ECLI:NL:RBDHA:2024:5471
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om overbrenging naar Nederland van een Afghan Security Guard
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om overbrenging naar Nederland beoordeeld. Eiser, een voormalige bewaker van de Afghan Security Guard (ASG) die tussen 2008 en 2010 voor de Nederlandse strijdmacht werkte, heeft zijn aanvraag ingediend na de afwijzing door de minister van Defensie op 5 juli 2022. De minister van Buitenlandse Zaken heeft het besluit van de minister van Defensie overgenomen en het verzoek van eiser afgewezen, omdat hij niet onder de groepen valt die in de Kamerbrief van 11 oktober 2021 zijn genoemd voor speciale voorzieningen.
De rechtbank heeft op 5 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser via een telefoonverbinding aanwezig was, samen met zijn gemachtigde en een tolk. De gemachtigde van de verweerder, mr. M.D. Barendrecht, en mr. A.J.M. Zwiep waren ook aanwezig. Eiser stelt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor de speciale voorziening, omdat hij meer dan een jaar substantieel heeft gewerkt voor Defensie in een zichtbare functie. Hij betoogt dat hij gevaar loopt in Afghanistan en verwijst naar eerdere uitspraken en beleidsdocumenten die de noodzaak van bescherming voor ASG-bewakers onderstrepen.
De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet valt onder de afgebakende groepen die in de Kamerbrief zijn genoemd, omdat hij zijn verzoek pas na de deadline van 11 oktober 2021 heeft ingediend. De rechtbank bevestigt dat het beleid van de overheid niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en dat de afwijzing van het verzoek van eiser terecht is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister niet verplicht is om eiser over te brengen naar Nederland.