ECLI:NL:RBDHA:2024:5696

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
NL23.29857
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor jongvolwassenen op basis van artikel 8 EVRM

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiser, geboren in 2003, heeft de aanvraag ingediend om als familie- of gezinslid bij zijn moeder, die als kennismigrant in Nederland verblijft, te kunnen wonen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 14 februari 2023 afgewezen, en deze afwijzing is in bezwaar bevestigd op 25 augustus 2023. De rechtbank heeft op 19 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser, de referent en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de belangenafweging op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) correct heeft uitgevoerd. De staatssecretaris heeft de belangen van eiser afgewogen tegen de belangen van de Nederlandse Staat, waarbij hij concludeert dat het belang van de Nederlandse Staat zwaarder weegt. Eiser voert aan dat de beslispraktijk van de staatssecretaris sinds september 2022 onevenredig is en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals zijn mentale gezondheid en de afhankelijkheid van zijn moeder.

De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken en dat de belangenafweging niet ondeugdelijk is. Eiser kan niet worden vergeleken met andere jongvolwassenen die onder het jongvolwassenenbeleid vallen, omdat de staatssecretaris een andere maatstaf hanteert. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.29857
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. N. Vreede),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met als doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [moeder]’, zijn moeder (referent).
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 14 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 augustus 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, referent en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
3. Eiser is geboren op [2003]. Referent woonde tot december 2022 met eiser en haar twee minderjarige kinderen, haar moeder en een nichtje in één huis in Suriname. De staatssecretaris heeft referent een verblijfsvergunning als kennismigrant verleend, die geldig
is voor de duur van een jaar tot 1 januari 2024. De staatssecretaris heeft de twee minderjarige kinderen van referent een verblijfsvergunning verleend voor verblijf als gezinslid bij hun moeder. Eiseres is in december 2022 met haar twee jongste kinderen naar Nederland verhuisd. Zij werkt nog steeds in Nederland. Eiser wil ook bij zijn moeder in Nederland wonen heeft daarom op 30 november 2022 een aanvraag ingediend.
De beslissing van de staatssecretaris
4. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser afgewezen. De staatssecretaris heeft getoetst aan het jongvolwassenenbeleid en neemt familie- of gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Na het afwegen van de belangen van eiser tegen de belangen van de Nederlandse Staat komt de staatssecretaris tot de conclusie dat het belang van de Nederlandse Staat zwaarder weegt dan het belang van eiser om in Nederland gezins- of familieleven uit te oefenen. Samengevat komt het besluit van de staatssecretaris erop neer dat de staatssecretaris de belangenafweging in het nadeel van eiser heeft laten uitvallen om het economisch welzijn van de Nederlandse overheid te beschermen.

