ECLI:NL:RBDHA:2023:3759
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete en last onder dwangsom voor onvergunde onzelfstandige bewoning en overbewoning in Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder. Eiseres verhuurt bedrijfsmatig woonruimten en heeft een woning in een kwetsbaar gebied in Den Haag verhuurd aan arbeidsmigranten. Na een controle door de Haagse Pandbrigade op 1 september 2021, waarbij werd vastgesteld dat er zes personen in de woning verbleven zonder huisvestingsvergunning, heeft verweerder eiseres een last onder dwangsom van € 7.000,- opgelegd en een bestuurlijke boete van € 10.000,- voor het ontbreken van een huisvestingsvergunning. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar verweerder heeft deze ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij zij aanvoert dat de boete ten onrechte is opgelegd, omdat er op het moment van de controle een aanvraag voor een huisvestingsvergunning was ingediend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er op dat moment een ontvankelijke aanvraag was. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft gehandeld door de boete op te leggen, aangezien er geen vergunning was verleend en eiseres als eigenaar verantwoordelijk is voor het gebruik van de woning.
Wat betreft de last onder dwangsom oordeelt de rechtbank dat deze ook terecht is opgelegd. De toezichthouder heeft geconstateerd dat er sprake was van kamerbewoning en dat de huurders niet tijdelijk in de woning verbleven. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij zich heeft vergewist van de naleving van de regels door haar vastgoedbeheerder. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en bevestigt de opgelegde boete en last onder dwangsom.