ECLI:NL:RBDHA:2024:4067

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
NL24.9653
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring van Marokkaanse eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van een Marokkaanse eiser tegen de maatregel van bewaring die op 9 januari 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 13 maart 2024 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het moment van het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. De toetsing richtte zich op de vraag of het voortduren van de maatregel sinds 9 februari 2024 rechtmatig is. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld in de periode voorafgaand aan de afgifte van de laissez-passer (LP). De rechtbank constateert echter dat verweerder op 13 februari en 5 maart 2024 schriftelijk heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten en dat er verschillende vertrekgesprekken met eiser zijn gevoerd.

De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat verweerder op enig moment onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Ook de ambtshalve toetsing leidt niet tot de conclusie dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig was. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9653

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Verweerder heeft op 9 januari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 13 maart 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 9 februari 2024 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder in de periode voorafgaand aan de afgifte van de LP onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, omdat sinds 26 januari 2024 niet is gerappelleerd.
5. Anders dan eiser stelt, blijkt uit het voorgangsrapport dat verweerder op 13 februari 2024 en 5 maart 2024 schriftelijk heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Verder blijkt uit het voortgangsrapport dat verweerder verschillende vertrekgesprekken heeft gevoerd met eiser, laatstelijk nog op 27 februari 2024, en is op 6 maart 2024 de regievoerder in kennis gesteld van de ontvangst van de LP, zodat een vlucht kan worden geboekt naar Marokko. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder op enig moment onvoldoende voortvarend heeft gehandeld.
6. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [3]
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 24 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1030 en 9 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1747.
3.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.