ECLI:NL:RBDHA:2024:4413
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Last onder dwangsom voor onvergunde onzelfstandige bewoning in Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de last onder dwangsom voor onvergunde onzelfstandige bewoning door meer dan twee personen in de woning aan de [adres 1] in [plaats]. De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser, eigenaar van de woning, werd door de Haagse Pandbrigade aangemerkt als overtreder, omdat bij inspectie vijf slaapplaatsen werden geconstateerd en zeven personen in de woning en op de binnenplaats aanwezig waren. Eiser betwistte deze aanmerkingen en stelde dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van deze personen.
De rechtbank oordeelt dat eiser ten onrechte als overtreder is aangemerkt, omdat hij niet kon weten dat anderen dan de huurders in de woning verbleven. Echter, de rechtbank concludeert dat eiser niet de zorg heeft betracht die van hem verwacht kon worden om de overtreding te voorkomen. De rechtbank stelt vast dat eiser onvoldoende toezicht heeft gehouden op het gebruik van de woning, ondanks bepalingen in de huurovereenkomst die dit zouden moeten waarborgen. De rechtbank oordeelt dat de last onder dwangsom terecht is opgelegd en dat verweerder niet verplicht was om deze in te trekken na beëindiging van de overtreding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de last onder dwangsom en het bestreden besluit in stand blijven. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 februari 2024.