ECLI:NL:RBDHA:2024:7612

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
NL24.4884
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van minderjarige eiser en de verantwoordelijkheid van Duitsland onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een minderjarige met Syrische nationaliteit, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling genomen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, aangezien de eiser eerder in Duitsland een verzoek om internationale bescherming had ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek aangehouden in afwachting van de vertaling van documenten die door de eiser waren overgelegd.

De eiser betwistte de beslissing van de staatssecretaris en voerde aan dat hij ten onrechte als meerderjarig werd beschouwd. Hij stelde dat zijn geboortedatum 1 maart 2006 is en dat hij dus minderjarig is. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de registratie van de geboortedatum in Duitsland meer gewicht moest krijgen dan de verklaringen van de eiser in Nederland. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de Duitse autoriteiten de geboortedatum zorgvuldig hadden geregistreerd en dat de eiser mogelijk een andere geboortedatum had dan in Duitsland was genoteerd.

De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht en vernietigde het besluit van de staatssecretaris. De rechtbank droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser, die op € 1.750,- werden vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheidseisen die gelden bij de beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waarin minderjarigheid in het geding is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4884

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2024 op zitting behandeld. Verschenen zijn de gemachtigden van eiser, respectievelijk verweerder.
Ter zitting is het onderzoek niet gesloten. De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van de vertaling van het individueel uittreksel van eiser en het onderzoek van Bureau Documenten van verweerder naar dat document. Op 14 maart 2024 is het rapport van Bureau Documenten aan het digitale dossier toegevoegd en op 10 april 2024 de vertaling van het individueel uittreksel.
Nadat geen van beide partijen, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft aangegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek op 1 mei 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben. Verweerder gaat uit van de geboortedatum [geboortedatum]. Eiser heeft op 7 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Duitsland verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser op 27 augustus 2023 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft daarom op 4 december 2023 een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. [2] Op 6 december 2023 hebben de autoriteiten van Duitsland dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser voert aan dat verweerder hem ten onrechte wil overdragen aan Duitsland. Hij heeft namelijk voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn geboortedatum 1 maart 2006 is
en dat hij dus minderjarig is. Dit volgt namelijk uit zijn originele geboorteverklaring, het gezinsuittreksel en het individueel uittreksel. Eiser beroept zich op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 26 januari 2022. [3] Verweerder mag volgens deze uitspraak niet zonder meer afgaan op de Eurodac-registratie van eiser in Duitsland. Deze registratie is immers niet gebaseerd op documenten, terwijl eiser in Nederland inmiddels wel documenten heeft overgelegd. Het bestreden besluit is onvoldoende zorgvuldig en gemotiveerd tot stand gekomen en verweerder heeft ten onrechte zijn beroep op artikel 8, vierde lid, van de Dublinverordening verworpen.
4. Verweerder heeft zich ter zitting op het aanvullende standpunt gesteld dat het individueel uittreksel zoals door eiser is overgelegd niet als identificerend document wordt aangemerkt. Het is namelijk geen document dat in het maatschappelijk verkeer in Syrië en voor de buitenlandse autoriteiten wordt gebruikt om de identiteit aan te tonen. Uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Syrië van 2022 volgt dat dergelijke documenten vaak frauduleus worden verkregen. Verweerder wijst verder op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 11 december 2023 en van zittingsplaats Den Haag van 21 juli 2023. [4] Ook uit openbare informatie van het UNHCR
Booklet on Civil Documentation and Registration in the Syrian Arab Republic [5] volgt dat een dergelijk uittreksel doorgaans is bedoeld als tijdelijke vervanging van een officieel document omdat deze is verloren of beschadigd is geraakt. Volgens verweerder is verder van belang dat eiser het uittreksel niet in persoon heeft aangevraagd en de pasfoto op het document is geniet. Dit doet afbreuk aan de bewijswaarde van het document.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Vaststaat dat er twee schouwen van eiser hebben plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal van verhoor van 7 oktober 2023 volgt dat de verbalisanten van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) hebben geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is. Uit het rapport van het aanmeldgehoor AMV van 10 oktober 2023 blijkt daarentegen dat door de gehoormedewerker is geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is.
