Op 6 september 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze maatregel is op 29 februari 2024 met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit verlengingsbesluit, geregistreerd onder zaaknummer NL24.8521, en de rechtbank heeft dit beroep ambtshalve ook aangemerkt als gericht tegen het voortduren van de maatregel, geregistreerd onder zaaknummer NL24.10988. Tijdens de zitting op 15 maart 2024 bleek dat eiser niet was opgeroepen, wat leidde tot schorsing van het onderzoek. Het onderzoek werd voortgezet op 22 maart 2024, waarbij eiser aanwezig was in het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en het verlengingsbesluit beoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij meer meewerkt aan zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de uitzetting meer tijd zal vergen, omdat eiser niet meewerkt en documentatie ontbreekt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser en dat er geen zicht op uitzetting ontbreekt. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.