ECLI:NL:RBDHA:2024:615

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
NL23.35842
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheidsverklaring van een asielaanvraag van een Syrische nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Syrische nationaliteit, had op 3 maart 2022 een tweede asielaanvraag ingediend, nadat zijn eerdere aanvraag op 20 oktober 2020 niet-ontvankelijk was verklaard omdat hij internationale bescherming genoot in Bulgarije. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser nog steeds internationale bescherming geniet in Bulgarije. De staatssecretaris had informatie opgevraagd bij de Bulgaarse autoriteiten over de status van eisers verblijfsvergunning, en op basis van het antwoord van 19 september 2023 concludeerde de staatssecretaris dat er geen reden was om aan te nemen dat de status van eiser was ingetrokken. Eiser betoogde dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn status, maar de rechtbank oordeelde dat de informatie van de Bulgaarse autoriteiten voldoende actueel en relevant was.

De rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris in beginsel mag afgaan op informatie van andere lidstaten, mits deze informatie actueel is en duidelijkheid biedt over de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling. Aangezien de Bulgaarse autoriteiten geen intrekkingsprocedure hadden gestart en eiser geen bewijs had overgelegd dat zijn status was beëindigd, werd het beroep ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35842

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R. Balkenende),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van zijn asielaanvraag, die hij op 3 maart 2022 heeft ingediend. Dit is de tweede asielaanvraag die eiser heeft ingediend.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkheidsverklaring van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
(Eerdere) procedures
4. Eiser is van Syrische nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1987. Hij heeft op 29 juli 2020 eerder een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag is in het besluit van 20 oktober 2020 niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser internationale bescherming zou genieten in Bulgarije. Zowel het door eiser ingestelde beroep als hoger beroep tegen dit besluit is ongegrond verklaard. Het besluit van 20 oktober 2020 staat dus in rechte vast.
4.1.
Op 3 maart 2022 heeft eiser een tweede, de huidige, asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft daarop op 15 september 2023 de Bulgaarse autoriteiten gevraagd of eisers internationale beschermingsstatus nog steeds geldig is, zo ja tot wanneer, wat de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning is en of deze verblijfsvergunning verlengd kan worden. De Bulgaarse autoriteiten hebben hierop op 19 september 2023 geantwoord dat aan eiser op 31 oktober 2013 een subsidiaire beschermingsstatus is verleend. De staatssecretaris is op grond van deze informatie tot de conclusie gekomen dat eiser nog steeds internationale bescherming geniet in Bulgarije en heeft de aanvraag van eiser opnieuw niet-ontvankelijk verklaard.
Stelt de staatssecretaris terecht dat eiser nog internationale bescherming geniet in Bulgarije?
5. Eiser betoogt dat hij geen internationale bescherming meer geniet in Bulgarije. De staatssecretaris heeft hier onvoldoende onderzoek naar gedaan. De staatssecretaris gaat ervan uit dat dit wel zo is, maar baseert dit alleen op het antwoord van de Bulgaarse autoriteiten. In die brief wordt slechts bevestigd dat aan eiser op 31 oktober 2013 subsidiaire bescherming is verleend. Op de overige vragen die de staatssecretaris stelde kwam echter geen antwoord. Bovendien verwijst de Bulgaarse Dublin Unit in het antwoord naar de voor eiser verantwoordelijk instantie, het Border Police Directorate General (BPDG). De brief suggereert dus dat bij de BPDG meer informatie moet worden opgevraagd. De staatssecretaris heeft dit echter nagelaten. Ook heeft de staatssecretaris pas anderhalve maand na het ontvangen van de reactie van de Bulgaarse autoriteiten eiser hiervan op de hoogte gesteld. Eiser heeft vervolgens zelf navraag gedaan bij de BPDG, maar hierop nog geen antwoord ontvangen.
Eiser stelt verder dat de staatssecretaris hem onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 1 november 2023 ten onrechte tegenwerpt dat hij geen documenten van de Bulgaarse autoriteiten heeft overgelegd waarin een voornemen tot intrekking kenbaar zou zijn gemaakt. [1] Dit kan niet van hem verwacht worden, omdat hij al lange tijd in Nederland verblijft en zijn Bulgaarse documenten op 27 februari 2022 zijn verlopen. Eiser kan zich daarom niet meer naar Bulgarije begeven om te kijken of een dergelijke brief aan hem is toegezonden. Ook hadden de Bulgaarse autoriteiten in de uitspraak van de Afdeling van 1 november 2023 waar de staatssecretaris zich op beroept uitdrukkelijk aangegeven bereid te zijn de vreemdelingen terug te nemen ondanks het verlopen van de geldigheidsduur van hun verblijfsdocumenten. [2] Deze toezegging ontbreekt in het geval van eiser. Verder stelt eiser dat in twee andere uitspraken van de Afdeling van 1 november 2023, waar het ging om de vraag of de Bulgaarse statushouders nog internationale bescherming genoten in Bulgarije, deze vreemdelingen nog geldige Bulgaarse documenten hadden. [3] Dat is in het geval van eiser niet zo. Tot slot merkt eiser op dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt stelt dat áls eisers asielstatus zou zijn ingetrokken, dit in Eurodac vermeld zou moeten staan. In het geval van eiser ontbreekt echter een Eurodac-treffer. Er kan daarom geen waarde worden toegekend aan de omstandigheid dat in Eurodac niet vermeld staat dat de status is ingetrokken, aldus eiser.
5.1.
