Overwegingen
1. Eiser komt uit India. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in India problemen heeft gehad vanwege een video-opname die zijn vriend heeft gemaakt van een geheime deal tussen de twee partijleiders van de [A] en [B] . Eiser en zijn vriend zijn samen naar een televisiestation gegaan omdat ze de video wilden laten tonen. Omdat ze hier lang moesten wachten zijn ze weg gegaan. Onderweg zijn ze aangevallen met zwaarden, is de vriend van eiser vermoord en is eiser voor dood achtergelaten. Eiser is in het ziekenhuis behandeld en vervolgens op aanraden van zijn vader en diens vrienden gevlucht.
2. Over de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser heeft verweerder in het besluit aangegeven dat hij uitgaat van de identiteit die eiser bij zijn asielaanvraag heeft opgegeven en die staat op de echt bevonden paspoorten die hij bij zijn aanvraag heeft overgelegd. Dit is
[eiser] , met een Indiase nationaliteit. Volgens verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij eigenlijk [alias eiser] heet. Eiser heeft over deze identiteit een aantal identiteitsdocumenten overgelegd, maar verweerder ziet geen aanleiding deze te onderzoeken. Er staat namelijk geen nationaliteit op deze stukken, op een van de stukken staat een andere geboortedatum dan op de rest en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij gedwongen was de andere overgelegde paspoorten op een illegale wijze te verkrijgen.
3. Het element betreffende de problemen met politieke partij [A] vanwege een video- opname heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser zijn problemen niet met documenten heeft onderbouwd, zoals documenten over zijn behandeling in het ziekenhuis of over de dood van zijn vriend. De foto’s van zijn litteken zijn onvoldoende, omdat hieruit niet blijkt wat de oorzaak en aanleiding voor het litteken zijn geweest. Daarnaast heeft eiser tegenstrijdig verklaard over het moment dat hij uit zijn woonplaats is vertrokken na de aanval. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn leven in gevaar is omdat hij wordt gezocht. Hij heeft enkel van horen zeggen vernomen dat hij gezocht wordt en dat hij op de lijst staat van mensen die vermoord mogen worden. Die mensen lijken het te baseren op aannames en vermoedens. Tot slot vindt verweerder niet aannemelijk dat de vriend van eiser hem om advies zou vragen. Omdat de vriend een belangrijk persoon was bij politieke partij [B] , zou het meer voor de hand liggen als hij binnen zijn eigen partij om advies zou vragen.
4. Volgens verweerder kan India worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Voor een aantal groepen bestaat hier een uitzondering op, maar eiser behoort niet tot deze groepen. Eiser heeft wel gesteld dat hij moslim is, maar vanwege de ongeloofwaardigheid van zijn asielrelaas kan geen sprake zijn van geringe indicaties dat zijn vertrek is ingegeven door problemen vanwege zijn geloof. Hierdoor heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat India ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Omdat eiser uit een veilig land van herkomst afkomstig is, wordt de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
5. Niet langer ter discussie staat dat India voor eiser niet als veilig land van herkomst geldt. Eiser is namelijk moslim, en uit het beleid van verweerder volgt dat India voor moslims geen veilig land van herkomst is. Verweerder heeft dit op zitting erkend. De aanvraag is daarom ten onrechte afgewezen als kennelijk gegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b van de Vreemdelingenwet. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder heeft verzocht de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. De rechtbank zal dat niet doen, gelet op de andere beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd. Zij zal dat hieronder uitleggen.
Identiteit, nationaliteit en herkomst
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van [eiser] als zijn identiteit. Omdat eiser uit India is gevlucht, heeft hij met een vals paspoort gereisd. Eiser heeft verschillende documenten overgelegd om aan te tonen dat hij [alias eiser] heet, namelijk een identiteitsdocument, geboorteakte, documenten van familieleden en een notariële akte. Door deze niet te onderzoeken heeft verweerder niet voldaan aan zijn samenwerkingsplicht. Dat de paspoorten van de andere identiteit die eiser heeft overgelegd authentiek zijn bevonden, hoeft niet doorslaggevend te zijn. Dat betekent namelijk niet dat de documenten ook bevoegd zijn afgegeven of dat de inhoud klopt. Als de authenticiteit van de documenten
van eiser wordt vastgesteld, dan zou dat de stelling van eiser onderbouwen dat het andere paspoort niet bevoegd is afgegeven en/of dat van de inhoud daarvan niet kan worden uitgegaan. Dit raakt ook de geloofwaardigheid van zijn verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en vlucht.
