ECLI:NL:RBDHA:2024:6939
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een vrijheidsbeperkende maatregel en plaatsing in een Handhaving- en toezichtlocatie (HTL)
Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken tussen een eiser en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren op een onbekende datum en met V-nummer 293.914.7974, had beroep aangetekend tegen het besluit van verweerder 1 om hem per 12 oktober 2023 te plaatsen in een Handhaving- en toezichtlocatie (HTL) en tegen de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door verweerder 2. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen niet op een zitting gehoord wilden worden, waardoor het onderzoek ter zitting is gesloten.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de vrijheidsbeperkende maatregel en de plaatsing in de HTL beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Ondanks dat de vrijheidsbeperkende maatregel op 11 januari 2024 was opgeheven, oordeelde de rechtbank dat eiser belang had bij de beoordeling van zijn beroepen, vooral in het licht van mogelijke schadevergoeding voor onrechtmatige vrijheidsbeperking. De rechtbank concludeerde dat verweerder 1 op goede gronden had besloten tot plaatsing in de HTL, gezien het geweldsincident dat eiser had veroorzaakt op 9 oktober 2023.
De rechtbank oordeelde dat de plaatsing in de HTL geen vrijheidsontneming oplevert en dat de maatregel niet in strijd is met de Opvangrichtlijn of het EVRM. De beroepsgronden van eiser werden ongegrond verklaard, en de rechtbank zag geen aanleiding voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep tegen het plaatsingsbesluit.