Evenredigheid van de belangenafweging

5. Eiser voert aan dat de belangenafweging die de staatssecretaris sinds september 2022 in dit soort zaken maakt altijd in het nadeel van de jongvolwassene uitvalt en bijzonder onevenredig is. De beslispraktijk van de staatssecretaris betekent in feite afschaffing van het jongvolwassenenbeleid, tenzij sprake is van ofwel objectieve belemmeringen ofwel een dusdanig bijzondere kennis en ervaring bij de kennismigrant dat het economisch belang alsnog doorslaggevend is. De motivering van de staatssecretaris voor de wijziging in de beslispraktijk en weging van belangen vanaf 2 september 2022 is onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd en leidt tot onevenredige gevolgen. Voorafgaand aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2006) is er in beschikkingen geen kenbare belangenafweging gemaakt. Sinds 13 juli 2022 wordt in zaken waarin meerderjarige kinderen van kennismigranten een mvv aanvragen wel een belangenafweging gemaakt, die in het nadeel van de jongvolwassenen uitvalt, maar in bezwaar alsnog leidt tot afgifte van de gevraagde mvv, mits de aanvraag voor 2 september 2022 is ingediend. Aanvragen van na die datum vallen altijd in het nadeel van de jongvolwassene uit. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar uitspraken genoemd in het aanvullend bezwaarschrift.
6. De rechtbank moet bij een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM beoordelen of de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden bij de afweging heeft betrokken. Verder moet de rechtbank beoordelen of de staatssecretaris in de belangenafweging een ‘fair balance’ heeft gevonden tussen de belangen van enerzijds eiser en anderzijds de belangen van de Nederlandse samenleving om migratie te reguleren. De staatssecretaris heeft bij het maken van de belangenafweging beoordelingsruimte.
7. De staatssecretaris heeft toegelicht dat er sinds september 2022 een verandering heeft plaatsgevonden in de beoordeling van aanvragen van meerderjarige kinderen van kennismigranten die op grond van artikel 8 van het EVRM verblijf bij hun ouders in Nederland beogen. Het economisch belang van de aanwezigheid van de kennismigrant in Nederland is niet langer doorslaggevend voor de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft alle erkend referenten hierover op 2 september 2022 een brief gestuurd. Deze verandering
heeft de staatssecretaris doorgevoerd, omdat kinderen van kennismigranten door de ‘oude’ beoordeling onbedoeld bevoordeeld werden ten opzichte van andere aanvragers die gezinsleden op grond van artikel 8 van het EVRM naar Nederland wilden laten komen. Het feit dat referent in Nederland een verblijfsvergunning als kennismigrant heeft, is daarom niet langer van doorslaggevende betekenis voor de aanvraag van eiser op grond van artikel 8 van het EVRM. De staatssecretaris heeft eerst beoordeeld of er sprake is van beschermenswaardig gezinsleven. Vervolgens is een belangenafweging gemaakt op grond van artikel 8 van het EVRM. Bij deze afweging heeft de staatssecretaris het belang van de Nederlandse overheid bij een terughoudend toelatingsbeleid afgewogen tegen het persoonlijk belang van eiser bij een eerste toelating.
De uitspraken waar eiser naar heeft verwezen zijn uitspraken van voor september 2022 en dus van voor de datum waarop de staatssecretaris zijn beslispraktijk heeft gewijzigd. In die zaken werd het economisch belang nog zwaar in het voordeel van de vreemdeling meegewogen, wat in die zaken heeft geleid tot een andere uitkomst van de belangenafweging.
8. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris toereikend heeft gemotiveerd waarom de beslispraktijk sinds september 2022 is gewijzigd. Van onevenredige gevolgen is de rechtbank niet gebleken. Eiser moet vergeleken worden met alle andere jongvolwassenen die naar Nederland willen komen en waarbij de vreemdeling onder het jongvolwassenenbeleid valt en niet alleen met een jongvolwassene die een kennismigrant achterna wil reizen. De staatssecretaris legt daarbij voor iedereen dezelfde maatstaf aan.

