ECLI:NL:RBDHA:2024:6843

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
NL24.17337
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met zicht op uitzetting naar Algerije

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 30 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van een maatregel van bewaring. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft op 28 februari 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen, welke op 8 maart 2024 werd opgeheven. Op 14 maart 2024 werd echter opnieuw een maatregel van bewaring opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 26 april 2024 gesloten zonder zitting te houden.

De rechtbank overweegt dat het beroep gericht is tegen het voortduren van de maatregel van 14 maart 2024. De rechtbank toetst of de maatregel van bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet en of deze in redelijkheid gerechtvaardigd is. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is, omdat verweerder niet beschikt over een identiteitsdocument. De rechtbank stelt vast dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Algerije bestaat en dat de belangenafweging in het voordeel van verweerder uitvalt, gezien het gevaar van onttrekking aan het toezicht.

De rechtbank concludeert dat het belang van verweerder bij voortduring van de bewaring groter is dan het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17337

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 28 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel is op 8 maart 2024 opgeheven.
Op 14 maart 2024 is opnieuw een maatregel van bewaring opgelegd op dezelfde grondslag. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 26 april 2024 gesloten..

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Het door de gemachtigde van eiser ingediende beroep is gericht tegen de maatregel van 28 februari 2024, die inmiddels is opgeheven. Omdat het beroep gericht is tegen het voortduren van de bewaring, begrijpt de rechtbank het beroep aldus, dat het is gericht tegen het voortduren van de maatregel van 14 maart 2024. Een andere uitlegging zou zinledig zijn en niet in het belang van eiser.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De maatregel van bewaring is al eerder getoetst. Uit de uitspraak van 2 april 2024 (in de zaak NL24.11395) [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 27 maart 2024).
5. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is omdat verweerder niet beschikt over een (kopie van een) identiteitsdocument van eiser. De belangenafweging zou in verband hiermee in het voordeel van eiser moeten uitvallen.
6. De rechtbank overweegt dat in zijn algemeenheid zicht op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn bestaat. Zij verwijst naar recente uitspraken waarin de feiten op dit punt door verweerder uitgebreid zijn toegelicht. [2]
7. Voor wat betreft de belangenafweging overweegt de rechtbank dat het gevaar op onttrekking aan het toezicht gegeven is, gezien de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en die niet zijn bestreden. De bewaring is ongeveer zes weken geleden, op 14 maart 2024, opgelegd en het onderzoek door verweerder loopt nog. In deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat het belang van verweerder bij voortduring van de bewaring groter is dan het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van sluiting van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtpsraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Zie bij voorbeeld de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:3949, en deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 25 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:4101.