ECLI:NL:RBDHA:2024:4653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
23/5116
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van strafontslag en eervol ontslag van een brandweerman wegens ernstig plichtsverzuim en verstoorde arbeidsrelatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen zijn strafontslag wegens ernstig plichtsverzuim en het subsidiaire eervolle ontslag beoordeeld. Eiser, werkzaam als brandweerman bij de Veiligheidsregio Haaglanden, kreeg op 26 september 2022 een strafontslag na een incident op 11 juni 2022, waarbij hij een collega uitschold en niet reageerde op zijn leidinggevende. Eiser betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat zijn gedrag niet als ernstig plichtsverzuim kon worden gekwalificeerd, mede door een rapport van MediLibra dat zijn verminderde toerekenbaarheid bevestigde. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er sprake was van plichtsverzuim, het strafontslag niet evenredig was gezien de verminderde toerekenbaarheid van eiser. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het het strafontslag betrof, maar handhaafde het eervolle ontslag. Eiser kreeg ook een vergoeding voor proceskosten en griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van evenredigheid in disciplinaire maatregelen, vooral in het licht van psychische omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5116

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R.E. Schoenmakers),
en

het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden, verweerder

(gemachtigde: mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het (primair) aan hem verleende strafontslag wegens ernstig plichtsverzuim en het (subsidiair) aan hem verleende eervol ontslag.
1.1.
Met het primaire besluit van 26 september 2022 is het (straf)ontslag aan eiser verleend. Met het bestreden besluit van 21 juni 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij zijn besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser is daar met zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [naam 1] en [naam 2], beiden werkzaam bij de Veiligheidsregio Haaglanden.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is met ingang van 1 januari 2010 bij de Veiligheidsregio Haaglanden aangesteld als brandweerman. Op 11 juni 2022 heeft een incident plaatsgevonden op de brandweerkazerne, waarbij eiser boos is geworden en een collega heeft uitgescholden. Volgens verweerder heeft eiser daarbij niet gereageerd op vragen en opdrachten van zijn ploegchef en heeft hij daarmee het gezag van die leidinggevende ondermijnd. Verweerder heeft het gedrag van eiser aangemerkt als ernstig plichtsverzuim en, ook gelet op gebeurtenissen en overplaatsingen in het verleden, besloten eiser daarom te ontslaan.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Volgens eiser is geen sprake van (ernstig) plichtsverzuim. Eiser betwist dat hij de grove scheldwoorden heeft gebruikt die verweerder in de feitenvaststelling heeft vermeld. Hij heeft er twee kreten uitgegooid die niet hadden gemogen. Dat hij zijn collega in niet mis te verstane woorden zou hebben uitgescholden is te sterk uitgedrukt. Verder betwist eiser dat hij niet op vragen en opdrachten van zijn leidinggevende heeft gereageerd, eiser kan het zich in ieder geval niet zo herinneren. Eiser beroept zich op vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad), waaruit volgt dat verweerder voorzichtig moet omgaan met verklaringen van collega’s. [1]
3.1.
Voor zover al sprake is van plichtsverzuim, kan dit niet aan eiser worden toegerekend. Uit het op verzoek van verweerder opgestelde rapport van Expertise Centrum MediLibra (hierna: MediLibra) van 23 maart 2023 blijkt namelijk dat eiser zich tijdens het incident niet bewust was van het ongeoorloofde karakter van zijn gedragingen. Hij had tijdens het voorval niet het vermogen zijn gedrag te stoppen en bij te sturen.
3.2.
Verder is het plichtsverzuim niet zo ernstig dat daarvoor een maatregel moet worden opgelegd. De maatregel van (straf)ontslag is in ieder geval niet evenredig aan het plichtsverzuim. Verweerder kan volstaan met een minder vergaande maatregel. Daarbij moet worden meegewogen dat eiser de afgelopen jaren steeds naar tevredenheid heeft gefunctioneerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Feiten en omstandigheden
4. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
4.1.
In 2010 heeft eiser een schriftelijke waarschuwing ontvangen omdat eiser niet is verschenen op een oefendag terwijl zijn aanwezigheid verplicht was.
4.2.
In 2011 is eiser tijdelijk overgeplaatst gedurende zes maanden vanwege een verstoorde arbeidsrelatie tussen eiser en zijn leidinggevenden.
4.3.
In 2016 is het salaris van eiser voor de duur van één jaar verminderd met het bedrag van één periodieke verhoging wegens plichtsverzuim en is aan hem voorwaardelijk ontslag verleend, met een proeftijd van twee jaar. In datzelfde jaar is eiser wederom overgeplaatst omdat binnen de ploeg waar eiser werkzaam was de groepsdynamiek zodanig is, dat het uit hoofde van het dienstbelang wenselijk is om de betrokken personeelsleden over andere ploegen te verspreiden.
