Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
De gronden van de maatregel van bewaring
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, die in vreemdelingenbewaring was geplaatst op 22 februari 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel. De staatssecretaris heeft de bewaring op 1 maart 2024 opgeheven, maar eiser verzocht om schadevergoeding en betwistte de rechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank heeft de zaak op 4 maart 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank heeft beoordeeld of de bewaring rechtmatig was. Eiser voerde aan dat hij na zijn strafrechtelijke detentie onmiddellijk naar een speciale inrichting voor bewaring had moeten worden overgebracht, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet langer dan 24 uur in een politiecel had verbleven, wat in overeenstemming is met de geldende jurisprudentie. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat de bewaring noodzakelijk was om gegevens te verkrijgen voor de beoordeling van de asielaanvraag van eiser, en dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestond.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden bij de toepassing van vreemdelingenbewaring en de vereisten voor de motivering van dergelijke maatregelen door de staatssecretaris.