ECLI:NL:RBDHA:2024:6993
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht
Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, betreffende het voortduren van de maatregel van bewaring. Eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, had beroep aangetekend tegen de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Deze maatregel was eerder opgelegd op 19 maart 2024 en de rechtbank had deze al eerder getoetst in een uitspraak van 9 april 2024.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld met betrekking tot de uitzetting van eiser naar Algerije. Eiser voerde aan dat Ierland verantwoordelijk was voor zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht richtte op de uitzetting naar Algerije. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend had gehandeld of dat het zicht op uitzetting ontbrak. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was.
De rechtbank heeft ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.