Het economisch belang

9. Eiser voert aan dat de overweging van de staatssecretaris dat het economisch belang van de kennismigrant helemaal niet meer in het voordeel wordt gewogen evenals de krapte op de arbeidsmarkt, evident onjuist is. Door het belang van de kennismigrant voor de economie helemaal niet mee te wegen heeft de staatssecretaris niet alle belangen betrokken en daar ook niet het juiste gewicht aan toegekend. In dit verband wijst eiser naar de (in bezwaar genoemde) uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 15 februari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:2446). Volgens eiser worden in die zaak algemene rechtsoverwegingen aangehaald die ook van belang zijn in deze zaak en waar de staatssecretaris onvoldoende op is ingegaan. Verder werpt de staatssecretaris ten onrechte tegen dat niet is gebleken dat referent een moeilijk vervulbare positie heeft. Referent werkt als anesthesiemedewerker waaraan een schrijnend tekort is in de gezondheidszorg. Ter onderbouwing verwijst eiser naar internet nieuwsberichten hierover. Dus de komst van referent is niet alleen in het belang van de economie, maar ook in het belang van de Nederlandse gezondheidszorg.
10. Anders dan eiser stelt, heeft de staatssecretaris het economisch belang van de kennismigrant wel in het voordeel meegewogen, maar hij heeft daaraan niet het gewicht hoeven toe te kennen dat eiser daaraan gehecht wil zien. De staatssecretaris heeft in het voordeel meegewogen dat referent eigen inkomsten heeft. De staatssecretaris heeft ook erkend dat referent met haar werk het economische belang van Nederland dient en een bijdrage aan de Nederlandse gezondheidszorg levert. De staatssecretaris acht het zijn van kennismigrant echter niet langer meer doorslaggevend voor een aanvraag op grond van artikel 8 van het EVRM. De staatssecretaris heeft hierover naar het oordeel van de rechtbank kunnen oordelen dat het enkele feit dat referent met haar werk het economisch belang van
Nederland dient en een bijdrage aan de Nederlandse gezondheidszorg levert, niet betekent dat de belangenafweging niet langer in het nadeel van eiser uitvalt.
In reactie op de in bezwaar aangevoerde uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 15 februari 2023, heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat die zaak niet vergelijkbaar is, omdat in die zaak de kennismigrant een moeilijk vervulbare positie bekleedt waarvoor geen andere kandidaten in Nederland of de Europese Unie zijn.
Bovendien ging het in die zaak niet alleen om het gewicht dat is toegekend aan het economisch belang van Nederland, maar speelde ook mee dat één van de verzoekers 24 uurs zorg nodig had en vanwege die medische beperkingen volledig afhankelijk was van zijn naar Nederland verhuisde moeder. De stelling van eiser dat de referent een moeilijk vervulbare functie bekleedt, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden om te concluderen dat het bij de baan van referent gaat om een moeilijk vervulbare positie waarvoor geen andere kandidaten in Nederland of de Europese Unie zijn te vinden.
Hetzelfde geldt voor het ter zitting door eiser gestelde over het beleid van de werkgever van referent (Universitair Medisch Centrum Groningen) die eerst een jaar in Nederland en de EU werft alvorens uit te wijken naar het buitenland. Verder betekent het feit dat referent als kennismigrant is toegelaten tot Nederland niet zonder meer dat ook haar volwassen kinderen toegelaten moeten worden.
11. Eiser voert in het kader van het economisch belang verder aan dat de staatssecretaris ten onrechte in het nadeel van eiser weegt dat hij binnen afzienbare tijd in Nederland een studie gaat volgen, een baan zal zoeken en op den duur eigen woonruimte nodig heeft. Hij zal, als hij gaat studeren, geen gebruik maken van door overheid bekostigd onderwijs. Eiser wijst op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 15 september 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:9566). Verder is het niet aannemelijk dat eiser binnen afzienbare tijd eigen woonruimte nodig zal hebben. Het gescheiden leven van zijn moeder is voor eiser juist zo moeilijk en zorgt voor depressieve gevoelens, angstgevoelens en zich niet kunnen staande houden en concentreren op zijn studie. Het is van doorslaggevend belang voor eisers mentale gezondheid dat hij bij zijn moeder gaat inwonen. Ook het vinden van een baan kan eiser niet worden tegengeworpen. Hij heeft zijn oog niet op een baan, is financieel afhankelijk van zijn moeder en gaat een studie volgen. Hij zal hoogstens een bijbaan zoeken, maar dat kan niet tegengeworpen worden, omdat studenten met een studievisum hier ook mogen werken. Daarnaast zou het op de huidige arbeidsmarkt juist moeten worden toegejuicht als eiser een bijbaan zou zoeken, omdat er overal personeelstekorten zijn.
