ECLI:NL:RBDHA:2023:17509

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
NL23.24342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 23 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Letland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 27 september 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Letland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser had in Letland op 20 april 2023 een asielaanvraag ingediend, wat blijkt uit Eurodac-registraties. Eiser betoogt dat hij gedwongen is om in Letland een asielaanvraag in te dienen en dat er ernstige gebreken zijn in het asielsysteem van Letland. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat Letland zijn internationale verplichtingen niet nakomt.

De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om aan te tonen dat er bij overdracht aan Letland een schending van artikel 3 van het EVRM zal plaatsvinden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn medische situatie aanleiding had moeten zijn voor de staatssecretaris om artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de asielaanvraag terecht niet in behandeling is genomen, omdat Letland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24342

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S.N. Ali),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Letland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023, samen met de zaak NL23.24343, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser, omdat Letland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Letland een verzoek om terugname gedaan. Letland heeft dit verzoek aanvaard.

Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?

5. Eiser stelt de Letse autoriteiten hem hebben verplicht om in Letland een asielaanvraag in te dienen. Volgens eiser kreeg hij in Letland twee opties. Namelijk gedwongen terugkeren naar Syrië of zijn vingerafdrukken afgeven. Eiser heeft uiteindelijk in Letland zijn vingerafdrukken afgestaan.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat uit het Eurodac-resultaat volgt dat eiser in Letland op 20 april 2023 een asielaanvraag heeft ingediend en dat deze aanvraag is geregistreerd onder referentienummer [nummer 2] . Daaruit leidt de rechtbank af dat eiser in Letland een asielaanvraag heeft ingediend. De staatssecretaris mag er – anders dan eiser stelt – uitgaan van de juistheid van deze Eurodac-registraties. [2] Het enkele feit dat eiser stelt gedwongen te zijn om zijn vingerafdrukken af te geven en daarmee verplicht werd asiel in Letland aan te vragen doet daar niet aan af.
Mag de staatssecretaris voor Letland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris, gelet op gezaghebbende bronnen, voor Letland niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser leidt uit deze bronnen af dat Letland zich niet houdt aan de verdragsverplichtingen. In het asielsysteem en opvangsysteem van Letland is volgens eiser sprake van ernstige gebreken. Eiser stelt dat Dublinclaimanten bij terugkeer naar Letland een reëel risico lopen om onheus behandeld te worden en om voor een lange periode gedetineerd te worden. Verder stelt eiser dat er in Letland geen recht op een opvangvoorziening en op (urgente) medische zorg bestaat en dat er bij de Letse autoriteiten geen ingang is om die alsnog te krijgen. Theoretisch bestaat wellicht de mogelijkheid om hierover te klagen bij de (hogere) instanties van de Letse autoriteiten, maar praktisch en feitelijk hebben vreemdelingen als eiser deze mogelijkheid niet. Als eiser een poging doet om te klagen, verlenen de Letse autoriteiten daaraan geen medewerking en geven zij daar geen gehoor aan. Daarnaast bestaat er een taalbarrière, waardoor het klagen zonder rechtsbijstand moeilijk is. Daar komt nog bij dat het voor eiser moeilijk is om aannemelijk te maken dat in Letland sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure, de opvangvoorzieningen en de mogelijkheid om daarover te klagen. Volgens eiser heeft de staatssecretaris (onder meer) niet nader gemotiveerd op welke wijze hij de tekortkomingen dient te bewijzen. Ook verstrekken de Letse autoriteiten geen documenten waaruit volgt dat er beklag is gedaan dan wel te verklaren dat zij niet welwillend zijn om een beklag in behandeling te nemen. Gelet hierop zijn dan ook individuele garanties nodig voordat eiser aan Letland wordt overgedragen.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. Als uitgangspunt geldt dat de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat Letland zijn internationale verplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit anders is en dat bij overdracht een situatie zal ontstaan die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Het enkele feit dat eiser stelt dat het voor hem moeilijk is om dit aannemelijk te maken, is geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep slechts in het algemeen verwijst naar gezaghebbende bronnen en het ontbreken van een AIDA-rapport, maar dat hij zijn stellingen niet concreet onderbouwt. Tevens verwijst eiser in beroep naar de in de zienswijze aangehaalde gezaghebbende bronnen. De staatssecretaris is in het bestreden besluit op deze gezaghebbende bronnen ingegaan. Niet is gebleken waarom eiser de overwegingen van de staatssecretaris in het bestreden besluit onvoldoende dan wel onjuist vindt. De rechtbank ziet daarom geen reden om aan te nemen dat er in Letland sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. De staatssecretaris stelt zich bovendien terecht op het standpunt dat eiser als er in zijn ogen sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure of de opvang, zoals het gedwongen afgeven van vingerafdrukken, hierover kan klagen bij de Letse autoriteiten. Om die reden hoeft de staatssecretaris bij de Letse autoriteiten ook geen individuele garanties te vragen voordat hij eiser aan Letland overdraagt.
Had de staatssecretaris de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich moeten trekken?
7. Eiser stelt dat de staatssecretaris in onder meer zijn medische situatie aanleiding had moeten zien om toepassing te moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
7.1
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris had geen aanleiding hoeven zien om artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat vanwege zijn medische situatie zijn asielaanvraag in Nederland in behandeling moet worden genomen en ook niet dat de overdracht aan Letland door zijn medische situatie van onevenredige hardheid getuigt.
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
8. Eiser heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan het enkel herhalen van de zienswijze in de beroepsgronden niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de asielaanvraag terecht niet in behandeling is genomen omdat Letland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Vergelijk ABRvS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147 en ABRvS 26 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2659.