ECLI:NL:RBDHA:2024:7082
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht Unieburger en ongewenstverklaring na ernstige geweldsdelicten
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 29 april 2024, wordt het beroep van eiser, een Poolse nationaliteit houder, tegen de beëindiging van zijn verblijfsrecht als Unieburger en zijn ongewenstverklaring beoordeeld. Eiser is veroordeeld voor ernstige geweldsdelicten en gevaarzettend gedrag in het verkeer, waarvoor hij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden heeft gekregen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op basis van deze veroordeling en de ernst van de feiten geoordeeld dat eiser een actuele en ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat het gedrag van eiser een werkelijke bedreiging vormt en dat de beëindiging van zijn verblijfsrecht en de ongewenstverklaring gerechtvaardigd zijn. Eiser heeft geen zienswijze ingediend op het voornemen van de staatssecretaris en heeft in bezwaar geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en verklaart het beroep tegen de ongewenstverklaring ongegrond en het beroep tegen de beëindiging van het verblijfsrecht niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat het evident is dat de staatssecretaris het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond heeft bevonden.