4.4.
Eiser heeft zich in 2022 uitgelaten over het rijgedrag van een collega, dat volgens hem tot een gevaarlijke situatie had geleid. Eiser, de betrokken collega en zijn leidinggevende hebben daarover een gesprek gevoerd in mei 2022.
4.5.
Op 11 juni 2022 was eiser aan het trainen op de sportschool. De collega kwam daar naar hem toe om te praten over de aanmerkingen van eiser op zijn rijgedrag. Eiser heeft dat gesprek toen afgehouden, omdat hij wilde doorgaan met trainen.
4.6.
Na terugkomst op de brandweerkazerne waren eiser en de collega aanwezig bij een koffiepauze met andere collega’s. Eiser wilde op dat moment het gesprek dat de collega op de sportschool was gestart alsnog voeren. De collega reageerde daar niet op en dat leidde tot hevige boosheid bij eiser. Eiser heeft de collega uitgescholden en daarbij grove scheldwoorden gebruikt. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij inderdaad de bewoordingen heeft gebruikt zoals deze zijn weergegeven in het verslag van het incident dat zijn leidinggevende heeft opgesteld.
4.7.
In het verslag van de gebeurtenissen zoals door de leidinggevende is opgesteld, is het volgende te lezen. Tijdens het incident heeft de leidinggevende eiser gevraagd om rustig te worden en normaal te communiceren. Eiser is vervolgens doorgegaan met schelden richting de collega. Vervolgens heeft de leidinggevende eiser gesommeerd mee te gaan naar zijn kantoor, maar ook hieraan gaf eiser geen gehoor. Vervolgens heeft de leidinggevende eiser de keuze gegeven om ofwel weg te gaan of naar zijn slaapkamer te gaan en eiser heeft voor dit laatste gekozen. Na intern overleg over het incident heeft de leidinggevende eiser bij zich geroepen en aan hem meegedeeld dat hij per direct was geschorst. Eiser is daarop naar huis gegaan en heeft zich later op de dag ziekgemeld.
Is sprake van plichtsverzuim?
5. Volgens vaste rechtspraak is het voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire straf aanleiding kan geven noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. [2]
5.1.
De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat de gedragingen van eiser
ernstig plichtsverzuim opleveren. Uit de verslaglegging van het incident, waaronder het verslag van het hoorgesprek van de ploegchef, blijkt dat eiser tijdens de koffiepauze in woede is uitgebarsten en dat hij zijn collega met grove bewoordingen heeft uitgescholden. Op zitting heeft eiser erkend dat hij de scheldwoorden heeft gebruikt waar verweerder bij de vaststelling van de feiten van is uitgegaan. Eiser heeft zijn stelling dat geen sprake was van een scheldpartij en/of een tirade dan ook niet aannemelijk gemaakt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser tijdens zijn hoorgesprek heeft verklaard dat hij die dag explodeerde om niets, dat de collega de verkeerde was die langsliep en dat het de collega was die de emmer deed overlopen. Dat eiser boos was en kampte met heftige emoties blijkt ook uit zijn verklaringen tijdens het onderzoek van MediLibra.
5.2.
De ploegchef moest ingrijpen om de situatie te de-escaleren. De ploegchef heeft eiser daartoe gevraagd om rustig te worden en ook meermaals gevraagd om normaal te communiceren. Mede gelet op de gemoedstoestand van eiser tijdens het incident ziet de rechtbank geen aanleiding voor twijfel aan de verklaringen van de ploegchef over het herhaald moeten aanspreken van eiser. Gelet op het samenstel van de verklaringen en daaruit blijkende overeenkomsten in de beschrijving van het incident ziet de rechtbank geen aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voorzichtig met verklaringen van collega’s is omgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij de vraag of sprake is van ernstig plichtsverzuim mogen betrekken dat het zeker binnen de brandweerorganisatie van groot belang is dat men volledig op elkaar kan vertrouwen. Door een directe collega op deze manier te bejegenen, waar andere collega’s ook bij aanwezig waren, heeft hij dit vertrouwen op het spel gezet. Dit geldt ook voor het feit dat hij in het bijzijn van verschillende collega’s geen gehoor heeft gegeven aan de vragen en opdrachten van zijn leidinggevende. Hiermee heeft eiser het gezag van de leidinggevende ondermijnd.
Kan het plichtsverzuim aan eiser worden toegerekend?
6. De vraag of plichtsverzuim kan worden toegerekend is volgens vaste rechtspraak een vraag naar de juridische kwalificatie van het betrokken feitencomplex. Voor de toerekenbaarheid is niet van doorslaggevende betekenis of het gedrag psychopathologisch verklaarbaar is, maar of de betrokkene de ontoelaatbaarheid van dat gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Het ligt op de weg van de ambtenaar om aannemelijk te maken dat het plichtsverzuim hem niet kan worden aangerekend. [3]
6.1.
