ECLI:NL:RBDHA:2024:5635

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
NL24.3203
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de aanvraag op 29 januari 2024 niet in behandeling genomen, met het argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.

De rechtbank heeft de zaak op 4 april 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde afwezig waren, terwijl verweerder vertegenwoordigd was. Eiser, die stelt Algerijns te zijn, betwist dat Spanje verantwoordelijk is en wijst op tekortkomingen in het Spaanse asiel- en opvangsysteem, onderbouwd met een AIDA-rapport. De rechtbank stelt vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat lidstaten verondersteld worden hun verplichtingen jegens asielzoekers na te komen, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt.

De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat er geen structurele tekortkomingen zijn in het Spaanse asiel- en opvangsysteem. Eiser heeft ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat verweerder de aanvraag aan zich had moeten trekken.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, met de conclusie dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden niet in behandeling heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.3203 (beroep) en NL24.3204 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Verheugd)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 29 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje ervoor verantwoordelijk is.
2. De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren met bericht vooraf afwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1997. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt dat verweerder zijn asielaanvraag ten onrechte niet in behandeling heeft genomen. Ten aanzien van Spanje kan niet worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat eiser vreest voor een tekort aan opvang en rechtsbijstandsvoorzieningen. Eiser heeft geen mogelijkheid om te klagen bij de Spaanse autoriteiten. Hij wijst op het AIDA rapport over Spanje van 21 april 2023. Daarnaast is er een inbreukprocedure gestart tegen Spanje wegens het niet volledig conform implementeren van alle bepalingen uit de Opvangrichtlijn. Verweerder had de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich moeten trekken.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Het uitgangspunt is dat er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit de Dublinverordening van mag worden uitgegaan dat lidstaten hun verdragsverplichtingen jegens asielzoekers zullen nakomen. Dit vermoeden is weerlegbaar. Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij bij overdacht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM [1] en artikel 4 van het Handvest. [2] Daarvoor kan eiser objectieve informatie over de werking van het asiel- en opvangsysteem in Spanje overleggen en/of verklaringen afleggen over eigen ervaringen met het asiel- en opvangsysteem daar. Uit vaste rechtspraak [3] van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest pas sprake is, als de door de vreemdeling aannemelijk gemaakte tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid hebben bereikt.
6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in de uitspraken van 8 juli 2021 [4] en 27 januari 2023 [5] geoordeeld dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De Afdeling heeft daarnaast in de uitspraak van 20 juli 2023 [6] bevestigd dat het meest recente AIDA-rapport van april 2023 niet een wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje dan de eerdere updates. Verondersteld kan dus worden dat uit deze AIDA-rapporten niet blijkt dat er structurele tekortkomingen zijn bij de toegang tot de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid als bedoeld in het arrest Jawo halen. Als eiser wel problemen ondervindt in Spanje, ligt het op zijn weg om daarover te klagen bij de Spaanse autoriteiten. Dat eiser in Spanje geen toegang zou hebben tot rechtsbijstandsvoorzieningen is - naast een verwijzing naar het AIDA-rapport - niet nader onderbouwd in het beroepsschrift.
7. Eiser wijst als laatste op de inbeukprocedure [7] die door de Europese Commissie gestart is tegen Spanje, vanwege het niet conform omzetten van alle bepalingen van de Opvangrichtlijn. [8] De Europese Commissie heeft de Spaanse autoriteiten in de gelegenheid gesteld om dit te herstellen en hierop te reageren. Als een bevredigend antwoord van de Spaanse autoriteiten uitblijft, kan de Commissie besluiten een advies te sturen. Omdat dit nog niet is gebeurd, bevindt de inbreukprocedure zich in een pril stadium. Reeds daarom oordeelde deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, in de uitspraak van 20 juni 2023 [9] dat de enkele constatering van deze inbreukprocedure onvoldoende is om te spreken van structurele tekortkomingen. In de uitspraak van 9 april 2024 is door deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, bevestigd dat deze inbreukprocedure nog steeds in een pril stadium verkeert. [10] De rechtbank oordeelt dat ten aanzien van Spanje nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waardoor deze beroepsgrond niet slaagt.
Artikel 17 Dublinverordening
8. Ten aanzien van het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening oordeelt de rechtbank dat eiser verder geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan verweerder het verzoek aan zich had moeten trekken. Verweerder geeft zelf in het aanmeldgehoor van de IND aan geen enkel probleem te hebben ondervonden in Spanje. Gelet daarop kan deze grond niet slagen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag op goede gronden niet in behandeling heeft genomen, omdat Spanje ervoor verantwoordelijk is.
10. Nu er op het beroep is beslist, zal het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege een gebrek aan connexiteit.
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van K.A. Klarenbeek, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3.Zie het arrest
7.INF(2022)2158.
8.Richtlijn 2013/33/EU tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming.