ECLI:NL:RBDHA:2024:720

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
SGR 21/5682
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering en de vaststelling van beperkingen van eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres. Eiseres, die voorheen werkzaam was als pedagogisch medewerker, had zich in 2016 ziekgemeld en ontving vanaf 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering. In 2020 heeft het Uwv haar uitkering omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. In 2021 heeft het Uwv, na bezwaar van een derde-partij, besloten dat eiseres geen recht meer had op een WIA-uitkering. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank een deskundige benoemd die eiseres op 23 maart 2023 heeft onderzocht. De deskundige concludeerde dat eiseres psychisch en lichamelijk geen ernstige beperkingen had, maar stelde wel een tijdelijke urenbeperking voor tijdens haar revalidatietraject. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiseres correct had vastgesteld en dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 28 september 2021 terecht was.

Eiseres heeft echter betoogd dat de deskundige ten onrechte geen urenbeperking na het revalidatietraject heeft aangenomen en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische klachten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de deskundige zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen reden was om van haar conclusies af te wijken. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit voor de periode vanaf 23 april 2022 in stand gelaten, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5682

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder (gemachtigde: C. Schravesande).

Als derde-partij neemt aan het geding deel:

Stichting [stichting]te [plaatsnaam]
(gemachtigde: mr. F.A.M. Stegenga-Naus).