6. Verweerder heeft vervolgens naar aanleiding van deze afwijkende schouwen nader onderzoek gedaan op grond van artikel 34 van de Dublinverordening door bij Duitsland te informeren naar de geregistreerde persoonsgegevens, hoe deze gegevens zijn onderbouwd, of eiser documenten heeft overgelegd in Duitsland, of er een leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden, of er familie aanwezig is in Duitsland, wat de uitkomst van de asielaanvraag was, en of er een verblijfsvergunning is verleend.
7. Duitsland heeft daarop gereageerd dat eiser daar staat geregistreerd onder de naam Zeyd Isa, geboren op 1 januari 2005 en dat hij de Syrische nationaliteit heeft. Verder melden zij dat eiser op 28 augustus 2023 asiel heeft aangevraagd, maar dat er geen asielprocedure heeft plaatsgevonden. Ook hebben de Duitse autoriteiten toegelicht dat hij geen documenten heeft overgelegd, er geen leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden, en ze geen informatie hebben over zijn familie die verblijft op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie.
8. Verweerder mag er in beginsel op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat de Duitse autoriteiten de door eiser opgegeven geboortedatum zorgvuldig hebben geregistreerd. [6]
9. In dit geval bestaan er echter aanknopingspunten dat de Duitse autoriteiten de geboortedatum van eiser niet zorgvuldig hebben geregistreerd en dat eiser mogelijk een andere geboortedatum heeft dan in Duitsland is opgenomen. Een zorgvuldige registratie houdt in dat de Duitse autoriteiten correct opschrijven wat eiser verklaart en dat zij, zeker als er twijfel bestaat over minderjarigheid, nagaan of wat eiser verklaart juist is. De rechtbank overweegt dat eiser heeft verklaard dat er in Duitsland een verkeerde leeftijd is geregistreerd, en dat hij uitgeput was. Hij heeft bij de medewerkers van de opvang in Duitsland gemeld dat zijn geboortedatum fout was genoteerd, maar zij luisterden niet naar hem. Uit de informatie van de Duitse autoriteiten volgt dat er in Duitsland geen leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden, dat eiser daar geen documenten heeft overgelegd, en dat de door eiser opgegeven personalia niet zijn geverifieerd in bijvoorbeeld een gehoor. Uit het dossier van eiser in Nederland blijkt daarentegen dat er twijfel bestaat over eisers leeftijd.
10. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom aan de registratie in Duitsland meer bewijskracht toekomt dan aan wat eiser in Nederland heeft verklaard. Uit de schouw in Nederland is immers naar voren gekomen dat er twijfel bestaat over eisers leeftijd en dat er meer onderzoek nodig was, maar bij navraag in Duitsland is gebleken dat er daar geen verder onderzoek naar de geboortedatum heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft onvoldoende toegelicht waarom deze navraag desondanks voldoende was om de twijfel weg te nemen die bij de schouw van eiser is gerezen. Daar tegenover staat dat eiser met de door hem overgelegde documenten drie indicaties heeft ingebracht dat hij minderjarig is.
11. De door eiser overgelegde geboorteverklaring en gezinsuittreksel zijn weliswaar geen identificerende documenten als bedoeld in paragraaf C1/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000, maar deze documenten vormen wel een begin van bewijs. Het individueel uittreksel bevat echter conform de vereisten uit deze paragraaf wel de naam, geboortedatum en pasfoto van eiser. Ook hebben de autoriteiten een stempel op het document geplaatst, deels over de pasfoto. Daarnaast is van belang dat het een officieel identiteitsdocument betreft dat in het maatschappelijk verkeer en in de contacten met (buitenlandse) autoriteiten wordt gebruikt om de identiteit van een persoon aan te tonen. Uit het bericht van het UNHCR volgt dat het individueel uittreksel wordt gebruikt als tijdelijke vervanging van een verloren of beschadigd geraakt identiteitsdocument. Daarnaast blijkt uit de vertaling van de geboorteverklaring en het gezinsuittreksel dat deze expliciet bestemd zijn voor gebruik in het buitenland. Verweerder heeft deze indicaties onvoldoende betrokken in de beoordeling van de documenten. Anders dan verweerder vindt de rechtbank geen steun in het algemeen ambtsbericht over Syrië van 2022 voor het standpunt van verweerder dat een individueel uittreksel zoals overgelegd door eiser een document is dat vaak frauduleus wordt verkregen. In het geval van eiser zijn daar ook geen aanknopingspunten voor. Verweerder had gelet op deze bevindingen niet alleen moeten beoordelen of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de in Duitsland geregistreerde geboortedatum onjuist is, ook had verweerder de (inhoud van de) drie ingebrachte documenten moeten afzetten tegen de bewijskracht van de in Duitsland geregistreerde geboortedatum. Verweerder heeft in dit geval die registratie niet zonder meer mogen overnemen. Het bestreden besluit is aldus onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
12. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Awb. [7] De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
13. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 9 februari 2024;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
5.https://data.unhcr.org/en/documents/details/69169.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling 26 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2659.
7.Algemene wet bestuursrecht.