In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Syrische nationaliteit, had op 3 maart 2022 een tweede asielaanvraag ingediend, nadat zijn eerdere aanvraag op 20 oktober 2020 niet-ontvankelijk was verklaard omdat hij internationale bescherming genoot in Bulgarije. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser nog steeds internationale bescherming geniet in Bulgarije. De staatssecretaris had informatie opgevraagd bij de Bulgaarse autoriteiten over de status van eisers verblijfsvergunning, en op basis van het antwoord van 19 september 2023 concludeerde de staatssecretaris dat er geen reden was om aan te nemen dat de status van eiser was ingetrokken. Eiser betoogde dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn status, maar de rechtbank oordeelde dat de informatie van de Bulgaarse autoriteiten voldoende actueel en relevant was.
De rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris in beginsel mag afgaan op informatie van andere lidstaten, mits deze informatie actueel is en duidelijkheid biedt over de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling. Aangezien de Bulgaarse autoriteiten geen intrekkingsprocedure hadden gestart en eiser geen bewijs had overgelegd dat zijn status was beëindigd, werd het beroep ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond.