ECLI:NL:RBDHA:2024:2928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
NL23.39443
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser afgewezen op grond van ongeloofwaardigheid van verklaringen over seksuele gerichtheid en mensenhandel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser, die stelt afkomstig te zijn uit Nigeria, heeft in het verleden asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag is afgewezen omdat de staatssecretaris deze als ongegrond heeft beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende geloof heeft gehecht aan de verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid en de problemen die hij zou ondervinden van een mensensmokkelaar. Eiser heeft verklaard dat hij in Nigeria een liefdesrelatie had met een man, maar de staatssecretaris achtte deze verklaringen ongeloofwaardig. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn ervaringen en dat zijn verklaringen tegenstrijdig zijn. De rechtbank wijst het beroep van eiser af, waardoor hij geen asielvergunning krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt het belang van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling in asielzaken, vooral in gevallen waarin seksuele gerichtheid als asielmotief wordt aangevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39443

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 20 november 2023 waarbij zijn asielaanvraag als ongegrond is afgewezen (het bestreden besluit).

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiser heeft de [nationaliteit] nationaliteit en stelt te zijn geboren op [datum] .
2.1.
Eiser heeft op 15 maart 2019 asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling ervan. Het tegen dit besluit gerichte beroep is ongegrond verklaard. Eiser is niet tijdig overgedragen aan Duitsland.
2.2.
Eiser heeft op 11 april 2021 opnieuw een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft op 20 november 2023 in de verlengde asielprocedure het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep van eiser zich richt.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dit wordt hierna uitgelegd.
Het asielrelaas
4. Eiser stelt in Nigeria in het geheim een liefdesrelatie te hebben gehad met [naam 2] . Eiser en [naam 2] zijn betrapt toen ze seks hadden in een hotelkamer, waarna ze zijn mishandeld en [naam 2] is komen te overlijden. Omdat de politie, de familie van [naam 2] en de gemeenschap op zoek zijn naar eiser, is eiser gevlucht uit Nigeria. Daarnaast vreest eiser voor [voornaam] [naam 4] , de mensensmokkelaar die hem naar het buitenland heeft gebracht. De mensensmokkelaar heeft eiser een eed laten afleggen en voodoo-rituelen toegepast. [naam 4] heeft eiser gedwongen om als prostitué te werken in Italië en Duitsland. [naam 4] heeft eiser en zijn familie bedreigd. Een broer van eiser zou door [naam 4] vermoord zijn. Eiser heeft ten slotte verklaard te behoren tot een adellijke familie en dat er een koningschapsruzie was, waardoor hij persoonlijke problemen heeft gehad. De vader van eiser is daarom in 2012 vermoord en eiser heeft door de ruzie een verwonding aan zijn been opgelopen.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
De seksuele gerichtheid van eiser;
Problemen voortvloeiende vanuit de seksuele gerichtheid van eiser;
Problemen vanwege mensensmokkelaar [voornaam] [naam 4] ;
Problemen vanwege etniciteit.
5.1.
De staatssecretaris heeft het eerste element geloofwaardig geacht. De andere vier relevante elementen acht de staatssecretaris ongeloofwaardig. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De staatssecretaris heeft verder besloten dat geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd [1] wordt verleend en dat eiser geen uitstel van vertrek krijgt op grond van artikel 64 van de Vw. Aan eiser is ten slotte een terugkeerbesluit opgelegd.
Het beroep van eiser
6. De rechtbank overweegt dat de stelling van eiser in beroep dat zijn zienswijzen als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen worden aangemerkt als een beroepsgrond waarop de rechtbank moet ingaan. De staatssecretaris is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de zienswijzen. Het is aan eiser om in beroep concreet aan te geven waarom de reactie van de staatssecretaris op de zienswijzen volgens hem niet juist of niet toereikend is. De rechtbank zal zich dan ook richten op wat eiser in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank verwijst hierbij naar uitspraken van de Afdeling. [2]
6.1.
