ECLI:NL:RBDHA:2024:6727
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2024, wordt het beroep van eiser, een Tunesische nationaliteit houder, tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 23 februari 2024 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser betoogt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij aan Duitsland moet worden overgedragen en dat hij in Duitsland te vrezen heeft voor onmenselijke behandeling en gebrek aan medische zorg.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van de Dublinverordening niet verplicht was de aanvraag in behandeling te nemen, aangezien Duitsland als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris er in het algemeen van mag uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt, tenzij eiser kan aantonen dat er structurele tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Duitsland. Eiser slaagt er echter niet in om dit aan te tonen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.