ECLI:NL:RBDHA:2024:3094

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
NL24.6935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag van eiser niet in behandeling heeft genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. Eiser had eerder op 30 juli 2023 een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank had eerder het beroep van eiser tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze uitspraak op 21 februari 2024 vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor herbeoordeling.

De rechtbank heeft in deze uitspraak de omstandigheden van eiser opnieuw beoordeeld, met inachtneming van de eerdere uitspraak van de Afdeling. Eiser betoogde dat Bulgarije niet kan worden beschouwd als een veilige derde staat, omdat hij daar in het verleden mishandeld was en geen toegang had tot rechtsbijstand. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat eiser in Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet onverplicht aan zich hoefde te trekken en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening en de verantwoordelijkheden van lidstaten bij de behandeling van asielaanvragen. Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat zijn situatie in Bulgarije onaanvaardbaar zou zijn, en de rechtbank heeft de argumenten van eiser niet overtuigend geacht. De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt inzicht in de juridische overwegingen rondom asielprocedures en de verantwoordelijkheden van de betrokken lidstaten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6935

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. N. Akbalik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. Bij besluit van 1 december 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
1.1.
Bij uitspraak van 7 februari 2024 in de zaak met zaaknummer NL23.38013 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
1.2.
Tegen deze uitspraak heeft eiser hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling).
1.3.
Bij uitspraak van 21 februari 2024 heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak naar de rechtbank teruggewezen. [1]
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [2]