Procesverloop

In het besluit van 17 maart 2020 (primair besluit) heeft verweerder de WGA-loongerelateerde uitkering van eiseres per 11 juni 2020 omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering.
In het besluit van 27 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van derde-partij tegen het primaire besluit gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en beslist dat eiseres vanaf 28 september 2021 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is met bericht van verhindering niet verschenen.
Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend ten einde een verzekeringsarts als deskundige te benoemen.
De deskundige heeft eiseres onderzocht op 23 maart 2023 en de definitieve rapportage bij brief van 28 april 2023 aan de rechtbank verzonden. Bij brief van 29 juni 2023 heeft eiseres op de deskundigenrapportage gereageerd. Bij brief van 12 juli 2023 met bijlagen heeft verweerder op de deskundigenrapportage gereageerd. Bij brieven van 13 juni 2023 en 6 oktober 2023 heeft derde-partij op de deskundigenrapportage gereageerd. Verweerder heeft bij brief van 13 november 2023 op de reacties van derde-partij gereageerd.
Op 23 november 2023 heeft een nadere zitting plaatsgevonden. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres werkte voorheen bij derde-partij als pedagogisch medewerker BSO voor 13,70 uur per week. Eiseres heeft zich op 13 juni 2016 ziekgemeld. Zij ontving met ingang van 11 juni 2018 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), meer specifiek een loongerelateerde WGA-uitkering, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%.
2 Bij het primaire besluit heeft verweerder, in verband met het bereiken van de maximale duur van de loongerelateerde WGA-uitkering, eiseres met ingang van 11 juni 2020 in aanmerking gebracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering.
3. Naar aanleiding van het bezwaar van derde-partij tegen het primaire besluit, inhoudende dat dit besluit is genomen zonder dat daar een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek aan ten grondslag liggen, zijn deze onderzoeken alsnog uitgevoerd. De verzekeringsarts B. Ubbink (Ubbink) heeft in de rapportage van 30 juli 2020 geconcludeerd dat de beperkingen van eiseres vanwege fibromyalgie, slaapapneu en pijnklachten grotendeels overeenkomen met de beperkingen die bij het verzekeringsgeneeskundig onderzoek in 2018 zijn vastgesteld. Eiseres wordt belastbaar geacht voor vier uur per dag en twintig uur per week. Ubbink heeft de beperkingen vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 juli 2020. De arbeidsdeskundige M.H.T. Bos heeft in de rapportage van 6 augustus 2020 het arbeidsongeschiktheidspercentage op 100% bepaald.
4. Vervolgens heeft derde-partij bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage op 100%.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van derde-partij tegen het primaire besluit gegrond verklaard, onder verwijzing naar een rapportage van 20 mei 2021 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien om af te wijken van het medisch oordeel van Ubbink. Hij heeft eiseres gezien op het spreekuur van 17 maart 2021 en heeft informatie opgevraagd bij de huisarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, omdat eiseres niet bedlegerig is, niet ADL-afhankelijk en evenmin is opgenomen. Voorts is geen sprake van een psychische stoornis, zodat er geen psychische beperkingen worden aangenomen. De geringe fysieke beperkingen blijven gehandhaafd. De beperkingen in verband met de slaapapneu en de beperking om auto te rijden worden niet langer aangenomen. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding meer gezien om een urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de FML van 30 juli 2020 geldig is van 10 juni 2020 tot 6 mei 2021. Daarnaast heeft hij een nieuwe FML opgesteld die geldig is vanaf 6 mei 2021, omdat eiseres vanaf die datum beter belastbaar wordt geacht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 26 juli 2021 vanaf diezelfde datum het arbeidsongeschiktheidspercentage op 27,03% vastgesteld. Bij het bestreden besluit is de WIA-uitkering daarom per 28 september 2021 beëindigd.
Wat zijn de standpunten van partijen?
6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiseres op juiste wijze heeft vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom de in 2018 aangenomen urenbeperking niet meer aan de orde is. Het onderzoek heeft zorgvuldig plaatsgevonden. Eiseres is geobserveerd en gebleken is dat een aanvullend lichamelijk onderzoek geen meerwaarde zou hebben. Op basis van de nieuwe FML, die geldig is vanaf 6 mei 2021, blijkt dat eiseres vanaf 26 juli 2021 voor 27,03% arbeidsongeschikt moet worden geacht. Gelet hierop is de WIA-uitkering op juiste gronden per 28 september 2021 beëindigd.
