ECLI:NL:RBDHA:2024:371

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
23/4146
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring en beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een urgentieverklaring. Eiser, die met zijn gezin in een bovenwoning woont, heeft de urgentieverklaring aangevraagd omdat zijn jongste dochter, die lijdt aan een ontwikkelingsstoornis en autismespectrumstoornis, behoefte heeft aan een prikkelarme kamer. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen, met als argument dat er geen sprake is van een levensontwrichtende situatie en dat er meerdere weigeringsgronden van de Huisvestingsverordening van toepassing zijn. De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank oordeelt dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beslissingsruimte toekomt en dat de afwijzing van de aanvraag niet onredelijk is. De rechtbank concludeert dat eiser het woonprobleem ook zonder urgentieverklaring kan oplossen, aangezien hij in aanmerking komt voor woningen die passen bij zijn inkomen en gezinsgrootte. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de urgentieverklaring in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4146

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. L.S.J. de Korte),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: A.C. Visser).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een urgentieverklaring.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 17 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 juni 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, vergezeld van zijn echtgenote, de gemachtigde van eiser en
A. Jouaoui, als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser woont met zijn echtgenote en hun vier jonge kinderen in een bovenwoning op de vierde verdieping. De woning heeft twee slaapkamers. Bij de jongste dochter is onder andere een ontwikkelingsstoornis en een autismespectrumstoornis vastgesteld. Omdat de jongst dochter overgevoelig is voor prikkels, is volgens eiser een eigen kamer nodig waarin zij tot rust kan komen. Dat is volgens eiser ook in het belang van de andere kinderen, die slecht slapen door de thuissituatie en moeite hebben zich op school te concentreren. Om deze redenen heeft eiser een urgentieverklaring aangevraagd. Volgens verweerder is geen sprake van een levensontwrichtende situatie [1] en zijn meerdere algemene weigeringsgronden [2] van de Huisvestingsverordening van toepassing.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt dat het college de urgentieverklaring had moeten verlenen omdat sprake is van een ernstige en levensontwrichtende woonsituatie. Het sociaal medisch advies waarop verweerder zich heeft gebaseerd is niet zorgvuldig tot stand gekomen. Het advies is ook innerlijk tegenstrijdig en onjuist. Zonder urgentieverklaring is het niet mogelijk een passende woning te vinden. Een passende woning is een benedenwoning, of een woning met zo weinig mogelijk trappen. Dat is nodig omdat de jongste dochter gevaren niet kan inschatten en weigert trap te lopen. In verband met reistijd, mag de woning ook niet op te grote afstand staan van de gespecialiseerde dagopvang van de jongste dochter. Het woonprobleem was niet voorzienbaar. Afwijzing van de urgentieverklaring is in strijd met de artikelen 3 en 27 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) en getuigt van bijzondere hardheid.
Wat zijn de regels?
4. De relevante wetgeving is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beslissingsruimte toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat een restrictief beleid met betrekking tot urgentieverklaringen niet onredelijk is, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat beschikbaar is. [3]
Is sprake van een levensontwrichtende situatie?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ervan mocht uitgaan dat geen sprake is van een levensontwrichtende woonsituatie. [4] Verweerder heeft zich hierover laten adviseren door een arts. [5] Samengevat is de conclusie van het advies dat een verhuizing geen verandering zal brengen in de mentale beperkingen van de jongste dochter. Volgens de arts zorgt het gedrag van de jongste dochter ervoor dat ook na een verhuizing voortdurend op haar moet worden gelet.
6.1.
Verweerder mag zijn besluitvorming baseren op het advies als het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. [6] In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het advies hier niet aan voldoet. De kanttekening die eiser plaatst bij opmerkingen in het advies over de mate waarin de beperkingen van de jongste dochter kunnen worden behandeld is daarvoor onvoldoende. Eiser heeft ook geen deskundig tegenadvies overgelegd van een onafhankelijke deskundige, waarin wordt onderbouwd dat sprake is van een levensontwrichtende woonsituatie. De door eiseres overgelegde brieven van de gezinscoach en de dagopvang kunnen niet als een tegenadvies worden aangemerkt. Daarbij volgt uit die brieven dat een woning met een prikkelarme kamer en geen of weinig trappen wordt aanbevolen, maar niet dat een dergelijke woning noodzakelijk is om een levensontwrichtende situatie op te lossen.
Kan eiser het woonprobleem zonder urgentieverklaring oplossen?
7. Toen het bestreden besluit werd genomen had eiser een inschrijfduur van bijna
11 jaar. Volgens verweerder komt eiser daardoor ook zonder urgentieverklaring in aanmerking voor woningen die passen bij zijn inkomen en gezinsgrootte. Verweerder heeft als voorbeeld gewezen op woningen met meer kamers, zoals vijfkamerwoningen. Deze woningen zijn door eiser geweigerd en geaccepteerd door woningzoekenden met een kortere inschrijfduur.
7.1.
Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat deze woningen passend zijn voor eiser en dat hij het woonprobleem daarmee kan oplossen. [7] De omstandigheid dat de jongste dochter van eiser vaak weigert om zelf trap te lopen, maakt dit niet anders. Daarbij is van belang dat de jongste dochter geen lichamelijke beperking heeft die traplopen onmogelijk maakt. De rechtbank begrijpt de wens van eiser om in een woning op de begane grond te wonen of in een woning die toegankelijk is via zo weinig mogelijk trappen, dat is echter een woonwens en daarvoor is een urgentieverklaring niet bedoeld. Eiser komt in aanmerking voor woningen op de eerste of tweede verdieping. Door een dergelijke woning te accepteren kan eiser zijn woonsituatie verbeteren op het punt van bereikbaarheid via trappen. Omdat het gaat om woningen met meer kamers wordt ook de gewenste prikkelarme (slaap)kamer voor de jongste dochter mogelijk. Verder kan de rechtbank verweerder volgen in het standpunt dat ook bij een langere reisafstand naar de gespecialiseerde dagopvang sprake is van passende woningen, omdat gebruik kan worden gemaakt van vervoersvoorzieningen.
7.2.
Eén algemene weigeringsgrond is al voldoende om de urgentieverklaring te weigeren. De andere algemene weigeringsgronden hoeven daarom niet te worden besproken. [8]
Is de weigering in strijd met het IVRK?
8. Het beroep van eiser op artikel 3 en 27 van het IVRK slaagt niet. Artikel 27 van het IVRK bevat geen normen die rechtstreeks door de rechter kunnen worden toegepast. [9] Artikel 3 van het IVRK heeft in zoverre rechtstreekse werking dat het ertoe strekt dat bij alle maatregelen die betrekking hebben op kinderen de belangen van het desbetreffende kind moeten worden betrokken. [10] De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit in voldoende mate heeft gedaan. Naar aanleiding van de medische situatie van de jongste dochter heeft verweerder een sociaal medisch advies ingewonnen. Verder is van belang dat eiser de woonsituatie voor zijn kinderen kan verbeteren zonder dat daar een urgentieverklaring voor nodig is. Aan het door hem genoemde belang van meer slaapkamers voor de kinderen en specifiek een prikkelarme kamer voor de jongste dochter kan tegemoet worden gekomen door een passende woning te accepteren.
Had verweerder toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule?
9. Bij het al dan niet toepassen van een hardheidsclausule heeft verweerder beoordelingsruimte. [11] Het gebruik van deze ruimte moet door de rechter terughoudend worden getoetst. Verweerder voert het zeer terughoudende beleid dat toepassing van de hardheidsclausule alleen is bedoeld voor uitzonderlijke en schrijnende gevallen. Dat is ingegeven door het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden, die vaak al vele jaren zijn ingeschreven als woningzoekende.
9.1.
De rechtbank kan verweerder volgen in het standpunt dat toepassing van de regels van de Huisvestingsverordening in de situatie van eiser niet leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Daarbij vindt de rechtbank vooral van belang dat eiser het woonprobleem ook zonder urgentieverklaring kan oplossen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de urgentieverklaring in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr.D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
16 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Huisvestingsverordening Den Haag 2019
Artikel 4:5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(…)
c. de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
(…)
k. de aanvrager naar verwachting bij toepassing van de in artikel 3:5, eerste lid, rangorde binnen drie maanden een andere woonruimte kan krijgen;
(…)
Artikel 4:7 Overige urgentiecategorieën
1.Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 4:5 genoemde omstandigheden voordoet en indien een woonsituatie binnen de gemeente naar het oordeel van burgemeester en wethouders door sociale of medische omstandigheden zodanig is verstoord dat:
a. levensgevaar voor één of meer leden van het huishouden dreigt; of
b. één of meer leden van het huishouden zodanig geestelijk, emotioneel of lichamelijk belast is, dat volledige ontwrichting van het huishouden optreedt en de leden zelf niet in staat zijn dit op te lossen.
Artikel 7:3 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019
Artikel 2.1.3 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder c, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs te voorkomen is of op andere wijze op te lossen is, indien de aanvrager:
a. niet alles wat redelijkerwijs tot diens mogelijkheden behoort heeft gedaan om het huisvestingsprobleem te voorkomen of op te lossen;
(…)
Artikel 2.1.11 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder k, van de verordening
Een woningzoekende kan niet in een urgentiecategorie worden ingedeeld indien de aanvrager naar verwachting bij toepassing van de in artikel 3:5, eerste lid, van de verordening binnen drie maanden een andere woonruimte kan krijgen. Het college gaat er vanuit dat de aanvrager in staat is om zonder een urgentieverklaring een woonruimte toegewezen te krijgen, indien:
(…)
b. er in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag op woonnet-haaglanden woonruimten, die gelet op het huisvestingsprobleem passend worden geacht, zijn toegewezen aan kandidaten met een kortere (woonduur en) inschrijfduur.

Voetnoten

1.Artikel 4:7, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (Huisvestingsverordening).
2.Artikel 4:5, aanhef en onder b, c, d, k en m, van de Huisvestingsverordening.
3.Uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1584.
4.Als bedoeld in artikel 4:7, eerste lid, van de Huisvestingsverordening.
5.Sociaal medisch advies van Calder Werkt van 11 februari 2023.
6.Uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:398.
7.Artikel 4:5, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening, in samenhang met artikel 2.1.3, onder a, van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 (Beleidsregel) en artikel 4:5, aanhef en onder k, van de Huisvestingsverordening, in samenhang met artikel 2.1.11 van de Beleidsregel.
8.Uitspraak van de Afdeling van 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3397.
9.Uitspraak van de Afdeling van 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4162.
10.Uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:361.
11.Uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:231.