ECLI:NL:RBDHA:2024:55
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek om overbrenging naar Nederland van Afghanen na afwijzing door de minister van Buitenlandse Zaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 januari 2024, zaaknummer SGR 22/6939, wordt het beroep van vijf eisers uit Afghanistan beoordeeld tegen de afwijzing van hun verzoek om overbrenging naar Nederland. De eisers, vertegenwoordigd door mr. S. Oukil, hebben eerder een civiele kort geding procedure gevoerd, waarin hun gronden uitvoerig zijn besproken. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om tot een ander oordeel te komen dan eerder is vastgesteld door de voorzieningenrechter en het Gerechtshof Den Haag.
De rechtbank behandelt het beroep dat is ingesteld tegen het besluit van de minister van Buitenlandse Zaken van 14 maart 2022, waarin het verzoek om overbrenging werd afgewezen. De eisers stellen dat zij in aanmerking komen voor overbrenging op basis van eerdere toezeggingen en de motie Belhaj. De rechtbank overweegt dat de eisers niet voldoen aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Kamerbrief van 11 oktober 2021, en dat de afwijzing van hun verzoek gerechtvaardigd is.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de minister zich niet hoeft in te spannen om de eisers over te brengen naar Nederland. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak is openbaar uitgesproken. De eisers hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van het afschrift.