7. Eiseres komt op tegen de vaststelling dat zij per 26 juli 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht, op grond waarvan de WIA-uitkering per 28 september 2021 is beëindigd. Eiseres heeft in beroep - samengevat weergegeven - het volgende aangevoerd. Het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is onzorgvuldig, omdat vanwege het mengbeeld van fysieke en mentale klachten observatie en lichamelijk onderzoek hadden moeten plaatsvinden om de belastbaarheid van eiseres goed in te schatten. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte heeft vastgesteld dat eiseres vlot en soepel beweegt, gelet op het feit dat eiseres voorafgaand en tijdens het spreekuur problemen had met lopen. Daarnaast is volgens eiseres geen degelijk psychisch onderzoek verricht. Eiseres stelt verder, onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 3 januari 2019 [1] , dat een urenbeperking aangenomen moet worden gelet op haar dagverhaal, psychische klachten, pijnaanvallen en slaapproblemen. In dit verband is van belang dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte het revalidatietraject van eiseres niet heeft afgewacht. Tot slot stelt eiseres de geselecteerde functies niet te kunnen uitoefenen omdat zij verdergaand beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. Ook is onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres geschikt wordt geacht voor haar eigen functie als pedagogisch medewerker of een soortgelijke functie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
De datum in geding
8.1
Derde-partij stelt, onder verwijzing naar een rapportage van 30 januari 2023 van haar medisch adviseur, verzekeringsarts D.C.M. Meijer (Meijer), dat 11 juni 2020 of 6 mei 2021 als datum in geding moet worden aangemerkt. Per 11 juni 2020 is de WGA-loongerelateerde uitkering omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een FML opgesteld die geldig is vanaf 6 mei 2021. Uitgaande van 11 juni 2020 of 6 mei 2021 als datum in geding, is de revalidatie niet binnen vier weken na de datum in geding gestart en kan de revalidatie volgens derde-partij daarom niet worden betrokken bij de beoordeling.
8.2
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat als datum in geding moet worden aangemerkt de datum waarop aan het einde van de uitlooptermijn de uitkering wordt beëindigd. [2] De datum van beëindiging van de WIA-uitkering is in het bestreden besluit vastgesteld op 28 september 2021, omdat verlaging van het
arbeidsongeschiktheidspercentage en daarmee beëindiging van de WIA-uitkering niet met
terugwerkende kracht per 11 juni 2020 kan worden geëffectueerd. Gelet hierop is de
rechtbank van oordeel dat 28 september 2021 de datum in geding is, omdat dit de datum is waarop in het bestreden besluit de WIA-uitkering is beëindigd.
De beperkingen
8.3
Partijen zijn verdeeld over de vraag of verweerder de beperkingen van eiseres als gevolg van psychische en lichamelijke klachten goed heeft ingeschat. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien een verzekeringsarts als deskundige te benoemen. De deskundige heeft eiseres onderzocht op 23 maart 2023 en de bevindingen vastgelegd in een rapportage van 28 april 2023. De deskundige heeft met betrekking tot psychische beperkingen, fysieke beperkingen en de urenbeperking de hierna volgende bevindingen in de rapportage opgenomen.
Psychische beperkingen
8.4
Uit de deskundigenrapportage volgt dat de deskundige eiseres psychisch heeft onderzocht. De deskundige heeft geen bijzonderheden ten aanzien van aandacht, concentratie en overige cognitieve functies waargenomen. Ook constateert de deskundige geen aanwijzingen voor psychopathologie en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek en stelt de deskundige vast dat er geen sprake is van intensieve psychische therapie. De deskundige ziet daarom geen aanleiding om beperkingen aan te nemen voor persoonlijk en sociaal functioneren. Gelet op de STECR richtlijn kan fibromyalgie gepaard gaan met psychische beperkingen, maar volgens de deskundige is daar in dit geval geen sprake van.
Fysieke beperkingen
8.5
De deskundige heeft eiseres ook lichamelijk onderzocht. De deskundige concludeert dat eiseres een normale lichaamshouding met een levendige mimiek en passende gestiek heeft en tijdens het gesprek geen tekenen van vermoeidheid vertoont. Aan nek, rug, heupen, borst, schouders, ellebogen, schouders en handen worden geen tot minimale bewegingsbeperkingen geconstateerd. Wel zijn diverse bewegingen pijnlijk. De deskundige geeft aan dat de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen fysieke beperkingen volstaan, op één punt na. De deskundige is van mening dat vanuit preventief oogpunt vanwege de lichte degeneratieve afwijkingen aan de rechterhand tillen en dragen moet worden beperkt tot een maximum van 5 kg in plaats van 10 kg.
Urenbeperking
8.6
De deskundige acht een tijdelijke urenbeperking van 14 oktober 2021 tot en met 22 april 2022 van twintig uur per week aan de orde vanwege verminderde beschikbaarheid gedurende het revalidatietraject. Na het beëindigen van het revalidatietraject ziet de deskundige geen aanleiding meer voor een urenbeperking. Uit het dagverhaal leidt de deskundige een normale behoefte aan recuperatie af. De chronische pijn en slaapproblemen kunnen niet tot een urenbeperking leiden, omdat geen sprake is van een ernstige onderliggende ziekte.
Nieuw besluit op bezwaar naar aanleiding van de deskundigenrapportage
