ECLI:NL:RBDHA:2024:5476

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
NL24.11029 en NL24.11030
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Marokkaanse eiseres afgewezen door staatssecretaris, maar rechtbank oordeelt dat onvoldoende bescherming wordt geboden bij terugkeer naar Marokko

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Marokkaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres heeft op 20 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris op 12 maart 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De staatssecretaris heeft eiseres opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2024 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Eiseres heeft in juli 2023 Marokko verlaten en is via Griekenland naar Nederland gekomen, waar zij op 1 februari 2024 haar kind heeft gekregen. Tijdens het gehoor heeft eiseres verklaard dat zij door haar echtgenoot werd mishandeld en dat zij zich genoodzaakt voelde om te vluchten. De staatssecretaris heeft de verklaringen van eiseres geloofwaardig geacht, maar de rechtbank is van mening dat de staatssecretaris onvoldoende heeft aangetoond dat er adequate bescherming is in Marokko tegen huiselijk geweld.

De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris in zijn besluit niet voldoende heeft ingegaan op de vraag hoe bescherming tegen huiselijk geweld in Marokko wordt geboden. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en vernietigt dit. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, in aanwezigheid van mr. L.J. van der Veen, en is openbaar gemaakt op 12 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.11029 en NL24.11030
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen [eiseres],
geboren op [geboortedatum] , van Marokkaanse nationaliteit, V-nummer: [nummer] , eiseres,
mede namens haar minderjarige kind:
[kind], geboren op [geboortedatum] (gemachtigde: mr. J.J. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 20 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 12 maart 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, geen reguliere verblijfsvergunning of uitstel van vertrek verleend, eiseres opgedragen om Nederland onmiddellijk te verlaten en aan haar een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep1, op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Aan het bestreden besluit is het hierna volgende voorafgegaan.
1. Zaak NL24.11030
4.1.
Eiseres heeft in juli 2023 Marokko verlaten. Zij is vervolgens in augustus 2023 in Griekenland aangekomen, alwaar haar op 6 oktober 2023 internationale bescherming is verleend. Eiseres heeft Griekenland, hoogzwanger, op 1 februari 2024 verlaten, waarna enkele dagen later in Nederland haar zoontje is geboren. Zij heeft in Nederland op
20 februari 2024 asiel aangevraagd.
4.2.
Eiseres heeft tijdens het gehoor naar voren gebracht dat zij door haar echtgenoot werd mishandeld en dat ze een keer bijna het leven heeft gelaten toen een kabel om haar nek werd gedraaid. Verder heeft eiseres naar voren gebracht dat haar echtgenoot geen kinderen wil en dat zij tijdens haar eerste zwangerschap zo vaak en zo hard is geslagen dat zij een miskraam heeft gekregen. De staatssecretaris heeft dit geloofwaardig geacht.
4.3.
Eiseres heeft tijdens het gehoor verder naar voren gebracht dat zij zich tijdens haar tweede zwangerschap zoveel zorgen maakte, dat zij haar land heeft verlaten. Daarbij heeft eiseres naar voren gebracht tevergeefs bescherming te hebben gezocht bij de autoriteiten. Volgens eiseres is zij meermalen bij de politie geweest en heeft zij de Procureur-Generaal bezocht, maar ging haar echtgenoot telkens vrijuit. In de zienswijze is naar voren gebracht dat eiseres zich genoodzaakt zag te vluchten.
5. De rechtbank overweegt ten aanzien van het te hanteren toetsingskader het volgende.
5.1.
In de zaak H.R.L. v. France (Application no. 24573/94) is in § 40 door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het navolgende overwogen:
“Owing to the absolute character of the right guaranteed, the Court does not rule out the possibility that Article 3 of the Convention may also apply where the danger emanates from persons or groups of persons who are not public officials. However, it must be shown that the risk is real and that the authorities of the receiving State are not able to obviate the risk by providing appropriate protection.”
5.2.
Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)2 volgt dat ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen eerst door de staatssecretaris moet worden onderzocht of door de autoriteiten in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Daarbij dient hij informatie over de algemene situatie in een land van herkomst, in het bijzonder uit ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties, te betrekken. Indien de staatssecretaris die vraag bevestigend heeft beantwoord, is het vervolgens aan de vreemdeling aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Indien hij dat laatste niet aannemelijk maakt, kan slechts het tevergeefs door hem inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden.
5.3.
Als een land als veilig land van herkomst is aangemerkt, geldt het onder 5.2 weergegeven toetsingskader niet en is het aan een vreemdeling om aannemelijk te maken dat dat land in zijn specifieke omstandigheden toch niet veilig is.
