uitspraak
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.17700
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. Y.E. Verkouter),
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2005. Hij heeft op 6 december 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 25 mei 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, B.J. Kane als tolk en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser aan de hand van de beroepsgronden die hij heeft aangevoerd.
3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij homoseksueel en moslim is en dat hij door zijn oom is mishandeld. Eiser heeft sinds zijn tweede jaar verbleven bij zijn oom en zijn gezin in Gambia. Eiser mocht niet naar school en moest op zeer jonge leeftijd voor de koeien van zijn oom zorgen. Op een dag viel eiser in slaap en raakte hij een paar koeien kwijt. Vervolgens is eiser mishandeld door zijn oom. Een buurman heeft eiser daarom geld gegeven om te vluchten. Eiser heeft vervolgens Gambia verlaten en is naar
Senegal gevlucht. In Senegal is eiser erachter gekomen dat hij homoseksueel is. Eiser stelt dat hij bij terugkeer problemen verwacht door zijn seksuele geaardheid, omdat homoseksualiteit niet geaccepteerd is in een land als Gambia waar de islam gepraktiseerd wordt. Daarnaast stelt eiser dat zijn oom hem wil vermoorden.
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. De mishandelingen door de oom van eiser;
3. De gestelde homoseksuele geaardheid van eiser.
6. In het bestreden besluit heeft verweerder de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en de mishandelingen door eiser zijn oom, geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de gestelde seksuele gerichtheid echter ongeloofwaardig geacht, omdat de verklaringen van eiser hierover volgens verweerder in hoofdlijnen inconsistent, tegenstrijdig, ongerijmd, algemeen en summier van aard zijn.
7. Op grond van de geloofwaardig bevonden elementen stelt verweerder zich op het standpunt dat deze elementen niet te herleiden zijn tot één van de vervolgingsgronden uit het Vluchtelingenverdrag. Ten aanzien van de door eiser ondergane mishandeling heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het
‘minimum level of severity’niet wordt bereikt, waardoor geen sprake is van schending van artikel 3 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Eiser kan zich volgens verweerder met problemen wenden tot de Gambiaanse autoriteiten. Eiser komt volgens verweerder aldus niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft de aanvraag van eiser daarom afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. In het besluit is verder neergelegd dat aan eiser nog geen terugkeerbesluit wordt opgelegd, omdat eerst nog zal worden onderzocht of er voor eiser, die op het moment van de asielaanvraag minderjarig was, adequate opvang aanwezig is buiten Nederland.
8. Op 14 september 2023 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen waarbij voorlopig uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vw in afwachting van het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA-advies) of zoveel korter tot het moment wanneer op de ambtshalve beoordeling is beslist. Het uitstel vertrek gaat in op 14 september 2023 en loopt tot en met 14 december 2023. Op 19 september 2023 heeft verweerder voorlopig uitstel van vertrek verleend voor een periode van zes maanden, ingaande op 14 september 2023 tot en met 14 maart 2024.
De gestelde homoseksuele geaardheid
9. Eiser voert aan dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers geaardheid onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Eiser is vanaf jonge leeftijd wees, mishandeld door zijn oom, analfabeet zonder scholing en komt uit een klein dorp in Gambia. Uit het dossier komt het beeld naar voren van een kwetsbare en
beschadigde minderjarige, die zeer veel moeite heeft zich te uiten en een weg te vinden in de maatschappij en hoe zich hierin op te stellen. Eiser wijst er op dat hij ten tijde van het ontdekken van zijn geaardheid nooit bezig was met homoseksualiteit. Hij was in deze periode in de vroege adolescentie. In welke periode het rationele denken en het abstract denken nog onderontwikkeld is. Van eiser kan daarom niet worden verwacht dat hij meer zou verklaren dan hij heeft gedaan. Verweerder heeft het referentiekader niet kenbaar betrokken en daarmee is gehandeld in strijd met Werkinstructie 2014/10. Daarom is het besluit onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd.
9.1. In onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 juli 20161, onder 1.1, staat dat verweerder in alle individuele asielzaken een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verricht, waarbij hij rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling. Dat blijkt ook uit Werkinstructie 2019/17, waarin staat dat verweerder rekening moet houden met het referentiekader tijdens het gehoor en de geloofwaardigheidsbeoordeling van homoseksualiteit als asielmotief. Dit is herhaald door de Afdeling in de uitspraak van
26 april 20232.
9.2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij zowel bij het gehoor als bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser. Verweerder wijst er namelijk op dat de gehoormedewerker tijdens het nader gehoor onder meer dezelfde vraag een aantal keren op verschillende manieren aan eiser heeft gesteld, dat de gehoormedewerker vragen heeft verduidelijkt en toegelicht en dat de gehoormedewerker heeft doorgevraagd op het moment dat eiser korte antwoorden gaf. Hoewel het voormelde blijk geeft van zorgvuldig handelen tijdens het nader gehoor, blijkt daaruit niet dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de afkomst, culturele achtergrond, jonge leeftijd, of het opleidingsniveau van eiser bij de besluitvorming, waaronder de geloofwaardigheidsbeoordeling van homoseksualiteit als asielmotief. Uit zowel het bestreden besluit als het daarin ingelaste voornemen, blijkt immers niet dat verweerder kenbaar het referentiekader heeft betrokken. Zo heeft eiser verklaard dat hij er door een droom van overtuigd raakte dat hij homoseksueel is. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat van eiser verwacht had mogen worden dat hij inzichtelijk maakt hoe de droom direct tot het besef en de daarbij behorende acceptatie heeft geleid, maar verweerder heeft dit niet afgezet tegen het referentiekader van eiser. Zo legt verweerder niet uit waarom van eiser mag worden verwacht dat hij dit inzichtelijk maakt, gelet op eisers referentiekader, zoals analfabetisme, leefstijl en jonge leeftijd van eiser. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat van eiser verwacht had mogen worden dat hij meer kan verklaren over de gevoelens die hij kreeg voor [A] . Verweerder heeft ook hier niet uitgelegd waarom, gelet op het referentiekader van eiser, meer van hem verwacht had mogen worden ten aanzien van deze verklaringen. Het besluit is daarom op dit punt onvoldoende gemotiveerd en daarmee onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen. De beroepsgrond slaagt.