ECLI:NL:RBDHA:2024:3595

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
NL24.4755
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft op 27 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De reden hiervoor was dat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder op 7 september 2023 in Bulgarije een verzoek om internationale bescherming had ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 6 maart 2024 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij voerde aan dat de omstandigheden in Bulgarije, waar hij gedetineerd was, onacceptabel waren en dat hij niet kon vertrouwen op een eerlijke behandeling daar. Eiser verwees naar rapporten en uitspraken die de slechte omstandigheden voor asielzoekers in Bulgarije documenteren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, zoals bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in eerdere uitspraken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat in zijn specifieke geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden in Bulgarije niet zodanig zijn dat de behandeling van eiser daar onacceptabel zou zijn. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en beslist dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4755

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.E. Thijssen).

Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Slimane. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 27 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Bulgarije verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser op 7 september 2023 in Bulgarije een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft daarom op 28 november 2023 een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. [2] Op 6 december 2023 hebben de autoriteiten van Bulgarije dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser voert aan dat ten aanzien van Bulgarije niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser is in Bulgarije gedetineerd geweest en de omstandigheden van zijn verblijf waren bijzonder slecht. Zo kreeg eiser onder meer bedorven eten. Eiser kan zijn relaas weliswaar niet onderbouwen met documenten, maar hij wijst op de ervaringen van vele andere vreemdelingen uit Bulgarije die in een soortgelijke situatie als eiser hebben verkeerd. Ook wijst eiser op de AIDA-rapporten over Bulgarije van 23 februari 2022 en 30 maart 2023. Eiser beroept zich verder op uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem [3] en zittingsplaats Zwolle. [4]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder mag in beginsel ten opzichte van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) geoordeeld in haar uitspraken van 16 augustus 2023 [5] en in meerdere recente uitspraken bevestigd. [6] Eiser moet aannemelijk maken dat in zijn geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hiervoor geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid. [7]
5. In de uitspraken van de Afdeling wordt ingegaan op de omstandigheden van asielzoekers die op grond van de Dublinverordening zijn overgedragen aan Bulgarije. De toegang tot opvangvoorzieningen [8] , de toegang tot medische zorg, de toegang tot rechtsbijstand [9] en de toepassing van vreemdelingendetentie in Bulgarije komt hierbij aan de orde. De Afdeling oordeelt dat ten aanzien van Bulgarije wel kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het betreft recente uitspraken waardoor de door eiser aangehaalde uitspraken en rapporten zijn achterhaald. Eiser heeft verder niet gewezen op nieuwe(re) informatie waaruit blijkt dat er in Bulgarije sprake is van systeemfouten. [10] De rechtbank is daarom van oordeel dat ervan uit moet worden gegaan dat eiser in Bulgarije adequaat zal worden behandeld.
6. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft aan eiser geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Van 25 januari 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:669 en van 11 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20675.
4.Van 26 april 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1502, 23 mei 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1830, 3 oktober 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:3871 en 19 februari 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:849
6.Zie bij voorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 8 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3424, 11 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3434, 13 oktober 2023 ECLI:NL:RVS:2023:3796, 16 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3806 en 29 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:870.
7.Zie hiervoor het arrest van het Hof van Justitie van de EU in de zaak Jawo van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
8.Zie de uitspraak van 16 augustus 2023.
9.Zie voor de laatste drie punten de uitspraak van 16 oktober 2023.
10.Als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening.