ECLI:NL:RBDHA:2024:7292
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht met betrekking tot misbruik van recht en gebruik van handboeien tijdens detentie
Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de maatregel van bewaring van de eiser werd getoetst. De staatssecretaris had op 5 april 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank had eerder op 22 april 2024 al een uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring tot dat moment. In de huidige procedure werd enkel de rechtmatigheid van de maatregel na 16 april 2024 beoordeeld.
De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak van 22 april 2024 bindend was en dat de eiser niet kon aanvoeren dat er sprake was van misbruik van recht, aangezien dit al eerder was beoordeeld. Eiser voerde aan dat hij op 15 april 2024 een nieuwe aanvraag had ingediend voor toetsing aan het Unierecht, maar de rechtbank oordeelde dat deze aanvraag niet wezenlijk verschilde van de eerdere aanvraag en dat er opnieuw sprake was van misbruik van recht.
Daarnaast voerde eiser aan dat het gebruik van handboeien tijdens zijn vervoer naar het ziekenhuis buitenproportioneel was. De rechtbank oordeelde echter dat het gebruik van handboeien tijdens de uitvoering van de bewaringsmaatregel niet door de bewaringsrechter kon worden getoetst, aangezien dit betrekking had op de feitelijke uitvoering van het regime binnen het detentiecentrum.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter G.W.B. Heijmans, in aanwezigheid van griffier K.H.M.M. Otten, en werd openbaar gemaakt op 14 mei 2024.