ECLI:NL:RBDHA:2024:3751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
NL24.6400
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Letland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor is dat Letland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, zoals bepaald in de Dublinverordening. Eiser betoogt dat Letland niet voldoet aan de vereisten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er in Letland sprake zou zijn van pushbacks en racisme, wat een reëel risico op schending van mensenrechten met zich meebrengt.

De rechtbank overweegt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublinzaken geldt, wat inhoudt dat de staatssecretaris mag vertrouwen op de naleving van mensenrechten door andere lidstaten. Eiser heeft echter niet voldoende bewijs geleverd dat Letland deze verplichtingen niet nakomt. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en rapporten, maar concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de aanvraag aan zich te trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6400

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. S.A.S. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 13 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Letland verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002. Verweerder heeft eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Letland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser voert aan dat verweerder zijn asielaanvraag met toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. Wat betreft Letland kan niet meer uit worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In Letland vinden namelijk pushbacks plaats en is sprake van racisme, waar eiser en zijn reisgenoten mee te maken hebben gehad. De combinatie van pushbacks en racisme vormt een tekortkoming die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt waardoor sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest [2] en artikel 3 van het EVRM [3] . Onder verwijzing naar een artikel van Amnesty International uit 2022 [4] , een rapport van Amnesty International uit 2022 [5] , een artikel uit De Standaard van 14 februari 2024 [6] , de eerdere aangehaalde bronnen in de zienswijze [7] en een citaat van Nils Muižnieks van Amnesty International, betoogt eiser dat Letland het niet te nauw neemt met de fundamentele mensenrechten, zodat niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verder meent eiser dat de uitspraak van de Afdeling van 19 juli 2021 [8] analoog moet worden toegepast. In deze uitspraak oordeelde de Afdeling dat illegale pushbacks het interstatelijk vertrouwensbeginsel aantasten. Eiser stelt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondeelbaar is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Letland dit niet doet.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat de hoogste bestuursrechter in haar uitspraak van 20 december 2023 [9] het oordeel van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem [10] heeft gevolgd dat de staatssecretaris voor Letland uit mocht gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat de mogelijke pushbacks aan de grens met Letland er toe leiden dat voor Dublinclaimanten in het algemeen of voor hem in het bijzonder een reëel risico bestaat op een behandeling in strijd met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM.
5.2.
De rechtbank stelt verder vast dat de staatssecretaris in het bestreden besluit op de in de zienswijze aangehaalde bronnen is ingegaan. Niet is gebleken waarom eiser het standpunt van de staatssecretaris in het bestreden besluit onvoldoende dan wel onjuist vindt. Verweerder heeft er in het bestreden besluit terecht op gewezen dat de situatie aan de grens waar eiser op wijst (pushbacks), ziet op immigranten die illegaal de grens van Letland oversteken en dat niet is gebleken dat dezelfde behandeling geldt voor Dublinclaimanten zoals eiser. Ook de in beroep overgelegde bronnen gaan over pushbacks aan de grens.
5.3.
De rechtbank overweegt verder dat het Hof [11] recent heeft geoordeeld dat het feit dat de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van een derdelander overgaat tot pushbacks en bewaring aan zijn grensposten van derdelanders die een dergelijk verzoek aan zijn grens wensen in te dienen, op zich niet in de weg staat aan de overdracht van die derdelander aan die lidstaat. Daarbij moet volgens het Hof wel worden beoordeeld of de vreemdeling na overdracht een reëel risico loopt om aan dergelijke praktijken te worden blootgesteld. [12] Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de Letse autoriteiten het claimverzoek hebben geaccepteerd op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening en dat zij door het expliciete claimakkoord garanderen dat zij het asielverzoek van eiser in behandeling zullen nemen en dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen en verdragen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Bij eventuele problemen bij de behandeling van zijn asielaanvraag, in de opvangvoorzieningen of anderszins ligt het op de weg van eiser hierover bij Letse autoriteiten/instanties te klagen. Niet is gebleken dat dit bij voorbaat kansloos is of dat de Letse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen. De rechtbank concludeert dan ook dat eiser met wat hij heeft aangevoerd niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Letland niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat hij bij overdracht een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder eveneens geen aanleiding hoeven zien om de aanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van B.C.N. van Slingerland, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.‘Letland: vluchtelingen en migranten gevangengezet, gemarteld en ‘vrijwillig’ teruggestuurd naar herkomstlanden’, amnesty.nl, 13 oktober 2022.
5.Amnesty International 2022: Letland: Return home or never leave the forest.
6.S. Ataei & K. Goethals, ‘Europa duwt elke dag met geweld duizend migranten terug’,
7.USDOS jaarrapport van 12 april 2022, Amnesty International jaarrapport van 29 maart 2022, Verslag Parlementaire vergadering Raad van Europa van 29 september 2021 en een compilatie over Letland van de Mensenrechtenraad van de VN van 21 februari 2021.
9.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2023:4732.
10.Uitspraak van 10 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:17509.
11.Hof van Justitie van de Europese Unie.
12.Arrest van 29 februari 2024, ECLI:EU:C:2024:195.