ECLI:NL:RBDHA:2024:6918

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
NL23.37440
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak hebben eisers, twee broers, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat er niet tijdig is beslist op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvragen zijn op 9 augustus 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden is door verweerder met negen maanden verlengd. Op 14 november 2023 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld, maar zij hebben meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de eisers niet tijdig zijn gehoord en verweerder een langere beslistermijn moet krijgen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 6 maart 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.37440 en NL23.37437
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser 1] ,met V-nummer: [V nummer 1] ,
[eiser 2] ,met V-nummer: [V nummer 2] Hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, kunnen de eisers daartegen in beroep gaan. Voordat ze beroep kunnen instellen, moet de eisers schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op hun aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, kunnen de eisers beroep instellen.2

Is het beroep van eisers ontvankelijk en gegrond?

3. Eisers hebben de aanvraag ingediend op 9 augustus 2022. Verweerder moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 Verweerder heeft deze termijn onder toepassing van de WBV 2022/224 met negen maanden verlengd.5 Eisers hebben verweerder op 14 november 2023, dus na het verstrijken van die termijn, in gebreke gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Dit staat in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
5 Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw
tijdig beslissen op de aanvraag.
4. Het beroep is kennelijk gegrond
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
5. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.6 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.7
6. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eisers in deze zaak nog niet (nader) zijn gehoord. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. In de uitspraak van 8 juli 20208 acht de ABRvS het zogenoemde 8+8-wekenmodel passend. De rechtbank ziet geen grond om in dit geval een andere termijn passend te achten. Dit betekent dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nader gehoor af moet nemen en binnen acht weken daarna het besluit op de aanvraag bekend moet maken.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
7. In artikel 8:55d, tweede lid, en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb staat dat de bestuursrechter verweerder opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Door deze Tijdelijke wet werd het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in een asielzaak. De ABRvS heeft echter in de uitspraak van 30 november 20229 geoordeeld dat genoemd artikel uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de twee artikelen uit de Awb wel van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd en de rechtbank verweerder dus op grond van die artikelen opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt.10
8. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-. Uit de uitspraak van de ABRvS van 15 juli 202011 volgt dat aanvragen zodanig inhoudelijk met elkaar kunnen samenhangen, dat een redelijke toepassing van de artikelen 4:17, eerste lid, en 8:55d, tweede lid, van de Awb, met zich brengt dat het bestuursorgaan één dwangsom kan verbeuren. Naar het oordeel van de rechtbank is van een zodanige samenhang sprake nu eisers broers van elkaar zijn, samen Nederland in zijn gereisd, gelijktijdig asielaanvragen hebben ingediend en blijkens de aanmeldgehoren soortgelijke asielmotieven aan die aanvragen ten grondslag leggen. De rechtbank wijst ter zake op de uitspraak van de ABRvS van 21 september 2022.12 Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat in hun geval hiervan moet worden afgeweken. De rechtbank zal daarom vaststellen dat
6 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
7 Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
10 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, en/of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb
verweerder één maal een dwangsom kan verbeuren.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat verweerder binnen zestien weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die ze hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat de eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld die voor hen een beroepschrift heeft ingediend. Voor de vaststelling van de wegingsfactor sluit deze zittingsplaats (weer) aan bij hetgeen andere zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag doen. Zij hanteert een wegingsfactor van 0,5, zoals vermeld in onderdeel C1 bij het Bpb. Voor zover het een beroep tegen het niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken betreft, verwijst deze zittingsplaats niet langer naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 2023. 13 Toegekend wordt
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
11. Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend (artikel 3 Bpb).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken na het nader gehoor een besluit op de aanvraag bekend te maken, in ieder geval
  • bepaalt dat verweerder voor eisers gezamenlijk één maal een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 maart 2024

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.