ECLI:NL:RBDHA:2024:739

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
NL23.33613
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en betwisting geboortedatum van eiser met betrekking tot motiveringsgebrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.S. Yap, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. E. Sweerts, waarin aan hem een asielvergunning is verleend, maar waarin ook een geboortedatum is vastgesteld die eiser betwist. Eiser stelt dat hij minderjarig is en dat zijn geboortedatum niet correct is vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er procesbelang is bij de beoordeling van de geboortedatum, omdat deze van invloed kan zijn op de status van de asielvergunning en eventuele nareis van familieleden.

Tijdens de zitting op 11 januari 2024 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de door hem opgegeven geboortedatum niet wordt gevolgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een motiveringsgebrek is in het bestreden besluit, omdat de staatssecretaris niet heeft onderbouwd waarom de geboortedatum die in Italië is geregistreerd, gevolgd wordt. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij de staatssecretaris is opgedragen een nieuw besluit te nemen dat rekening houdt met de motivering van deze uitspraak. Eiser heeft recht op een proceskostenvergoeding van €1750.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kan laten, omdat het motiveringsgebrek niet is hersteld. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten die de identiteit en leeftijd van asielzoekers betreffen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL23.33613
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser, V-nummer: [nummer],

(gemachtigde: mr. M.S. Yap), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Inleiding

1. Bij besluit van 27 september 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiser een asielvergunning verleend.
2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, omdat hij het niet eens is met de daarin genoemde geboortedatum.
3. De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
4. Eiser heeft bij aankomst in Nederland gesteld dat hij minderjarig is en dat hij is geboren op [geboortedatum]. Hij heeft geen identiteitsdocumenten overgelegd. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (hierna: AVIM) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) hebben allebei afzonderlijk een leeftijdsschouw verricht. Zij zijn allebei tot de conclusie gekomen dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. De staatssecretaris heeft vervolgens meer informatie over de gegevens van eiser opgevraagd bij de Italiaanse autoriteiten. Hieruit is gebleken dat eiser in Italië, waar hij eerder heeft verbleven en waar zijn vingerafdrukken zijn afgenomen, bekend staat met de geboortedatum 22 januari 2000. De staatssecretaris is in het bestreden besluit uitgegaan van de in Italië geregistreerde geboortedatum: 22 januari 2000.
Procesbelang
5. De rechtbank beoordeelt eerst of eiser procesbelang heeft bij het door hem ingestelde beroep, omdat zijn asielaanvraag is ingewilligd. Er bestaat procesbelang bij betwisting van persoonsgegevens en daarmee ook bij betwisting van de geboortedatum. Uit een uitspraak van de hoogste bestuursrechter van Nederland1 (hierna: de Afdeling) van 17 september 20032 volgt namelijk dat een betrokken vreemdeling alleen daadwerkelijk over een verblijfsvergunning beschikt, als deze is verleend op basis van de juiste persoonsgegevens. Dit vindt ook steun in de rechtspraak van de Afdeling dat de beoordeling van de redenen voor asielbescherming alleen kan plaatsvinden tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling.3 Daarnaast kan eisers leeftijd van belang zijn bij een eventueel toekomstig verzoek om nareis van familieleden. De conclusie is dan ook dat eiser een procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Het beroep is ontvankelijk. De rechtbank gaat daarom over tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.

