ECLI:NL:RBDHA:2024:3815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
NL24.7007
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 23 februari 2024, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde.

De rechtbank overwoog dat uit Eurodac-onderzoek bleek dat de eiser op 12 december 2021 illegaal via Spanje de EU was binnengekomen en op 25 augustus 2022 aan Spanje was overgedragen. De eiser had echter geen asielaanvraag in Spanje ingediend. De eiser voerde aan dat Spanje niet voldeed aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat hij geen opvang had gekregen en vreesde voor administratieve pushbacks. De rechtbank oordeelde dat het aan de eiser was om aan te tonen dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet nakwam, wat hij niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had aangenomen dat Spanje zijn verplichtingen nakomt en dat de asielaanvraag van de eiser terecht niet in behandeling was genomen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7007

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Syrische nationaliteit.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 12 december 2021 illegaal via Spanje het grondgebied van de EU [2] is ingereisd. Eiser is op 25 augustus 2022 overgedragen aan Spanje, waarna eiser terug is gereisd naar Nederland en opnieuw een asielaanvraag heeft gedaan. Uit onderzoek in Eurodac en uit de verklaringen van eiser is gebleken dat eiser in Spanje nimmer een asielaanvraag heeft ingediend. Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, van de Dublinverordening [3] is Spanje nog altijd verantwoordelijk voor de asielaanvraag. Nederland heeft op grond hiervan een verzoek om overname gedaan. Op 8 november 2023 heeft Spanje het verzoek aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van Spanje vaststaat.
3. Eiser voert aan dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hij heeft in Spanje geen enkele vorm van opvang gekregen en het was voor hem onmogelijk om een asielaanvraag in te dienen. Verder vreest eiser voor “administratieve pushbacks”. De Europese Commissie is een inbreukprocedure gestart tegen Spanje vanwege het niet correct en volledig implementeren van de Opvangrichtlijn, zodat Spanje zijn verplichtingen niet nakomt. Het ligt op de weg van verweerder om onderzoek te doen welke concrete rechten door Spanje worden geschonden. Ook is de kans op refoulement aanwezig, omdat eisers eerste asielaanvraag in Spanje is afgewezen. Tot slot heeft verweerder het verzoek om overname te laat aan Spanje verzonden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder mag er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel vanuit gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Eiser heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [4] blijkt dat ten aanzien van Spanje nog altijd kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [5] Hierbij is onder andere ingegaan op de onderwerpen (toegang tot de) asielprocedure, pushbacks en opvangvoorzieningen en
-omstandigheden. Eiser heeft verder niet onderbouwd dat hij in Spanje geen toegang krijgt tot de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Daarbij is ter zitting gebleken dat eiser na zijn eerdere overdracht op 25 augustus 2022 Spanje na enkele dagen alweer had verlaten om naar Nederland af te reizen, zodat niet is gebleken dat hij enige inspanning heeft verricht om toegang te krijgen tot de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Spanje heeft immers met het claimakkoord gegarandeerd eisers asielaanvraag in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen met inbegrip van het eventuele risico op refoulement. Het is verder niet aan de rechtbank om in het kader van de Dublinoverdracht het risico op refoulement in Spanje verder te onderzoeken nu niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje. [6] Verder leidt het enkele feit dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart wegens het mogelijk niet volledig conform omzetten van alle bepalingen van de Opvangrichtlijn ook niet tot het oordeel dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit de key decisions blijkt niet welke gebreken in de implementatie van de Opvangrichtlijn aanleiding zijn voor de inbreukbeslissing. Bovendien bevindt de procedure zich nog in een pril stadium, zodat verweerder geen onderzoek heeft hoeven doen naar welke concrete rechten door Spanje worden geschonden. Daarbij heeft de Europese Commissie de Spaanse autoriteiten de gelegenheid gegeven om de gestelde gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen. Dit betekent ook dat als eiser na zijn overdracht vindt dat Spanje zijn verplichtingen niet nakomt, het op zijn weg ligt om daarover in Spanje te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Dat dit voor hem niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de autoriteiten van Spanje hem niet zouden kunnen of willen helpen.
5. Verder volgt uit artikel 21, tweede lid, van de Dublinverordening dat in gevallen waarin het verzoek om overname is gebaseerd op ander bewijs dan Eurodac, het overnameverzoek aan de andere lidstaat binnen drie maanden na de indiening van de asielaanvraag moet worden gedaan. De rechtbank stelt met verweerder vast dat het overnameverzoek niet zo zeer is gebaseerd op een resultaat uit Eurodac, maar op de verklaringen van eiser, zodat het overnameverzoek (tijdig) binnen drie maanden is verstuurd aan de Spaanse autoriteiten.
6. Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, eisers asielaanvraag terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Europese Unie.
3.Verordening (EU) nr. 604/2013.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.ABRvS 8 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1481, 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364, 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1268, 24 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2822, 8 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2231, 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2880, 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3116 en 13 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4195.
6.HvJEU 30 november 2023, ECLI:EU:C:2023:934.