ECLI:NL:RBDHA:2024:6296
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete voor het ontbreken van een huisvestingsvergunning bij verhuur van een woning
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen een opgelegde bestuurlijke boete van € 10.000,- beoordeeld. Eiser, eigenaar van een woning, had zijn woning verhuurd zonder dat de huurder beschikte over een vereiste huisvestingsvergunning. De boete werd opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, na een controle op 11 november 2022, waaruit bleek dat de huurder niet over de vergunning beschikte. Eiser voerde aan dat hij had geïnvesteerd in de woning en dat deze verbouwing de noodzaak voor een vergunning zou hebben opgeheven. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende had onderbouwd dat de woning boven de 185 punten zou uitkomen, wat een vergunning vereist. De rechtbank bevestigde de vaste gedragslijn van verweerder om bij het ontbreken van een vergunning altijd een boete op te leggen, en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een lagere boete rechtvaardigden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, waardoor de boete in stand bleef en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.