7. Uit de Definitierichtlijn1 volgt dat de lidstaat tot taak heeft om de relevante elementen in samenwerking met de aanvrager te beoordelen. Deze samenwerkingsplicht houdt in dat indien de door de verzoeker om internationale bescherming aangevoerde elementen om welke reden dan ook niet volledig, actueel of relevant zijn, de betrokken lidstaat in deze fase van de procedure actief met de verzoeker moet samenwerken om alle elementen te verzamelen die het verzoek kunnen staven.2
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van de samenwerkingsplicht de door eiser overgelegde documenten had moeten onderzoeken. Eiser heeft meerdere originele documenten overgelegd die betrekking hebben op de door hem gestelde identiteit en die onderzocht kunnen worden op authenticiteit. Verweerder stelt dat het geen toegevoegde waarde heeft deze te onderzoeken, omdat hiermee nog niet kan worden vastgesteld of de in deze documenten neergelegde identiteit ook daadwerkelijk de identiteit van eiser is. Daarom kan hiermee ook niet aannemelijk worden gemaakt dat eiser niet de identiteit heeft die uit de overgelegde paspoorten blijkt, aldus verweerder. Dit volgt rechtbank niet. Als de identiteitsdocumenten net als de paspoorten authentiek blijken te zijn, dan zaait dat ten minste twijfel over of eiser wel de identiteit heeft die in de paspoorten zijn genoemd. Verweerder zal dan moeten motiveren waarom zij uitgaat van de juistheid van de identiteit op het paspoort in plaats van de andere documenten. De motivering die verweerder hiervoor nu heeft gegeven, vindt de rechtbank onvoldoende. Hierbij is van belang dat eiser meteen aan het begin van zijn aanmeldgehoor al heeft verklaard dat hij [alias eiser] is, en niet [eiser] zoals op de eerder door hem overgelegde paspoorten staat. Ook heeft hij in dit gehoor verklaard dat hij documenten met betrekking tot zijn echte identiteit door zijn ouders op heeft laten sturen en kan overleggen. Daarnaast heeft eiser in beide gehoren verklaard waarom hij met een vals paspoort heeft gereisd, namelijk omdat hij vanwege het ontbreken van een nationaliteit op zijn eigen identiteit geen paspoort kon aanvragen. Ook heeft hij uitgelegd hoe hij de paspoorten heeft verkregen. Verweerder heeft onvoldoende uitgelegd waarom deze verklaringen onaannemelijk zouden zijn. Ook heeft eiser verklaard waarom er geen nationaliteit op de documenten staat. Namelijk omdat hij vanwege de Afghaanse nationaliteit van zijn ouders geen nationaliteit heeft. Verder heeft eiser er in de correcties en aanvullingen van het aanvullend gehoor op gewezen dat de geboortedatum op zijn ID-kaart een fout is geweest en in de zienswijze onderbouwd dat deze fout wel vaker wordt gemaakt in India. Deze verklaring is niet bij voorbaat niet plausibel of ongeloofwaardig. Verweerder is in het besluit ten onrechte niet op deze verklaringen ingegaan, maar heeft deze punten wel tegengeworpen. Het proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee waarin wordt gesteld dat eiser dezelfde persoon is als degene wiens paspoorten hij heeft overgelegd, is ook onvoldoende om aan te nemen dat hij ook de identiteit heeft die in het paspoort staan. Niet duidelijk is op basis van welke factoren zij tot deze conclusie zijn gekomen en of zij wel over de deskundigheid beschikken om deze conclusie te kunnen
1. Artikel 4, vierde lid, van de Richtlijn 2011/95/EG van het Europees parlement en de Raad van 13 december 2011.
2 Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 november 2012, C-277/11, M.M. tegen Ierland
(ECLI:EU:C:2012:744) en Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) 15 oktober 2014 (ECLI:NL:RVS:3833).
trekken. Omdat eiser stelt niet de persoon te zijn op de foto van het oudste paspoort zou hier ook nog onderzoek naar gedaan kunnen worden.
9. Dat eiser onvoldoende belang heeft bij het correct vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit omdat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is geacht zoals verweerder ter zitting naar voren heeft gebracht, volgt de rechtbank ook niet. De identiteit en nationaliteit van een vreemdeling worden als een apart element getoetst in de asielprocedure en deze moeten daarom juist worden vastgesteld. Verder kan dit ook van belang zijn bij het terugkeerbesluit dat ook aan eiser is opgelegd. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is, zoals de rechtbank hieronder zal uitleggen. Eiser heeft dus wel belang bij het juist vaststellen van zijn identiteit, en verweerder zal de identiteitsdocumenten moeten onderzoeken. De beroepsgrond slaagt.