Eiser bestrijdt dat hij in zijn verklaringen over zijn seksuele gerichtheid te algemeen is gebleven. Hij vindt dat de staatssecretaris miskent dat hij, gelet op zijn referentiekader, niet meer kan verklaren over zijn gevoelens dan hij nu heeft gedaan. Eisers seksuele gerichtheid behoort tot zijn identiteit en is niet plots ontstaan. Het is voor iedereen lastig uit te drukken wat de eigen identiteit betekent. Eiser vindt dat de staatssecretaris hem een gebrek aan diepgang verwijt, terwijl tijdens de gehoren niet nader op bepaalde onderwerpen, zoals religie, is doorgevraagd. Dat had in het kader van de samenwerkingsplicht wel mogen worden verwacht. Eiser vindt dat hij wel degelijk goed heeft uitgelegd waarom hij tien jaar lang aan een gedwongen huwelijk is ontkomen. Voor wat betreft de mensenhandel wijst eiser erop dat de exacte werkwijze van het netwerk van mensenhandelaren niet bekend is en dat het daarom zeer opmerkelijk is dat de staatssecretaris het mensenhandelrelaas ongeloofwaardig acht. Eiser wijst erop dat uit jurisprudentie volgt dat het van belang is of de staatssecretaris het geloofwaardig acht dat eiser gebruik heeft gemaakt van een mensensmokkelaar om naar Europa te komen en dus in aanraking is gekomen met een netwerk van mensenhandel. Dit lijkt op basis van het asielrelaas van eiser het geval. Ten slotte stelt eiser dat hem (voorlopig) uitstel van vertrek moet worden verleend, omdat de staatssecretaris bij het aanbieden van het bestreden besluit aan diens gemachtigde te kennen heeft gegeven dat eiser suïcidaal is en tijdens het nader gehoor suïcidale gedachten heeft geuit. Er moet volgens eiser nader medisch onderzoek worden gedaan.
6.2.
Op de zitting is vastgesteld dat het beroep van eiser zich niet richt tegen het standpunt van de staatssecretaris over het vijfde relevante element, de problemen vanwege eisers etniciteit door de gestelde koningsstrijd.
Seksuele gerichtheid
7. De rechtbank overweegt dat het toetsingskader in LHBTI-zaken wordt gevormd door Werkinstructie (WI) 2019/17 [3] en rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). Bij de vraag of de seksuele gerichtheid aannemelijk is, ligt het zwaartepunt bij het persoonlijke, authentieke verhaal dat een vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen. [4] Als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar LHBTI-gerichtheid niet wordt geaccepteerd en zelfs strafbaar is, mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij inzicht kan geven in een denkproces over wat het betekent om anders te zijn dan de maatschappij of wet verlangt en hoe hij daar invulling aan geeft. [5]
Referentiekader
8. In onder meer de uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2016 [6] staat dat de staatssecretaris in alle individuele asielzaken een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verricht, waarbij hij rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling. Dat blijkt ook uit WI 2019/17, waarin staat dat de staatssecretaris rekening moet houden met het referentiekader tijdens het gehoor en de geloofwaardigheidsbeoordeling van homoseksualiteit als asielmotief.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, een en ander in lijn met WI 2019/17 en WI 2014/10. [7] De staatssecretaris heeft rekening gehouden met het feit dat eiser heeft verklaard al geruime tijd bekend te zijn met zijn geaardheid en vanaf zijn 14e levensjaar tien jaar lang een serieuze relatie te hebben onderhouden met [naam 2] in een land waar homoseksualiteit verboden is. Ook heeft de staatssecretaris in aanmerking genomen dat eiser al geruime tijd in Europa verblijft, waar gemakkelijker en vrijer gesproken wordt over iemands seksuele geaardheid. [8] Op de zitting is door de gemachtigde van de staatssecretaris verder toegelicht dat eiser viermaal [9] is gehoord en dat dit zorgvuldig is gebeurd, bijvoorbeeld omdat er regelmatig pauzes zijn ingelast. Het is de rechtbank verder gebleken dat in de gehoren rekening is gehouden met de bevinding van MediFirst dat eiser soms exacte plaatsen en data niet kan benoemen, maar dat dit wel bij benadering lukt en dat vragen zijn verduidelijkt en - in een andere vorm - zijn herhaald. Van schending van de samenwerkingsplicht is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
8.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Seksuele gerichtheid en daaruit voortvloeiende problemen
9. Gelet op de gehoren [10] is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn ervaring en beleving rondom het ontdekken van zijn seksuele gerichtheid en de verklaringen te algemeen zijn om inzicht te krijgen in eisers persoonlijke ervaringen en innerlijke belevingen. Rekening houdend met zijn referentiekader mocht de staatssecretaris van eiser verwachten dat hij meer concrete en uitgebreidere verklaringen zou kunnen afleggen over zijn ervaring en beleving rondom het ontdekken van zijn seksuele gerichtheid en de acceptatie daarvan. Ook mocht de staatssecretaris van eiser verwachten dat hij meer inzicht kon geven in zijn (denk)proces waarin eiser zich onder andere voor de vraag gesteld zag wat het betekent om anders te zijn dan hetgeen de maatschappij (en de wet) verwacht of verlangt en op welke wijze hij daaraan invulling wil en kan geven.