2 zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS 24 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2087
5.4.
De bestuursrechter hoeft niet in elke zaak de rechtmatigheid van de plaatsing van een land op de lijst van veilige landen van herkomst te toetsen. Een vreemdeling kan een standpunt van de staatssecretaris over de veiligheidssituatie in zijn land van herkomst namelijk ook op de in asielzaken gebruikelijke manier bestrijden, los van de aanwijzing van dat land als veilig, door alleen de voor zijn asielbesluit relevante veiligheidssituatie aan de orde te stellen. Dat is wat eiseres hier heeft gedaan. Bij zijn motivering kan de staatssecretaris dan weliswaar betrekken dat het land op het moment van de aanwijzing veilig was, maar hij zal hetgeen een vreemdeling aanvoert over de huidige en voor hem relevante veiligheidssituatie wel moeten onderzoeken en hierop gemotiveerd moeten ingaan.3 De feitelijke situatie is daarbij ook van belang.4
5.5.
Vorenstaande past ook bij de eerdere toelichting van de staatssecretaris dat hij in besluiten, al dan niet in reactie op hetgeen vreemdelingen aanvoeren, veelal een aanvullende en geactualiseerde motivering van de aanwijzing van een land als veilig land van herkomst opneemt, zoals bijvoorbeeld over de situatie voor bepaalde groepen of de bestaande beschermingsmogelijkheden.5
6. De stelling van eiseres komt er op neer dat de geboden bescherming het door haar geschetste risico niet kan voorkomen. In de gronden is naar voren gebracht dat de kans dat eiseres wordt vermoord als zij (met haar pasgeboren baby) teruggaat naar Marokko erg groot is. Daarbij is er op gewezen dat zij eerder een kind heeft verloren door mishandeling van haar echtgenoot (die geen kinderen wil) en eerder is geprobeerd haar te vermoorden. Het enkele feit dat de echtgenoot is opgepakt doet hier volgens eiseres niet aan af, omdat hij elke keer vrijuit gaat.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1.
In de brief van 8 juni 20236 heeft de staatssecretaris verslag gedaan van de herbeoordeling als veilig land van herkomst van onder andere Marokko. In de bij deze brief behorende bijlage is dit nader toegelicht.
7.2.
Vooropgesteld moet worden dat in de herbeoordeling geen informatie is terug te vinden op welke wijze door de autoriteiten in het algemeen bescherming wordt geboden bij huiselijk geweld. Zo is in de herbeoordeling enkel het volgende terug te lezen:
“(Huiselijk) geweld tegen vrouwen is bij wet verboden, hoewel sociale druk en terughoudende actie van politie vrouwen ervan kunnen weerhouden zich te melden.”
7.3.
Daar waar bij zaken waarin de onder 5.2. genoemde toetsing speelt, wordt gewezen op mogelijkheden tot opvang7, de hulp van verschillende organisaties8, landenrapporten die specifiek vermelden dat tegen huiselijk geweld bescherming wordt geboden en opgelegde contactverboden9, is daar in de bij de herbeoordeling aangehaalde
3 zie de uitspraak van de ABRvS van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474, r.o. 3.13.3
4 Zie de uitspraak van de ABRvS van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:738, r.o. 19-20
5 ECLI:NL:RVS:2016:2474, r.o. 3.4.2
6 Kamerstuk 19 637, nr. 3119
7 zie de uitspraak van 6 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2892
8 zie de uitspraak van 30 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1617
9 zie de uitspraak van de ABRvS van 7 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2711
rapporten10 niets over terug te lezen. Ook anderszins zijn de beschermingsmogelijkheden voor huiselijk geweld niet uiteengezet.
7.4.
In het bestreden besluit is evenmin ingegaan op de vraag hoe bescherming tegen huiselijk geweld in zijn werk gaat en welke stappen, afhankelijk van de ernst, kunnen worden gezet. Volstaan is met te overwegen dat uit de verklaring van eiseres dat haar echtgenoot elke keer werd opgehaald en daarna weer vrijuit ging blijkt dat de autoriteiten bereid zijn om actie te ondernemen en haar te beschermen.
7.5.
De rechtbank is van oordeel dat hiermee onvoldoende is ingegaan op het betoog van eiseres, wat er op neerkomt dat deze werkwijze haar geen “
appropriate protection” biedt tegen mishandelingen die zij vreest. Gelet op het geloofwaardig bevonden relaas, acht de rechtbank het bestreden besluit onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. Van de staatssecretaris mag verwacht worden dat hij bij een -geloofwaardig bevonden- relaas als het onderhavige meer inzicht biedt in de beschermingsmogelijkheden dan thans is gedaan.

Conclusie

8. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. Nu in de hoofdzaak is beslist zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
8.1.
De rechtbank zal de staatssecretaris veroordelen om eiseres een proceskostenvergoeding te betalen voor de kosten van rechtsbijstand. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
10 bijvoorbeeld het jaarverslag van Amnesty International uit 2022.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.750,-.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.J. van der Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 april 2024

Documentcode: DSR36177063

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt.
Tegen de uitspraak inzake het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.