ECLI:NL:RBDHA:2024:3693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
NL24.1560
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring asielaanvraag vanwege status in Bulgarije

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft op 29 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 15 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in Bulgarije internationale bescherming heeft gekregen. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 6 februari 2024 behandeld.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser terug kan keren naar Bulgarije, gezien de internationale bescherming die hij daar heeft ontvangen. Eiser heeft aangevoerd dat de situatie voor statushouders in Bulgarije onhoudbaar is en dat hij geen hulp kan krijgen van de autoriteiten. De rechtbank stelt echter vast dat het aan eiser is om aan te tonen dat de situatie in Bulgarije voor hem onacceptabel is, wat hij niet heeft kunnen doen. De rechtbank verwijst naar recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft gesteld dat van eiser een actieve houding mag worden verwacht om zijn rechten als statushouder in Bulgarije te effectueren. Eiser heeft niet aangetoond dat hij zich voldoende heeft ingespannen om zijn situatie in Bulgarije te verbeteren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.1560 (beroep)
NL24.1561 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 29 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 15 januari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de niet-ontvankelijkverklaring van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inleiding
4. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [datum] 1998. Hij is in februari 2021 Bulgarije ingereisd. Uit Eurodac is gebleken dat de Bulgaarse autoriteiten eiser met ingang van 2 augustus 2021 internationale bescherming hebben verleend. Vervolgens is eiser doorgereisd naar Duitsland. De Duitse autoriteiten hebben eiser overgedragen aan Bulgarije. Daarop is eiser naar Nederland gereisd, waar hij op 29 december 2023 een asielaanvraag heeft ingediend.
5. Eiser heeft verklaard niet terug te willen keren naar Bulgarije omdat hij daar geen werk of onderdak kon krijgen. Ook kreeg hij geen hulp van de autoriteiten of van non-gouvernementele organisaties (ngo’s).
5.1
Verweerder heeft de aanvraag in het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 omdat eiser in Bulgarije internationale bescherming heeft. Verweerder meent dat eiser vanwege zijn verblijfsvergunning een zodanige band heeft met Bulgarije dat het voor hem redelijk is om naar Bulgarije terug te gaan. In beginsel mag ervan uitgegaan worden dat de behandeling van een vreemdeling in de lidstaat waar hij of zij internationale bescherming geniet, in overeenstemming is met de internationale verplichtingen. Dat geldt ook voor Bulgarije. Verweerder wijst in dat verband op de uitspraak van de Afdeling [1] van 1 november 2023 [2] .
Wat vindt eiser in beroep?
6. Eiser voert aan dat verweerder ten aanzien van Bulgarije ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat. De situatie voor statushouders in Bulgarije is onhoudbaar en mensonterend. Er zijn geen mogelijkheden om overheidssteun te ontvangen, waardoor het risico bestaat dat eiser dakloos zal worden. Verweerder heeft volgens eiser zijn ervaringen in Bulgarije niet kenbaar betrokken in zijn beoordeling, en dit levert een gebrek op in het besluit. Eiser voert verder aan dat het moeilijk is voor statushouders om identiteitsdocumenten te verkrijgen terwijl een officieel identificatiedocument een voorwaarde is om voorzieningen als huisvesting, sociale voorzieningen, gezondheidszorg en toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen. Het is verplicht om een woonadres op te geven voor een inschrijving bij de burgerlijke stand en om een identiteitsdocument te krijgen, maar opvanglocaties kunnen niet meer worden opgegeven als woonplaats en er is geen financiële steun voor het vinden van huisvesting. Eiser wijst op het AIDA-rapport [3] over Bulgarije, waaruit blijkt dat er geen ondersteuning is voor statushouders. Ook wijst hij op informatie van Forced Migration Review [4] van januari 2016. Ook verwijst eiser naar een uitspraak van het Duitse Bundesverwaltungsgericht Oldenburg van 2 maart 2023 waarin wordt geoordeeld dat de statushouder niet terug kan naar Bulgarije vanwege risico op een onmenselijke behandeling.
Eiser voert verder aan dat de internationale beschermingsstatus van vluchtelingen wordt ingetrokken wanneer Bulgaarse identiteitsdocumenten niet tijdig worden vernieuwd.
Mag verweerder van eiser verwachten dat hij terugkeert naar Bulgarije?