9. Naar aanleiding van de conclusies van de deskundige heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een aanvullende rapportage van 12 juni 2023 een urenbeperking van twintig uur per week aangenomen voor de duur van het revalidatietraject. Daarvoor heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de eerder vastgestelde FML gewijzigd voor de periode 28 september 2021 tot 23 april 2022. Daarnaast acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep een beperking ten aanzien van tillen en dragen tot een maximum van 5 kg mogelijk, indien de subjectieve klachtbeleving zwaarder wordt meegewogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een nieuwe FML per 23 april 2022 opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in een aanvullende rapportage van 5 juli 2023 aangegeven dat, rekening houdend met de in de gewijzigde FML opgenomen urenbeperking, onvoldoende passende functies per 28 september 2021 geselecteerd kunnen worden. Wel zijn op grond van de FML per 23 april 2022 en - zo is door verweerder ter zitting bevestigd - rekening houdend met een beperking voor tillen en dragen tot 5 kg drie functies geselecteerd (textielproductenmaker, SBC-code 111160; gezinshulp, bejaardenverzorger SBC-code 372080; assistent consultatiebureau SBC-code 372091). Op grond hiervan is het arbeidsongeschiktheidspercentage vanaf 23 april 2022 vastgesteld op 30,19%. Verweerder heeft vervolgens op 12 juli 2023 een nieuw besluit op bezwaar genomen, waarin de WIA-uitkering wordt beëindigd per 23 april 2022 in plaats van 28 september 2021.
10. Eiseres stelt dat de deskundige ten onrechte geen urenbeperking na de beëindiging van het revalidatietraject heeft aangenomen. Volgens eiseres behoeft daarvoor geen sprake te zijn van een ernstige onderliggende aandoening. Daarnaast heeft de deskundige bij de beoordeling of beperkingen voor persoonlijk en sociaal functioneren moeten worden aangenomen ten onrechte geen rekening gehouden met de psychische klachten van eiseres als gevolg van een burn-out en rouw vanwege het verlies van haar moeder.
11. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter benoemde medische deskundige in beginsel wordt gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt van dat uitgangspunt af te wijken. Van dergelijke omstandigheden is hier naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Er is geen reden om aan de zorgvuldigheid van het door de deskundige verrichte onderzoek te twijfelen. De deskundige heeft - naast de medische stukken die bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep bekend waren - het eindverslag van het revalidatiecentrum (geen datum) en de rapportage van de psychosomatische fysiotherapeut van 18 januari 2023 bij haar onderzoek betrokken. Eiseres heeft het revalidatietraject met succes afgerond en op mentaal gebied vooruitgang geboekt. De deskundige heeft haar standpunt ten aanzien van de psychische en fysieke beperkingen en de urenbeperking voldoende onderbouwd en draagkrachtig gemotiveerd. Daarbij heeft zij ook rekening gehouden met de door eiseres gestelde rouw vanwege het verlies van haar moeder en een burn-out. Dat sprake is van bijzondere feiten op grond waarvan moet worden afgeweken van de conclusie van de deskundige dat psychische beperkingen niet aan de orde zijn, heeft eiseres niet nader onderbouwd. Ook volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat de deskundige ten onrechte geen urenbeperking na beëindiging van het revalidatietraject heeft aangenomen. Eiseres voert aan dat daarvoor geen sprake behoeft te zijn van een ernstige onderliggende aandoening. Volgens de ‘standaard duurbelastbaarheid in arbeid’ vindt de bepaling van de duurbelastbaarheid bij de indicatie ‘stoornis in de energiehuishouding’ als volgt plaats. [3] De verzekeringsarts bepaalt de duur en de frequentie van de noodzakelijke extra recuperatiemethodes. De noodzaak voor deze extra recuperatieperiodes moet logisch volgen uit consistente en samenhangende onderzoeksbevindingen en de aard en de ernst van het onderliggende medische beeld. Hieruit volgt dat de ernst van de onderliggende aandoening weliswaar niet de enige factor is, maar wel een belangrijke factor. Deze factor is door de deskundige bij het onderzoek betrokken.
12. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de conclusies van de deskundige niet te volgen.
Conclusie
13. Hangende het beroep is door verweerder naar aanleiding van de deskundigenrapportage een nieuw besluit genomen. In de arbeidsdeskundige rapportage van 5 juli 2023 is een arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld dat afwijkt van het arbeidsongeschiktheidspercentage waarvan verweerder in het bestreden besluit is uitgegaan. Dat betekent dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en niet voldoende is gemotiveerd. De rechtbank zal het beroep om die reden gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Uitgaande van de juistheid van de FML van 23 april 2022 ziet de rechtbank echter geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voor haar heeft geduid in de rapportage van 5 juli 2023. Weliswaar resulteren deze functies in een iets hoger arbeidsongeschiktheidspercentage (namelijk 30,19 % in plaats van 27,03%), maar de conclusie blijft dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en daarom niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De rechtbank ziet hierin aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit voor de periode vanaf 23 april 2022 in stand te laten.
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.625,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting van 2 februari 2023, 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting en 0,5 punt voor een schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank bepaalt verder dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit voor de periode vanaf 23 april 2022 in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.625,-;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.CRvB 3 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:91.
2.CRvB 18 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4177.
3.CRvB 17 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2457.