9.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser tegenstrijdig en wisselend heeft verklaard over de omgang met [naam 2] . Eiser heeft aan de ene kant verklaard dat hij en [naam 2] in het geheim met elkaar omgingen [11] , maar aan de andere kant ook gezegd dat ze in het openbaar met elkaar optrokken. [12] De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. Verder heeft de staatssecretaris zich op het standpunt mogen stellen dat het onaannemelijk is dat eiser tien jaar lang is ontsnapt aan een huwelijk gezien de druk van de familie en de islamitische tradities en dat het ongerijmd is dat eiser soms bij zijn oma verbleef, terwijl zij degene was die hem wilde uithuwelijken. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de staatssecretaris toegelicht dat de verklaring van eiser dat hij eigenwijs is, onbevredigend is omdat eiser een lange periode intensief met [naam 2] omging, zijn familie hem daarop heeft aangesproken en aanstalten zou hebben gemaakt voor een gedwongen huwelijk. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom er toch geen huwelijk plaatsvond.
9.2.
Eiser heeft in de beroepsprocedure WhatsApp-berichten met [naam5] overgelegd en (reis)documenten van [naam6] ter onderbouwing van zijn seksuele gerichtheid. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit de overgelegde stukken niet kan worden afgeleid dat eiser een relatie heeft met [naam5] of [naam6] en dat ook de homoseksuele gerichtheid van eiser daaruit niet kan worden afgeleid.
9.3.
De rechtbank is daarom van oordeel dat hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd niet kan afdoen aan het door de staatssecretaris ingenomen standpunt dat de door eiser gestelde seksuele gerichtheid ongeloofwaardig wordt geacht. Dat wat is aangevoerd over het derde relevante element, de uit de seksuele gerichtheid voortvloeiende problemen, hoeft daarom niet meer te worden besproken.
9.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Problemen door de mensensmokkelaar
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen over het relevante element mensenhandel ongeloofwaardig zijn.
10.1.
