Uitspraak
20.1619 WIA
mr. L.E. Roberts-Hafkamp.
OVERWEGINGEN
15 januari 2018 heeft het Uwv geweigerd aan appellant met ingang van 5 februari 2018 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt.
13 juni 2019 en 20 september 2019 afdoende toegelicht dat er op basis van de bevindingen van de neuroloog en het ontbreken van ernstige aandoeningen geen indicatie is voor een urenbeperking. Uit de informatie van de neuroloog blijkt dat bij appellant sprake is van een dagelijks voorkomende matige hoofdpijnklacht (4/10 van de pijnschaal) waarbij appellant toch redelijk adequaat in het dagelijks leven kan functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in dit verband ook terecht gewezen op het dagverhaal van appellant dat is genoteerd door de primaire verzekeringsarts.
6 uur per dag en 30 uur per week werkzaam was in aangepaste werkzaamheden bij zijn werkgeefster, terwijl het in dit geding gaat om de vraag of appellant, met inachtneming van de in de FML opgenomen medische beperkingen, passende arbeid kan verrichten. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat het feit dat het appellant in zijn voormalige en huidige werk niet is gelukt om acht uur per dag te werken niet betekent dat dit in andere passende arbeid niet zou kunnen lukken. Ofschoon het begrijpelijk is dat appellant last heeft van zijn klachten en zich daardoor beperkt voelt in zijn mogelijkheden, zijn er te weinig aanknopingspunten om een urenbeperking aan te nemen.