ECLI:NL:RBDHA:2024:6934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
NL23.22984 en AWB 23-8957
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een plaatsingsbesluit in een Handhaving-en toezichtlocatie en een vrijheidsbeperkende maatregel

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL23.22984 en AWB 23/8957, waarbij eiser in beroep ging tegen het plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser was per 14 juli 2023 geplaatst in een Handhaving-en toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, na incidenten van agressief gedrag op 13 juli 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, ondanks zijn vertrek op 6 september 2023, belang heeft bij de beoordeling van zijn beroepen, vooral in het licht van mogelijke schadevergoeding voor onrechtmatige vrijheidsbeperking.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de plaatsing in de HTL rechtmatig was. Eiser had zich eerder agressief gedragen en de rechtbank oordeelde dat de incidenten voldoende grond vormden voor de maatregel. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken die bevestigden dat de plaatsing in de HTL geen vrijheidsontneming oplevert en dat deze niet in strijd is met de Opvangrichtlijn of het EVRM. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiser dat er geen onafhankelijke rechtspraak zou zijn en concludeerde dat de beroepsgronden niet slagen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de beroepen ongegrond en wees een schadevergoeding en proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep tegen het plaatsingsbesluit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.22984 en AWB 23/8957

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2024 in de zaken tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder 1,

alsmede

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 2.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen het besluit van verweerder 1 van 14 juli 2023, waarbij verweerder 1 heeft besloten om eiser per 14 juli 2023 te plaatsen in een Handhaving-en toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (plaatsingsbesluit) en het besluit van verweerder 2 van 14 juli 2023 om hem met ingang diezelfde datum een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) op te leggen.
1.1.
Verweerders hebben op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een zitting gehoord willen worden. Geen van voornoemde partijen wenst gebruik te maken van het recht op een zitting gehoord te worden. Het onderzoek ter zitting is daarom verder achterwege gebleven. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel en de plaatsing van eiser in de HTL rechtmatig zijn. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat eiser, ondanks dat hij op 6 september 2023 met onbekende bestemming is vertrokken, belang heeft bij een beoordeling van zijn beroepen. De rechtbank acht hierbij van belang dat indien de rechtbank de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig zou achten, eiser recht heeft op schadevergoeding voor de dagen waarbij zijn vrijheid onrechtmatig zou zijn beperkt. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van 18 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10505.
4. Uit de verslaglegging van verweerder 1 blijkt dat eiser zich op 13 juli 2023 in de locatie Utrecht Overvecht agressief en bedreigend heeft gedragen. Eiser heeft personeel van verweerder 1 uitgescholden, tegen de receptie getrapt en heeft door de muur van zijn kamer heengeslagen, terwijl ook kinderen hiervan getuigen waren. Daarbij verkeerde eiser onder de invloed van alcohol. De politie is twee keer gebeld voor eiser, waarna hij is meegenomen naar het politiebureau.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten dat eiser in de HTL kan worden geplaatst. De rechtbank overweegt hiertoe dat eiser de incidenten van 13 juli 2023 zelf niet ontkent. Verweerder 1 heeft de incidenten op 13 juli 2023 gedetailleerd weergegeven en de rechtbank ziet geen aanleiding om niet uit te gaan van de juistheid van die beschrijving. Verweerder 1 heeft het gedrag van eiser terecht gekwalificeerd als een incident van zeer grote impact die het opleggen van een HTL-maatregel rechtvaardigt, waarbij terecht is betrokken dat eiser eerder overlast heeft veroorzaakt met verbaal en fysiek geweld en dat het opleggen van andere maatregelen er niet toe heeft geleid dat eiser zijn gedrag heeft verbeterd.
6. Bij uitspraak van 16 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1889, heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat de plaatsing in de HTL geen vrijheidsontneming oplevert en hierbij van doorslaggevend belang geacht dat eiser nog altijd de mogelijkheid heeft om de HTL voortijdig te verlaten. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat niet kan worden gesteld dat plaatsing in de HTL in algemene zin in strijd is met de Opvangrichtlijn of artikel 3 en 8 van het EVRM.
7. De rechtbank stelt vast dat eisers beroepsgronden betrekking hebben op de vraag of plaatsing in de HTL vrijheidsontneming oplevert en/of in strijd is met artikel 3 en/of 8 EVRM. Daarbij is ook gewezen op het Inspectierapport van 12 oktober 2022 [1] Deze beroepsgronden slagen niet. De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht, geen aanleiding om anders te oordelen dan in de bovengenoemde uitspraak van 16 februari 2024. In aanvulling daarop oordeelt de rechtbank dat het standpunt dat sprake is geweest van fouilleringen zonder wettelijke basis onvoldoende onderbouwd is. Het Inspectierapport van 12 oktober 2022 is reeds in de uitspraak van 3 februari 2023 [2] beoordeeld. De rechtbank ziet geen aanleiding om anders te oordelen.
8. Eisers beroepsgrond dat geen sprake zou zijn van onafhankelijke of onpartijdige rechtspraak kan eveneens niet slagen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van deze rechtbank van 3 februari 2023. De rechtbank ziet in wat eiser hierover heeft gesteld geen aanleiding om anders te oordelen dan in deze uitspraak is gedaan en maakt de overwegingen in die uitspraak tot de hare.
9. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is ongegrond.
10. Gelet op de ongegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit en gelet op de omstandigheid dat het besluit een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen volledig steunt op dat besluit, is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen dat besluit eveneens ongegrond moet worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om een schadevergoeding toe te kennen.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op het plaatsingsbesluit, kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op de vrijheidsbeperkende maatregel staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De brief van de Inspecteur-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid aan de staatssecretaris met betrekking tot het door de inspectie verrichte onderzoek naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de handhavings- en toezichtlocatie (HTL) Hoogeveen van 12 oktober 2022.