8.6De deskundige acht een tijdelijke urenbeperking van 14 oktober 2021 tot en met 22 april 2022 van twintig uur per week aan de orde vanwege verminderde beschikbaarheid gedurende het revalidatietraject. Na het beëindigen van het revalidatietraject ziet de deskundige geen aanleiding meer voor een urenbeperking. Uit het dagverhaal leidt de deskundige een normale behoefte aan recuperatie af. De chronische pijn en slaapproblemen kunnen niet tot een urenbeperking leiden, omdat geen sprake is van een ernstige onderliggende ziekte.
Nieuw besluit op bezwaar naar aanleiding van de deskundigenrapportage
9. Naar aanleiding van de conclusies van de deskundige heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een aanvullende rapportage van 12 juni 2023 een urenbeperking van twintig uur per week aangenomen voor de duur van het revalidatietraject. Daarvoor heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de eerder vastgestelde FML gewijzigd voor de periode 28 september 2021 tot 23 april 2022. Daarnaast acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep een beperking ten aanzien van tillen en dragen tot een maximum van 5 kg mogelijk, indien de subjectieve klachtbeleving zwaarder wordt meegewogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een nieuwe FML per 23 april 2022 opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in een aanvullende rapportage van 5 juli 2023 aangegeven dat, rekening houdend met de in de gewijzigde FML opgenomen urenbeperking, onvoldoende passende functies per 28 september 2021 geselecteerd kunnen worden. Wel zijn op grond van de FML per 23 april 2022 en - zo is door verweerder ter zitting bevestigd - rekening houdend met een beperking voor tillen en dragen tot 5 kg drie functies geselecteerd (textielproductenmaker, SBC-code 111160; gezinshulp, bejaardenverzorger SBC-code 372080; assistent consultatiebureau SBC-code 372091). Op grond hiervan is het arbeidsongeschiktheidspercentage vanaf 23 april 2022 vastgesteld op 30,19%. Verweerder heeft vervolgens op 12 juli 2023 een nieuw besluit op bezwaar genomen, waarin de WIA-uitkering wordt beëindigd per 23 april 2022 in plaats van 28 september 2021.
10. Eiseres stelt dat de deskundige ten onrechte geen urenbeperking na de beëindiging van het revalidatietraject heeft aangenomen. Volgens eiseres behoeft daarvoor geen sprake te zijn van een ernstige onderliggende aandoening. Daarnaast heeft de deskundige bij de beoordeling of beperkingen voor persoonlijk en sociaal functioneren moeten worden aangenomen ten onrechte geen rekening gehouden met de psychische klachten van eiseres als gevolg van een burn-out en rouw vanwege het verlies van haar moeder.
11. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter benoemde medische deskundige in beginsel wordt gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt van dat uitgangspunt af te wijken. Van dergelijke omstandigheden is hier naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Er is geen reden om aan de zorgvuldigheid van het door de deskundige verrichte onderzoek te twijfelen. De deskundige heeft - naast de medische stukken die bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep bekend waren - het eindverslag van het revalidatiecentrum (geen datum) en de rapportage van de psychosomatische fysiotherapeut van 18 januari 2023 bij haar onderzoek betrokken. Eiseres heeft het revalidatietraject met succes afgerond en op mentaal gebied vooruitgang geboekt. De deskundige heeft haar standpunt ten aanzien van de psychische en fysieke beperkingen en de urenbeperking voldoende onderbouwd en draagkrachtig gemotiveerd. Daarbij heeft zij ook rekening gehouden met de door eiseres gestelde rouw vanwege het verlies van haar moeder en een burn-out. Dat sprake is van bijzondere feiten op grond waarvan moet worden afgeweken van de conclusie van de deskundige dat psychische beperkingen niet aan de orde zijn, heeft eiseres niet nader onderbouwd. Ook volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat de deskundige ten onrechte geen urenbeperking na beëindiging van het revalidatietraject heeft aangenomen. Eiseres voert aan dat daarvoor geen sprake behoeft te zijn van een ernstige onderliggende aandoening. Volgens de ‘standaard duurbelastbaarheid in arbeid’ vindt de bepaling van de duurbelastbaarheid bij de indicatie ‘stoornis in de energiehuishouding’ als volgt plaats.De verzekeringsarts bepaalt de duur en de frequentie van de noodzakelijke extra recuperatiemethodes. De noodzaak voor deze extra recuperatieperiodes moet logisch volgen uit consistente en samenhangende onderzoeksbevindingen en de aard en de ernst van het onderliggende medische beeld. Hieruit volgt dat de ernst van de onderliggende aandoening weliswaar niet de enige factor is, maar wel een belangrijke factor. Deze factor is door de deskundige bij het onderzoek betrokken.
12. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de conclusies van de deskundige niet te volgen.
13. Hangende het beroep is door verweerder naar aanleiding van de deskundigenrapportage een nieuw besluit genomen. In de arbeidsdeskundige rapportage van 5 juli 2023 is een arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld dat afwijkt van het arbeidsongeschiktheidspercentage waarvan verweerder in het bestreden besluit is uitgegaan. Dat betekent dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en niet voldoende is gemotiveerd. De rechtbank zal het beroep om die reden gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Uitgaande van de juistheid van de FML van 23 april 2022 ziet de rechtbank echter geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voor haar heeft geduid in de rapportage van 5 juli 2023. Weliswaar resulteren deze functies in een iets hoger arbeidsongeschiktheidspercentage (namelijk 30,19 % in plaats van 27,03%), maar de conclusie blijft dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en daarom niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De rechtbank ziet hierin aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit voor de periode vanaf 23 april 2022 in stand te laten.
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.625,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting van 2 februari 2023, 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting en 0,5 punt voor een schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank bepaalt verder dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.