Verweerder heeft een onderzoek naar de toerekenbaarheid laten uitvoeren door MediLibra. In het rapport van MediLibra concludeert psychiater Van der Veer dat bij eiser sprake is geweest van een disproportionele gedragsmatige en emotionele reactie in het kader van een psychiatrische aandoening. Te weten een acuut ontstane aanpassingsstoornis met een gemengde emotionele stoornis van emoties en gedrag. Dit heeft de gedragskeuzes en gedragingen van eiser grotendeels nadelig beïnvloed, aldus de psychiater. Volgens de psychiater zijn de gedragingen gedeeltelijk niet toe te rekenen aan eiser. Het beroep van eiser op bevindingen in het rapport inhoudende dat het gedrag van eiser is beïnvloed door een stoornis, treft geen doel. Die bevindingen laten onverlet dat de gedragingen volgens de psychiater gedeeltelijk zijn toe te rekenen aan eiser. Omdat het plichtsverzuim gedeeltelijk aan eiser kan worden toegerekend, is verweerder bevoegd om een disciplinaire maatregel op te leggen.
Is strafontslag een evenredige maatregel?
7. Uit het rapport van MediLibra volgt dat de psychische gesteldheid van eiser van invloed is geweest op de hem verweten gedragingen, waardoor sprake is van verminderde toerekenbaarheid. Die verminderde toerekenbaarheid is van belang bij de beoordeling van de evenredigheid van de opgelegde maatregel. [4] Gelet op de verminderde toerekenbaarheid acht de rechtbank de disciplinaire straf van ontslag niet evenredig aan het plichtsverzuim. Daarom mocht verweerder in dit geval niet overgaan tot strafontslag. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal in zoverre worden vernietigd, met gegrondverklaring van het bezwaar en gedeeltelijke herroeping van primaire besluit. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit wel in stand kan blijven voor zover daarbij eervol ontslag is verleend. Hierna licht de rechtbank toe hoe zij tot dat oordeel komt.
Eervol ontslag
8. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat eiser door het ernstige plichtsverzuim het noodzakelijke vertrouwen en de veiligheid in de ploeg heeft beschadigd en dat hij het gezag van zijn leidinggevende heeft ondermijnd. Verder kan de rechtbank verweerder volgen in het standpunt dat eiser de ernst van zijn gedrag niet inziet. Dat is ook in beroep gebleken, waar eiser enerzijds spijt betuigt voor zijn gedrag, maar anderzijds in twijfel trekt dat zijn gedrag de ploeg zodanig van slag heeft gebracht dat het vertrouwen in hem zou kunnen zijn geschaad.
8.1.
Bij de op te leggen maatregel mocht verweerder verder rekening houden met eerder vastgesteld plichtsverzuim van eiser, waaronder het niet opvolgen van een opdracht van zijn leidinggevende op een oefendag in 2016. In verband met dat voorval is eiser bestraft met een tijdelijke vermindering van salaris en is hem voorwaardelijk ontslag met een proeftijd van twee jaar verleend. Vanwege de groepsdynamiek werd hij vervolgens overgeplaatst naar kazerne Stadshart. Eiser was daardoor een gewaarschuwd mens. In het licht van deze voorgeschiedenis kan de rechtbank verweerder volgen in het standpunt dat de arbeidsrelatie is verstoord en dat een (herhaalde) overplaatsing daar geen oplossing voor zal bieden. De maatregel van eervol ontslag is naar het oordeel van de rechtbank niet onevenredig ten opzichte van het plichtsverzuim.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de primaire ontslaggrond betreft. Met toepassing van artikel 8:72a van de Awb ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het bezwaar voor zover het ziet op het strafontslag gegrond te verklaren en met herroeping van het primaire besluit in zoverre. Het bestreden besluit blijft in stand voor zover eiser daarbij eervol ontslag is verleend.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 624,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. Eiser heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. Namens eiser is een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Verder zijn voor een bedrag van € 16,88 reiskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.014,88,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het de primaire ontslaggrond betreft;
- verklaart het bezwaar gegrond en herroept het primaire besluit in zoverre;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover dat is vernietigd;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.014,88,-;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, voorzitter, mr. D. Biever en
en mr. M.J.L. van der Waals, leden, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Onder meer de uitspraak van de Raad van 27 november 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BG7085.
2.Uitspraak van de Raad van 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2798 (onder 5.1).
3.Uitspraak van de Raad van 12 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1182 (onder 4.3.1).
4.Uitspraak van de Raad van 11 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4155 (onder 4.8).