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft op 30 juli 2023 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. De staatssecretaris heeft die aanvraag in het bestreden besluit afgewezen omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft eisers beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.1.
In de uitspraak van 21 februari 2024 heeft de Afdeling het hoger beroep van eiser tegen de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats gegrond verklaard, de uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank om opnieuw te behandelen. De rechtbank moet daarbij rekening houden met dat wat de Afdeling in de uitspraak heeft geoordeeld. [3]
2.2.
De Afdeling heeft in de uitspraak geoordeeld dat de rechtbank in haar uitspraak van 7 februari 2024 in het geheel niet is ingegaan op de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn betoog dat in zijn geval voor Bulgarije niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
2.3.
De rechtbank constateert dat vanwege een technisch probleem bij de verwerking van de uitspraak van 7 februari 2024 in het digitale systeem van de rechtbank een gedeelte van de tekst van de uitspraak is weggevallen. De weggevallen tekst gaat over de beoordeling door de rechtbank van de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn betoog dat in zijn geval voor Bulgarije niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank motiveert in deze uitspraak alsnog waarom die omstandigheden niet leiden tot het oordeel dat in eisers geval voor Bulgarije niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank gaat daarnaast ook opnieuw in op de andere beroepsgronden die eiser in beroep heeft aangevoerd.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [4] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
3.1.
De staatssecretaris heeft geen aanleiding gezien om van de overdracht van eiser aan Bulgarije af te zien. Er zijn namelijk volgens hem geen aanwijzingen dat eiser in Bulgarije een reëel risico zal lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest. Ook zijn er geen bijzondere individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van eiser getuigt van een onevenredige hardheid, aldus de staatssecretaris.
Mag de staatssecretaris voor Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser betoogt dat de staatssecretaris voor Bulgarije niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 16 augustus 2023 [5] - waarin zij oordeelde dat voor Bulgarije uit kan worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel - enkel de toegang tot opvang en pushbacks betrokken, maar niet de opvangomstandigheden, detentie en rechtsbijstand. Eiser wijst op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, die in haar uitspraak van 3 oktober 2023 van oordeel is dat voor Bulgarije voor onder andere detentie en rechtsbijstand sprake is van fundamentele systeemfouten. [6] Eiser wijst ook op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 11 december 2023, waarin de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris nader onderzoek had moeten doen naar de situatie in Bulgarije met betrekking tot de opvangvoorzieningen en detentie. [7] Eiser wijst ter onderbouwing verder op diverse artikelen [8] en de rapporten van Asylum Information Database (AIDA) van februari 2022 [9] en van maart 2023. [10] Volgens eiser volgt uit een uitspraak van de Afdeling van 15 december 2021 dat voor detentieomstandigheden een andere maatstaf geldt bij de beoordeling of sprake is van een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 4 van het EU Handvest. [11] Verder voert eiser aan dat van hem niet verlangd kan worden dat hij klaagt bij de Bulgaarse autoriteiten, omdat hij in Bulgarije is mishandeld door de politie, in vreemdelingenbewaring is gesteld en hij geen rechtsbijstand heeft gekregen. In Oost-Europese landen is volgens eiser sprake van een hele andere mentaliteit ten opzichte van vreemdelingen, waardoor klagen daar geen reële optie is. Ter onderbouwing van zijn verklaringen over de mishandeling door de politie wijst eiser op een artikel van Human Rights Watch. [12] Tot slot wijst eiser op de prejudiciële vragen die zijn gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 15 juni 2022 over de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [13]
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat hij ten aanzien van Bulgarije uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De uitspraken van de zittingsplaatsen Zwolle en Haarlem die eiser aanhaalt, doen aan dit oordeel niet af. De staatssecretaris wijst terecht op de uitspraken van de Afdeling van onder meer 13 oktober 2023 [14] en 16 oktober 2023 [15] , waaruit volgt dat ook voor de detentieomstandigheden en toegang tot rechtsbijstand uit kan worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije. Met betrekking tot detentie heeft de Afdeling geoordeeld dat een Dublinterugkeerder zich bij voorkomende problemen in Bulgarije kan wenden tot de daartoe aangewezen autoriteiten van Bulgarije of de daarvoor aangewezen instanties. [16] De staatssecretaris wijst er bovendien terecht op dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij (onrechtmatig) in detentie heeft gezeten, omdat hij in het aanmeldgehoor juist heeft verklaard dat hij niet in detentie heeft gezeten. [17] Uit de door eiser aangehaalde artikelen van Lighthouse Reports en Bordermonitoring Bulgaria blijkt dat sprake is van pushbacks aan de grens, maar niet dat dit ook geldt voor Dublinterugkeerders die gereguleerd worden overgedragen. Over de toegang tot rechtsbijstand heeft de Afdeling overwogen dat uit het rapport van AIDA van februari 2022 [18] volgt dat een vreemdeling in Bulgarije tegen een eventuele afwijzing van het asielverzoek met behulp van rechtsbijstand beroep in kan stellen en dat dit in overeenstemming is met artikel 20 en 21 van de Procedurerichtlijn. [19] Het rapport van AIDA van maart 2023 waar eiser zich ook op beroept schetst daarover geen wezenlijk ander beeld. Uit het rapport van AIDA van maart 2023 blijkt verder, zoals de Afdeling in een uitspraak van 29 februari 2024 heeft geoordeeld, [20] dat de leefomstandigheden in Bulgaarse opvangcentra weliswaar armoedig zijn en dat er verschillende problemen zijn, maar dat de opvangvoorzieningen niet zo slecht zijn dat sprake is van een fundamentele systeemfout. Eiser heeft ook niet gewezen op andere nieuwe informatie waaruit zou blijken dat er in Bulgarije sprake is van systeemfouten. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij niet of niet op effectieve wijze kan klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Hij heeft geen inspanningen verricht om zijn klachten kenbaar te maken en niet onderbouwd dat hij hiertoe geen mogelijkheid heeft. Uit het artikel van Human Rights Watch waar eiser zich op beroept, blijkt niet er geen mogelijkheid bestaat tot klagen. Eiser heeft zijn stelling dat in Oost-Europese landen sprake is van een andere mentaliteit waardoor klagen bij voorbaat zinloos is, niet onderbouwd.
5.1.
De verwijzing naar de prejudiciële vragen over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, maakt het oordeel van de rechtbank ook niet anders. In zijn arrest van 29 februari 2024 [21] heeft het Hof van Justitie namelijk beslist dat de Dublinverordening zo moet worden uitgelegd dat een vreemdeling op grond van de Dublinverordening kan worden overgedragen aan een lidstaat die aan zijn grensposten overgaat tot pushbacks en bewaring van derdelanders die aan zijn grens een verzoek om internationale bescherming wensen in te dienen. Van een overdracht moet worden afgezien, zo blijkt ook uit het arrest, wanneer er ernstige, op feiten berustende gronden zijn om aan te nemen dat er in geval van overdracht een reëel risico bestaat om bij of na die overdracht te worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van dat artikel 4 van het Handvest. Daarvan is in dit geval niet gebleken (zie onder 5).
Had de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser onverplicht aan zich moeten trekken?
6. Eiser voert aan dat zijn broer in Nederland is toegelaten en dat hij bij zijn broer wil verblijven, die hem kan helpen met zijn problemen. Hij wijst op artikel 11 van de Uitvoeringsverordening op grond waarvan de staatssecretaris hierover in contact dient te treden met de Bulgaarse autoriteiten. Volgens eiser zal door overdracht aan Bulgarije zijn gezondheidssituatie en psychische gesteldheid verslechteren.
7. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers omstandigheden geen aanleiding vormen om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht in behandeling te nemen. Eiser heeft niet met documenten onderbouwd wie zijn broer is, dat er een familieband is tussen hem en zijn broer en dat zijn broer rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Een verwijzing naar artikel 11 van de Uitvoeringverordening kan dus ook niet slagen. Eiser heeft ook niet onderbouwd dat sprake is van (psychische) problemen en dat deze problemen zouden verslechteren bij een overdracht.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer 202401016/1/V3.
2.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
3.Zie artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb.
4.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
6.Uitspraak van 3 oktober 2023, NL23.20061 (niet gepubliceerd).
8.Lighthouse Reports, Europe’s Black Sites. Refugees arbitrarily detained, tortured at secret facilities in EU, 11 december 2023; Bordermonitoring Bulgaria, Number of Refugees in detention is increasing, 8 november 2021.
9.Rapport van Asylum Information Database (AIDA), Country Report Bulgaria, 2021 update, februari 2022.
10.Rapport van AIDA, Country Report Bulgaria, 2022 update, maart 2023.
11.Uitspraak van 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2791.
12.HRW, 26 mei 2022, Bulgaria: Migrants Brutally Pushed Back at Turkish Border.
13.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
17.Pagina 5 van het aanmeldgehoor.
18.Rapport van Asylum Information Database (AIDA), Country Report Bulgaria, 2021 update, februari 2022.
20.ECLI:NL:RVS:2024:870, onder 6.1.
21.ECLI:EU:C:2024:195.