De rechtbank merkt allereerst op dat niet in geschil is dat de Bulgaarse autoriteiten eiser op 31 oktober 2013 een subsidiaire status hebben verleend. Deze status is echter niet geregistreerd in Eurodac. Eurodac bevat in het geval van eiser dus ook geen gegevens over de geldigheid van de op 31 oktober 2013 verleende verblijfsstatus. Daarom heeft de staatssecretaris de Bulgaarse autoriteiten om nadere informatie gevraagd over de verblijfsstatus van eiser. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of het antwoord van de Bulgaarse autoriteiten op dit verzoek voldoende informatie geeft over de verblijfsstatus van eiser of dat de staatssecretaris nader onderzoek had moeten doen.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag de staatssecretaris in beginsel afgaan op informatie van een andere lidstaat. Daarvoor is van belang dat het tijdsverloop sinds het verkrijgen van de informatie beperkt is en dient uit de informatie duidelijk te worden wat de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling bij terugkeer is. Indien de verkregen informatie onvoldoende actueel is of onvoldoende verblijfsrechtelijke informatie over de vreemdeling bevat, dient de staatssecretaris nader onderzoek te doen naar de vraag of de vreemdeling nog steeds over een door de desbetreffende lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning dan wel een andere toestemming tot verblijf beschikt. [4]
5.3.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat de verkregen informatie voldoende actueel is. Tussen de ontvangst van de informatie van de Bulgaarse autoriteiten en het nemen van het bestreden besluit ligt een periode van anderhalve maand, zodat het tijdsverloop beperkt is. [5]
5.4.
Ten tweede is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris op basis van de beschikbare informatie terecht heeft geconcludeerd dat geen nader onderzoek nodig is naar de verblijfsrechtelijke status van eiser. Daartoe is ten eerste van belang dat de Bulgaarse autoriteiten in hun brief niet hebben aangegeven dat de verblijfsvergunning van eiser is ingetrokken. De staatssecretaris heeft hieruit kunnen concluderen dat de Bulgaarse autoriteiten geen intrekkingsprocedure zijn gestart. Het had voor de hand gelegen dat indien dat wel het geval was geweest, de Bulgaarse autoriteiten dat expliciet in de brief hadden gezet.
Verder acht de rechtbank in dit verband van belang dat de Afdeling op 1 november 2023 heeft geoordeeld dat het niet tijdig verlengen of vervangen van Bulgaarse verblijfsdocumenten niet automatisch leidt tot intrekking van de verleende internationale bescherming. [6] Een statushouder met een verlopen of verloren verblijfsdocument die vertrekt naar Bulgarije, kan de geldigheidsduur van dat document verlengen of dat document vervangen, tenzij zijn internationale beschermingsstatus al is ingetrokken. Mocht er toch een intrekkingsprocedure worden gestart, dan kan de statushouder in die procedure te kennen geven het daarmee niet eens te zijn. De Bulgaarse immigratiedienst, de SAR, start een dergelijke intrekkingsprocedure pas als het Bulgaarse Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft gemeld dat een statushouder de geldigheidsduur van zijn verblijfsdocument drie jaar na het verstrijken daarvan nog steeds niet heeft verlengd. Verder wordt een statushouder bij aangetekende brief door de Bulgaarse autoriteiten geïnformeerd dat een intrekkingsprocedure wordt gestart en om welke reden(en) dat wordt gedaan, voordat een intrekkingsbesluit wordt genomen.
Het is niet in geschil dat eiser een Bulgaarse verblijfsvergunning heeft overgelegd met een geldigheidsduur tot en met 27 februari 2022. Dit betekent dat eisers verblijfsvergunning nog niet meer dan drie jaar is verlopen. Gelet op de hierboven beschreven Bulgaarse praktijk betekent dat dat de Bulgaarse autoriteiten in principe nog geen intrekkingsprocedure zijn gestart. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit zou blijken dat zijn internationale beschermingsstatus wel is beëindigd. Op de zitting heeft eiser verwezen naar het AIDA-rapport uit 2023 waaruit zou volgen dat de algemene praktijk zoals beschreven door de Afdeling onjuist is. [7] Volgens eiser volgt uit het AIDA-rapport namelijk dat veel statussen van Syrische statushouders in Bulgarije worden ingetrokken zonder dat duidelijk is wat de precieze reden is voor intrekking. Dit duidt er volgens eiser op dat deze intrekkingen eerder plaatsvinden dan na drie jaar na het verlopen van een verblijfsvergunning. De rechtbank is echter van oordeel dat deze stelling zeer speculatief is en dat uit alleen deze cijfers niet de conclusie getrokken kan worden dat de Bulgaarse praktijk zoals door de Afdeling uiteengezet onjuist is. De rechtbank is verder van oordeel dat uit de uitspraak van de Afdeling van 1 november 2023 niet blijkt dat een expliciete toezegging van de Bulgaarse autoriteiten vereist is waaruit blijkt dat zij eiser zullen terugnemen. [8] Ook eisers verwijzing naar twee andere uitspraken van de Afdeling van 1 november 2023 waar de vreemdelingen nog wél een geldige verblijfsvergunning hadden, slaagt niet. [9] Het gaat daar namelijk om de toepassing van de individuele omstandigheden van de vreemdelingen door de Afdeling zoals omschreven in overweging 5.4. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.5.
De staatssecretaris heeft dus op basis van de beschikbare informatie kunnen concluderen dat eiser nog internationale bescherming geniet in Bulgarije.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

3.ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3965 en ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3966
4.Zie bv. ABRvS 1 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2441.
5.Het antwoord van de Bulgaarse autoriteiten dateert van 18 september 2023 en het bestreden besluit dateert van 6 november 2023.
6.ECLI:NL:RVS:3965; ECLI:NL:RVS:3966; ECLI:NL:RVS:3967; ECLI:NL:RVS:3968.
7.AIDA Country Report: Bulgaria 2022 Update, maart 2023.
8.ECLI:NL:RVS:3968.
9.ECLI:NL:RVS:3965; ECLI:NL:RVS:3966.