Uitspraak
[eiseres 2], V-nummer: [v-nummer 2] , eiseres/verzoekster 2 (hierna: eiseres 2, hierna samen: eisers)
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van twee Indonesische eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning op basis van familie- en gezinsleven. De aanvragen werden afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat de eisers geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hadden en niet in aanmerking kwamen voor vrijstelling daarvan. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening van de eisers.
De rechtbank constateert dat de aanvragen van de eisers zijn afgewezen op basis van een belangenafweging, waarbij de staatssecretaris concludeerde dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de eisers en hun referent in Nederland. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de gezondheidssituatie van de eisers geen vrijstelling van het mvv-vereiste rechtvaardigt, en dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wegen dan die van de eisers.
De rechtbank wijst het beroep van de eisers ongegrond en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen schrijnende situatie is die een uitzondering op het beleid rechtvaardigt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM, waarbij de rechtbank de argumenten van de eisers niet overtuigend acht.