11. De staatssecretaris stelt hierover naar het oordeel van de rechtbank terecht dat het economisch belang van de Nederlandse Staat niet alleen gaat over de vraag of de kennismigrant voldoende inkomsten heeft om het gezin te onderhouden, maar ook gaat over de bescherming van de arbeidsmarkt en door de overheid betaalde voorzieningen zoals onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk gemotiveerd dat het niet is uitgesloten dat eiser in de nabije toekomst een beroep zal doen op de krappe huisvestingsmarkt en een opleiding of studie zal volgen. Dat eiser zoals hij stelt geen gebruik zal maken van door overheid bekostigd onderwijs heeft de staatssecretaris niet hoeven volgen, omdat dit niet is onderbouwd. Dat eiser graag bij zijn moeder wil zijn is heel begrijpelijk, maar dat heeft de staatssecretaris niet als een bijzondere omstandigheid hoeven aan te merken op grond waarvan de belangenafweging in het voordeel van eiser had moeten uitvallen. Wat eiser heeft aangevoerd over zijn mentale gezondheid is verder niet onderbouwd, zodat ook daarin geen
grond is gelegen om te oordelen dat de door verweerder gemaakte belangenafweging ondeugdelijk is.
Objectieve belemmeringen
13. Eiser voert daarnaast aan dat de staatssecretaris te veel gewicht heeft toegekend aan het niet bestaan van objectieve belemmeringen en een onjuiste toets aanlegt door te overwegen dat er mogelijkheden zijn om in Suriname te functioneren, al dan niet met behulp van derden. De staatssecretaris had moeten toetsen of eiser stappen naar zelfstandigheid heeft gezet en sinds het vertrek van zijn moeder naar Nederland zich moeiteloos zelfstandig heeft kunnen handhaven. Eiser verwijst voor dit standpunt naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 1 juni 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:7815) en de in die uitspraak genoemde uitspraken van de Afdeling. Eiser kan zich evident niet moeiteloos zelfstandig handhaven. Verder is eiser een visum kort verblijf geweigerd wegens vestigingsgevaar, omdat hij onvoldoende sociale en economische banden met Suriname heeft. De minister van Buitenlandse zaken ziet ‘dat’ dus anders dan de staatssecretaris. Hierdoor kan eiser geen gezinsleven uitoefenen door bezoeken over en weer en is hij afhankelijk van bezoeken van zijn moeder, zusje en broertje aan Suriname en dat is veel duurder dan één vliegticket naar Nederland. Daarnaast gaan zijn broertje en zusje in Nederland naar school en werkt referent in Nederland. Zij kan dus niet zomaar met de kinderen naar Suriname toe, laat staan op regelmatige basis. De staatssecretaris heeft dit onvoldoende in de belangenafweging betrokken.
13. De uitspraak van 1 juni 2023, waar eiser naar verwijst, ging over de vraag of er sprake is van gezinsleven en of betrokkene feitelijk behoorde tot het gezin. In dat kader is het van belang in hoeverre het kind een stap naar zelfstandigheid heeft gezet. De vraag of eiser feitelijk behoort tot het kerngezin is door verweerder al met ‘ja’ beantwoord. Niet is gebleken dat de staatssecretaris een onjuiste toets heeft aangelegd.
De toets die de minister van Buitenlandse Zaken aanlegt bij een aanvraag voor een visum kort verblijf is een andere dan de toets in de onderhavige aanvraag en alleen daarom al niet vergelijkbaar. Dat de minister van Buitenlandse Zaken geen visum kort verblijf verleent aan eiser, betekent niet dat eiser geen banden heeft met Suriname of een sterkere band zou hebben met Nederland.
Banden met broertje en zusje
15. Tot slot voert eiser aan dat de staatssecretaris onjuist en onvolledig aan artikel 8 van het EVRM heeft getoetst wat betreft de gezinsband tussen hem en zijn broertje en zusje. De staatssecretaris heeft ten onrechte de belangen van eisers broertje en zusje, op grond van artikel 24 Handvest in verbinding met artikel 3 lid 1 IVRK, niet tot zijn primaire overweging gemaakt.
15. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de kinderen en hij bij de uitoefening van zijn bevoegdheden binnen de grenzen van het recht is gebleven. Niet is gebleken van een bijzondere afhankelijkheid tussen eiser en zijn broertje en zusje. Zij kunnen op verschillende manieren invulling geven aan hun gezinsleven, ook als eiser geen visum kort verblijf voor Nederland krijgt.
Conclusie
17. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zijn besluit deugdelijk heeft gemotiveerd, waarin hij alle betrokken belangen in kaart heeft gebracht en heeft gewogen. Hij heeft mogen concluderen dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt.

Eindconclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond.
19. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens - Kleijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 maart 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.