ECLI:NL:RBDHA:2024:6279
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening ongeldigverklaring rijbewijs wegens alcoholmisbruik
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 april 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) op basis van alcoholmisbruik. De ongeldigverklaring volgde na een onderzoek dat op 16 december 2023 was uitgevoerd, waaruit bleek dat verzoeker alcoholmisbruik vertoonde. Verzoeker had eerder, op 1 oktober 2023, een aanhouding gehad wegens rijden onder invloed, waarbij een alcoholpromillage van 1,794 werd vastgesteld. Hij had in 2020 ook al een aanhouding gehad voor een vergelijkbaar feit.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de CBR zich op het psychiatrisch rapport mocht baseren, dat meerdere aanwijzingen voor alcoholmisbruik bevatte. Verzoeker voerde aan dat het rapport gebreken vertoonde en dat er geen sprake was van alcoholmisbruik, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de argumenten van verzoeker niet voldoende waren om het rapport te weerleggen. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker niet voldoet aan de eisen van geschiktheid en dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs gerechtvaardigd is. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, wat betekent dat het rijbewijs ongeldig blijft. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.