0795), 28 augustus 2014
15. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte zijn asielrelaas ongeloofwaardig heeft bevonden. Eiser voert – kort gezegd – aan dat zijn verklaringen niet summier, tegenstrijdig of inconsequent zijn. Eiser gaat daarbij met name in op een aantal onderdelen van het relaas van eiser die volgens de staatssecretaris de conclusie rechtvaardigen dat het relaas ongeloofwaardig is. De rechtbank bespreekt dit hieronder.
Summier verklaren over werkzaamheden [vriend]
16. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser oppervlakkige en summiere verklaringen heeft afgelegd over de werkzaamheden van zijn vriend [vriend] en dat uit die verklaringen niet kan worden opgemaakt dat zij gedetailleerde gesprekken hadden over het werk van [vriend] voor de [partij 2] -partij. Dit terwijl eiser heeft verklaard dat zij elkaar al van jonge leeftijd kennen en alles met elkaar deelden.9 Het standpunt van eiser dat niet voldoende is doorgevraagd, volgt de rechtbank niet. Uit de gehoren blijkt dat eiser uitgebreid is bevraagd over de werkzaamheden van [vriend] .

Inconsequente verklaringen

16.1.
De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank ook niet ten onrechte overwogen dat eiser inconsequent heeft verklaard over de positie van [vriend] binnen de [partij 2] -partij. In het veilig land gehoor heeft eiser over [vriend] verklaard: “
Hij was een belangrijke figuur bij de partij. Hij organiseerde bijeenkomsten. Hij werd overal heen gestuurd om te zorgen dat het met de organisatie goed zat. Hij behoorde heel dichtbij bij [A] .
Was uw vriend een invloedrijk figuur binnen de [partij 2] ? Ja, dat klopt.” 10
Anderzijds heeft eiser tijdens het aanvullend gehoor verklaard:

Wat voor werk deed hij precies bij de [partij 2] partij?
Hij werkte met de leider ( [A] ) van de partij. Hij is ook MP (member of parlement) van Hyderabad. [vriend] werkte voor hem en organiseerde dingen voor hem.
En wat voor dingen organiseerde [vriend] dan bijvoorbeeld?
Als er een partij vergadering was organiseerde hij die. En hij organiseerde ook protesten. En hij ging dan ook mee.
Welke positie had [vriend] binnen de [partij 2] partij? Geen bepaalde positie. Hij was medewerker.
De verklaring van eiser op de zitting, namelijk dat zijn vriend als relatie van een invloedrijk persoon invloed had maar zelf geen invloedrijke positie had, maakt het voorgaande niet anders en is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te oordelen dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser niet inconsistent heeft mogen achten.
Omtrent het telefoongesprek
16.2.
Omtrent de inhoud van het telefoongesprek tussen de partijleiders heeft de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt mogen stellen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe [vriend] op de hoogte is geraakt van de gedetailleerde inhoud van dit gesprek. Eiser heeft dit in zijn beroepsgronden ook niet verduidelijkt.
Ten aanzien van de aanval en bij bewustzijn in het ziekenhuis
9 Aanvullend gehoor, p. 7.
10 Aanvullend gehoor, p. 8.
16.3.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser omtrent de aanval op hem en het bij bewustzijn komen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. Ten aanzien van de aanval heeft eiser verklaard dat hij helemaal niets meer weet vanaf het moment dat de aanvallers begonnen met slaan11, maar ook dat het zwaard is getrokken nadat hij bewusteloos is geslagen.12 De staatssecretaris heeft de niet-onderbouwde stelling van eiser dat is verzonnen dat hij dit heeft verklaard niet hoeven volgen. Ten aanzien van het bij bewustzijn komen heeft eiser eerst verklaard dat hij wakker werd toen hij met zijn vader onderweg was naar het guesthouse en dat hij zich niets meer kon herinneren van het ziekenhuis.13 Later heeft eiser verklaard dat hij in het ziekenhuis weer bij bewustzijn is gekomen.14 De uitleg van eiser dat hij nog in het ziekenhuis was toen hij “onderweg” was naar het guesthouse, heeft hij niet onderbouwd en is ook verder niet aannemelijk en wordt daarom door de rechtbank ook niet gevolgd.
Over de [partij 1] -vlag
16.4.
De rechtbank overweegt verder dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het opmerkelijk is dat eiser niet heeft verklaard dat het symbool van de partij, een lotus, op de vlag stond. De tegenwerping van eiser dat hem niet is gevraagd om de officiële [partij 1] -vlag te omschrijven maar de vlag op de auto, slaagt niet. Eiser heeft namelijk zelf verklaard dat de vlag van de [partij 1] -partij op de auto stond.15 Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen.
Overlijden niet in het nieuws
16.5.
Over het punt dat het overlijden van de vriend niet op het nieuws was heeft de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt mogen stellen dat het opmerkelijk is dat dit niet in het nieuws bekend is geworden. De staatssecretaris wijst op berichtgeving over een ander incident dat in verband wordt gebracht met de [partij 2] -partij. De stelling van eiser dat dit zou komen door de gestelde samenzwering, is niet (met stukken) onderbouwd. Daar komt bij dat verweerder aan eiser heeft mogen tegenwerpen dat eiser het overlijden van zijn vriend niet aannemelijk heeft gemaakt.
Staan op de lijst
16.6.
Ten aanzien van het staan op een lijst van mensen die vermoord mogen worden, heeft eiser in zijn beroepsgronden enkel verwezen naar zijn zienswijze. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende toegelicht dat niet aannemelijk is dat eiser op een dergelijke lijst staat.
Moment van vertrek
16.7.
Over het moment van vertrek heeft de staatssecretaris verwezen naar rechtsoverweging 14 van de eerdere uitspraak van deze rechtbank van 9 februari 2023, waaruit blijkt dat de rechtbank de staatssecretaris volgt dat deze tegenstrijdige verklaring relevant is voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielverhaal van eiser. Eiser heeft dit niet gemotiveerd betwist maar voert enkel aan dat dit op zichzelf geen reden
11 Aanvullend gehoor, p. 14.
12 Aanvullend gehoor, p. 14.
13 Gehoor veilig land van herkomst, p. 7.
14 Aanvullend gehoor, p. 15.
15 Aanvullend gehoor, p. 15.
is om het relaas ongeloofwaardig te achten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris dit terecht aan eiser tegengeworpen.
Geen document van het ziekenhuis
16.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris het verder niet ten onrechte ongerijmd gevonden dat eiser geen documenten van het ziekenhuis heeft overgelegd. Eiser heeft verklaard dat vrienden van zijn vader artsen zijn en het kennelijk eenvoudig was geweest om een verklaring te laten opstellen.16 Dat de staatssecretaris dit niet aan eiser zou kunnen tegenwerpen, volgt de rechtbank niet. De beroepsgronden slagen niet.
Conclusie
17. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en het asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
16 Gehoor veilig land van herkomst, p 10.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.