Volgens de staatssecretaris heeft eiser ongeloofwaardig verklaard over [voornaam] [naam 4] als persoon, over zijn ontsnapping en over de aanleiding voor de dood van zijn broer. Eiser heeft een repressief beeld van [voornaam] [naam 4] geschetst, maar stelt anderzijds te hebben kunnen ontsnappen doordat hij met hem een hechte band had opgebouwd. Eiser heeft aan de ene kant verklaard dat hij is gevlucht naar het huis van [naam6] , maar aan de andere kant aangegeven dat hij is gevlucht vanuit zijn huis. De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het onlogisch is dat eiser geen aangifte heeft gedaan van mensenhandel, dat het ongerijmd is dat eiser op eenvoudige wijze kon ontsnappen in Italië en Duitsland en dat het twee jaar heeft geduurd om te ontsnappen met hulp van [naam6] . Ook heeft de staatssecretaris het ongeloofwaardig mogen vinden dat eiser tot op heden in Nederland geen problemen heeft ondervonden, terwijl hij heeft verklaard dat [voornaam] [naam 4] hem overal kan vinden. Eiser heeft in het aanvullend gehoor van 7 augustus 2023 verklaard dat hij denkt dat zijn broer in 2019 door [naam 4] is vermoord. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser eerder nooit verklaard heeft dat hij een broer (of broers) heeft en dat [naam 4] voor diens dood verantwoordelijk zou zijn. Op 11 april 2021 [13] heeft eiser op de vraag of hij broers of zussen heeft, geantwoord drie zussen te hebben. Ook in het aanmeldgehoor op 18 april 2021 heeft eiser alleen verklaard over zijn drie zussen. Op 23 december 2021 heeft eiser het voor het eerst over een broer. Eiser verklaarde: "Ze waren van plan om mijn broer of mijn moeder een gevangenisstraf uit te delen in plaats van aan mij." [14] Pas in het aanvullend gehoor van 7 augustus 2023 verklaart eiser dat één van zijn broers (meervoud) is vermoord en dat hij vermoedt dat [naam 4] daarvoor verantwoordelijk is. In eerdere gehoren waarbij over [naam 4] is gesproken en ook in de eerder ingediende zienswijzen heeft eiser dit niet benoemd..
10.2.
Omdat de staatssecretaris het relaas over mensenhandel ongeloofwaardig heeft mogen vinden, gaat het beroep van eiser op jurisprudentie niet op. Gedoeld zal zijn op de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023 [15] waarin de Afdeling oordeelt dat uit het algemeen ambtsbericht Nigeria van 2023 volgt dat slachtoffers van mensenhandel risico lopen op represailles. Aangezien in deze zaak niet geloofwaardig wordt geacht dat eiser slachtoffer is van mensenhandel, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de vrees die daarop zou volgen. De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling treft daarom geen doel.
10.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Uitstel van vertrek
11. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris eiser terecht geen uitstel van vertrek heeft verleend. [16] In het bestreden besluit is vermeld dat eiser in zijn zienswijze niets heeft genoemd over artikel 64 van de Vw. Tijdens de zitting is door de gemachtigde van de staatssecretaris verder toegelicht dat eiser geen medische stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij medische klachten heeft en dat er daarom ook geen aanleiding was om Bureau Medische Advisering (BMA) in te schakelen. Hetgeen door eiser in beroep naar voren is gebracht, is onvoldoende om te oordelen dat in de besluitvormingsfase het BMA wel om advies had moeten worden gevraagd. De rechtbank wijst erop dat het eiser vrij staat om een aanvraag in te dienen op grond van artikel 64 van de Vw, zoals de gemachtigde van de staatssecretaris op de zitting ook heeft aangegeven.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Reguliere vergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, Vw juncto artikel 3.6a, eerste lid, of 3.6ba, eerste lid, Vreemdelingenbesluit (Vb).
2.Zie de uitspraken van de Afdeling van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2169) en 7 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1028).
3.WI 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd, 30 december 2019.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2615).
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:556).
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2073) onder 1.1.
7.WI 2014/10 Inhoudelijke beoordeling (asiel), 1 januari 2015.
8.Zie het voornemen van 30 maart 2023, pagina 3 en 4 en het bestreden besluit p. 3 en 4.
9.Aanmeldgehoor op 18 april 2021, nader gehoor op 23 november 2021 en 23 december 2021, aanvullend gehoor op 29 november 2022 en aanvullend gehoor op 7 augustus 2023.
10.Zie bijvoorbeeld het rapport nader gehoor, p. 13, 14, 15, 21.
11.Zie het rapport nader gehoor, p. 6, 13 en 14.
12.Zie het rapport nader gehoor, p. 14, 15 en 34.
13.Zie het proces-verbaal van verhoor van 11 april 2021.
14.Zie het rapport nader gehoor, p. 41.
15.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4346).
16.Zie artikel 64 van de Vw, artikel 6.1e van het Vreemdelingenbesluit 2000 en A3/7 van de Vreemdelingencirculaire.