De problemen met politieke partij [A] in verband met een video-opname
10. Eiser betoogt dat verweerder de problemen die hij heeft gehad vanwege de video- opname ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de foto’s van eiser waarop zijn litteken te zien is, onvoldoende zijn om zijn relaas te onderbouwen. Ook ziet eiser niet in waarom van hem verwacht kan worden dat hij een overlijdensakte van zijn vriend overlegt. Verder voert eiser aan dat het voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas niet relevant is dat hij
tegenstrijdig over zijn vertrek zou hebben verklaard. Eiser vindt ook niet dat zijn vrees voor vervolging enkel voortkomt uit speculaties en aannames. Het komt immers voort uit het geweld dat hij heeft meegemaakt. Over dit onderdeel van het relaas heeft verweerder niks tegengeworpen. Tot slot betoogt eiser dat het juist logisch is dat zijn vriend hem om raad heeft gevraagd in plaats iemand van zijn eigen partij. Omdat de leider van die partij corrupt bleek, wist hij namelijk niet wie hij binnen de partij kon vertrouwen.
11. De rechtbank overweegt dat verweerder ten aanzien van de verklaring van eiser dat hij nadat hij met zijn vriend een video had afgegeven bij een televisiestation is aangevallen door aanhangers van de politieke partij [A] geen punten heeft aangedragen op basis waarvan deze verklaring ongeloofwaardig is. Ten aanzien van de vlucht door eiser en de vrees die hij nu voor vervolging heeft, heeft verweerder wel de tegenstrijdigheid in de datum van vertrek mogen tegenwerpen, maar die is met de huidige motivering onvoldoende om het gehele relaas ongeloofwaardig te achten. Verweerder heeft het besluit dan ook onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
12. Over de aanval door aanhangers van de politieke partij [A] heeft verweerder alleen tegengeworpen dat het niet aannemelijk is dat de vriend van eiser, die als belangrijk persoon bij de [B] partij dichtbij een partijleider stond, zulke politiek gevoelige informatie met eiser zou delen en hem om advies zou vragen en niet iemand binnen de partij. Eiser heeft uitgelegd dat gebleken was dat de leider van zijn partij corrupt was en dat zijn vriend daarom de video met iemand buiten de partij heeft besproken. Verweerder is niet gemotiveerd ingegaan op deze uitleg van eiser en waarom dit geen logische keuze is. De motivering van verweerder is op dit punt onvoldoende draagkrachtig.
13. Verder heeft verweerder tegengeworpen dat eiser het asielrelaas nauwelijks met stukken heeft onderbouwd, zoals met ziekenhuisstukken of een overlijdensakte van de vriend. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen. Eiser heeft zijn verklaringen wel
onderbouwd, namelijk met foto’s van zijn litteken die hij stelt aan het geweld te hebben overgehouden. Het bestaan van het litteken - ook qua grootte - ondersteunt het verhaal van de aanval met het zwaard, ook al kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat het litteken het gevolg is van het incident met het zwaard. De rechtbank vindt ook niet dat eiser kan worden tegengeworpen dat hij geen overlijdensakte van zijn vriend heeft overgelegd, aangezien niet aannemelijk is dat eiser aan zo’n document kan komen. Het enkele feit dat eiser geen documenten van het ziekenhuis heeft overgelegd, is in het licht van het vorenstaande onvoldoende om de asielrelaas ongeloofwaardig te achten. Verweerder heeft op zitting ook aangegeven dat het gebrek aan onderbouwing (in de vorm van het ontbreken van ziekenhuisverklaring) op zichzelf niet maakt dat het relaas ongeloofwaardig is. De nadruk ligt namelijk op de vraag of de verklaringen van eiser aannemelijk zijn.
14. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de vrees van eiser voor de autoriteiten niet alleen gebaseerd is op verhalen van horen zeggen en speculaties. De vrees is immers ook gebaseerd op de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden nadat hij het televisiestation heeft verlaten. Verweerder heeft deze gebeurtenissen niet geloofwaardig bevonden, maar de rechtbank acht de motivering die daaraan ten grondslag ligt onvoldoende draagkrachtig. Het klopt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het moment van vertrek. De rechtbank volgt verweerder dat deze tegenstrijdige verklaring relevant is voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielverhaal van eiser. Verweerder zal zo nodig nog wel moeten motiveren waarom deze verklaring op zichzelf voldoende is om het gehele relaas ongeloofwaardig te achten.
15. De aanvraag is ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft India ten onrechte als veilig land voor eiser aangemerkt. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geen onderzoek naar de door eiser overgelegde identiteitsdocumenten verricht. Ook heeft verweerder onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd waarom het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat er nog onderzoek naar de documenten dient plaats te vinden. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken. Dit is een langere termijn dan normaal wordt gegeven, omdat verweerder nog onderzoek naar documenten moet verrichten hetgeen enige tijd in beslag kan nemen.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).