Motivering meerderjarigheid

6. Vast staat dat de staatssecretaris in het bestreden besluit niet heeft gemotiveerd waarom hij de door eiser gestelde geboortedatum niet volgt. De staatssecretaris heeft tijdens de mondelinge behandeling van het beroep erkend dat er inderdaad sprake is van een gebrek in de motivering van het bestreden besluit. Het bestreden besluit bevat dan ook een motiveringsgebrek.4 De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond en vernietigt het besteden besluit, voor zover daarin is vastgesteld dat eiser is geboren op 22 januari 2000.
Kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven?5
7. Eiser heeft tijdens de behandeling van het beroep op zitting aangevoerd dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven. Eiser is er namelijk in geslaagd om de door hem gestelde geboortedatum en daarmee zijn minderjarigheid te onderbouwen met zijn verklaringen en door het overleggen van documenten. De overgelegde mobiliteitskaart is in Eritrea een identiteitsdocument en de staatssecretaris heeft niets over de waarde van deze kaart gezegd in zijn besluitvorming. Daarnaast is er te makkelijk uitgegaan van de leeftijdsregistratie in Italië, gelet op eisers verklaringen en op de omstandigheid dat de staatssecretaris geen nader onderzoek heeft gedaan naar de leeftijdsregistratie daar. In de gronden van beroep heeft eiser nog gewezen op de correcties en aanvullingen van 26 september 2023 en de omstandigheid dat de staatssecretaris alle verklaringen over de identiteit, nationaliteit en herkomst wel geloofwaardig vindt.6 Eiser heeft tijdens de zitting verder aangevoerd dat de leeftijdsschouw van de AVIM en van de staatssecretaris niet inzichtelijk is. De geconstateerde leeftijdskenmerken kunnen bij
1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2 De vindplaats is: ECLI:NL:RVS:2003:AL3294, zaaknummer: 200304676/1.
3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.
4 In artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht staat dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
5 In de praktijk betekent dit dat de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeft te nemen en dat de gevolgen van het bestreden besluit hetzelfde blijven.
6 Eiser wijst verder nog op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 3 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:15158.
meerderjarigheid, maar ook bij minderjarigheid passen. Verder is eisers gedrag misschien juist wel passend bij zijn minderjarigheid. Het door de staatssecretaris ingediende verweerschrift is geen aanvullende motivering op het bestreden besluit. In dit verweerschrift wordt namelijk verwezen naar een voornemen dat later is ingetrokken. Eiser is dan ook niet in staat om goed te kunnen reageren op het standpunt van de staatssecretaris over de mobiliteitskaart.
8. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat hij is uitgegaan van de juiste geboortedatum van eiser. Daarbij heeft de staatssecretaris in het verweerschrift toegelicht dat navraag is gedaan bij de Italiaanse autoriteiten, omdat de conclusies van de leeftijdsschouw van de AVIM en de IND was dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. Dit komt overeen met het beleid zoals dat staat in Werkinstructie 2023/6 ‘Leeftijdsbepaling’. Uit het onderzoek bij de Italiaanse autoriteiten is gebleken dat eiser meerderjarig is. De staatssecretaris houdt vast aan de geboortedatum die in Italië is geregistreerd, omdat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag worden uitgegaan dat deze registratie juist is. De enkele verklaring van eiser dat hij is flauwgevallen en dat hij daarom niet meer weet met welke geboortedatum hij in Italië is geregistreerd, is onvoldoende voor het oordeel dat niet van de registratie in Italië kan worden uitgegaan. Eiser heeft verder geen identificerende documenten overgelegd. De mobiliteitskaart en de kopie van een schoolcertificaat vormen ook geen concrete aanleiding om niet langer van de leeftijdsregistratie in Italië uit te gaan. De staatssecretaris verwijst ten aanzien van de mobiliteitskaart naar de motivering op pagina 3 van het voornemen van 8 juli 2022. De kopie van het schoolcertificaat is een onvertaalde kopie van een document dat geen brondocument is. De kopie kan niet worden onderzocht door Bureau Documenten en is daarom onvoldoende om (in samenhang met de mobiliteitskaart en de afgelegde verklaring) de door eiser gestelde minderjarige leeftijd te onderbouwen of te ondersteunen. Tot slot heeft de staatssecretaris in het verweerschrift opgemerkt dat eiser in het bestreden besluit weliswaar wordt gevolgd in zijn verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst, maar dat met deze motivering niet is bedoeld dat eiser wordt gevolgd in de door hem opgegeven geboortedatum.
9. De rechtbank is van oordeel dat het uitgangspunt is dat de staatssecretaris op grond van rechtspraak van de Afdeling7 in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een in een andere lidstaat van de Europese Unie geregistreerde geboortedatum. Een vreemdeling heeft wel de mogelijkheid om alsnog zijn gestelde minderjarigheid aannemelijk te maken.
10. In het verweerschrift heeft de staatssecretaris ten aanzien van die mobiliteitskaart verwezen naar het voornemen van 8 juli 2022 waarin is gemotiveerd waarom de door eiser opgegeven leeftijd niet wordt gevolgd. Dit voornemen is echter ingetrokken.8 De staatssecretaris kan met een verwijzing naar dit voornemen in het verweerschrift het motiveringsgebrek in het bestreden besluit dan ook niet herstellen, omdat hierdoor niet gemotiveerd is overwogen waarom de mobiliteitskaart (in samenhang met de overgelegde kopie van een schoolcertificaat en de afgelegde verklaringen) niet maakt dat niet langer van de registratie in de andere lidstaat wordt uitgegaan. Het motiveringsgebrek is ook niet hersteld door een aanvullende motivering van de staatssecretaris tijdens de zitting, nu de
7 Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 17 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:134, 4 juni 2021,
8 Dit staat in het “bericht nationale procedure”van 12 september 2022.
staatssecretaris tijdens de zitting slechts heeft verwezen naar het verweerschrift. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven, omdat de staatssecretaris met de toelichting in beroep het motiveringsgebrek in het bestreden besluit niet heeft hersteld.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en laat de rechtsgevolgen van dat besluit niet in stand. De staatssecretaris zal een nieuw besluit moeten nemen over de leeftijd die hij eiser moet toekennen.
12. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1750, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.9

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het besluit van 27 september 2023, voor zover daarin aan eiser de geboortedatum 22 januari 2000 is toegekend;
 draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, waarbij de staatssecretaris de motivering van deze uitspraak moet betrekken;
 veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€1750 (duizendzevenhonderdvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr.
N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
9 De kosten worden door de rechtbank vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.