7. De rechtbank overweegt als volgt. In beginsel mag verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit gaan dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt. De Afdeling heeft dit recent bevestigd in uitspraken van 1 november 2023 [5] . Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn specifieke geval anders is. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd, gelet op het volgende.
7.1
Uit de beschikbare informatie blijkt dat de algemene situatie voor statushouders die terugkeren naar Bulgarije onverminderd moeilijk is. Zoals de Afdeling in de uitspraken van 1 november 2023 ook heeft vastgesteld, verlenen de Bulgaarse autoriteiten geen ondersteuning bij integratie aan statushouders en lopen statushouders nog steeds het risico om in een zogenoemde catch-22-situatie terecht te komen. Zij lopen ook tegen veel belemmeringen aan wanneer zij de rechten die voortvloeien uit hun status willen effectueren. De algemene omstandigheden in Bulgarije zijn echter niet zodanig dat statushouders structureel, op grote schaal en voor langere periodes het reële risico lopen dat zij geen toegang hebben tot fundamentele behoeften, zoals onderdak en eten. Van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM is daarom geen sprake. Vreemdelingen kunnen zich namelijk tot ngo’s wenden voor het krijgen van hulp, en tot de (hogere) autoriteiten. Bij dit oordeel heeft de Afdeling ook het meest recente AIDA-rapport betrokken waar eiser een beroep op heeft gedaan.
7.2
Verweerder heeft bovendien niet ten onrechte gesteld dat van eiser een actieve houding mag worden verwacht om zijn rechten als statushouder in Bulgarije te effectueren, en dat niet is gebleken dat eiser dit heeft gedaan. Eiser heeft maar korte periodes na verlening van zijn verblijfsvergunning in Bulgarije verbleven. Hij heeft zich weliswaar tot Caritas en het Rode Kruis gewend voor het zoeken naar huisvesting, maar niet tot de hogere autoriteiten. Ook heeft hij zich niet ingespannen om werk te vinden in Bulgarije, naar eigen zeggen omdat hij niet in Bulgarije wilde blijven. Niet is gebleken dat de (hogere) autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen of adviseren met het zoeken naar werk. De rechtbank volgt ook eisers stelling niet dat hem geen medische zorg is geboden in Bulgarije. Uit zijn verklaringen blijkt dat hij met klachten bij een dokter is geweest die hem een recept heeft voorgeschreven, en dat hij medicijnen heeft afgehaald bij een apotheek.
7.3
Eisers verwijzing naar een uitspraak van het Bundesverwaltungsgericht van Oldenburg van 2 maart 2023 maakt het voorgaande niet anders. Niet is gebleken op welke landeninformatie die uitspraak is gebaseerd, nu de uitspraak niet is overgelegd maar enkel een korte samenvatting daarvan is gegeven. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat die uitspraak informatie bevat die niet door de Afdeling is betrokken in de uitspraken van 1 november 2023.
7.4
Voor zover eiser stelt dat hij het risico loopt dat zijn internationale beschermingsstatus wordt ingetrokken overweegt de rechtbank als volgt. In de uitspraak van 1 november 2023 [6] heeft de Afdeling overwogen dat het niet binnen 30 dagen verlengen of vervangen van de geldigheidsduur van de Bulgaarse verblijfsdocumenten niet automatisch leidt tot intrekking van de verleende internationale bescherming. Wel kan de Bulgaarse immigratiedienst met toepassing van artikel 42, vijfde lid, van de Bulgaarse Asylum and Refugees Act een procedure starten om te beoordelen of die beschermingsstatus kan worden ingetrokken. Een statushouder met een verlopen of verloren verblijfsdocument die vertrekt naar Bulgarije, kan de geldigheidsduur van dat document verlengen of dat document vervangen, tenzij zijn internationale beschermingsstatus al is ingetrokken. Mocht er toch een intrekkingsprocedure worden gestart, dan kan de statushouder in die procedure te kennen geven het daarmee niet eens te zijn. Eiser heeft niet onderbouwd waarom dit in zijn geval anders zou liggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
8. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond.
9. Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist, is het niet meer nodig om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Vaalburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, voor zover dat de hoofdzaak betreft, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.AIDA Country Report Bulgaria: 2022 Update.
4.Forced Migration Review, ‘Bulgaria’s struggle at the frontline’, januari 2016.