ECLI:NL:RBDHA:2024:2826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
09.333253.22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van onderzoekswensen in een strafzaak met betrekking tot EncroChat-gegevens en voorlopige hechtenis

Op 15 februari 2024 vond een regiezitting plaats in de strafzaak tegen de verdachte, die wordt verdacht van betrokkenheid bij ernstige misdrijven, waaronder een poging tot liquidatie. De rechtbank, bestaande uit mr. I.K. Spros (voorzitter), mr. G.P. Verbeek en mr. B.J. van de Griend, behandelde de onderzoekswensen van de verdediging met betrekking tot de betrouwbaarheid van EncroChat-gegevens. De verdediging voerde aan dat de betrokkenheid van Europol en de verwerking van gegevens door deze instantie niet voldoende waren onderzocht, en dat de originele hashwaarden van de data vergeleken moesten worden met de gegevens in het dossier. De officier van justitie betwistte deze claims en stelde dat de gegevens betrouwbaar waren, en dat de betrokkenheid van Europol niet relevant was voor deze zaak. De rechtbank oordeelde dat de onderzoekswensen te algemeen en niet specifiek genoeg waren om in te willigen. De rechtbank wees de verzoeken om opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis af, waarbij werd opgemerkt dat de ernstige bezwaren en gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig waren. De rechtbank schorste het onderzoek tot de volgende zitting, gepland op 15 mei 2024.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/333253-22

Proces-verbaal van de terechtzitting

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank op 15 februari 2024.
De verklaringen van de procesdeelnemers zijn steeds zakelijk weergegeven.
Tegenwoordig:
mr. I.K. Spros, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
mr. S.H. Stein, griffier,
mr. R.P. Tuinenburg en mr. E.J. Huisman, officieren van justitie.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1985 te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting “Hoogvliet”.
Als raadsman van de verdachte is op de terechtzitting aanwezig mr. Y. Moszkowicz.
De voorzitter deelt mee dat de rechtbank vandaag in een andere samenstelling zitting houdt dan op de terechtzitting van 28 november 2023, toen het onderzoek van de zaak werd geschorst. De rechtbank hervat het onderzoek ter terechtzitting in de stand waarin het zich op het tijdstip van die schorsing bevond. De officier van justitie en de verdachte en zijn raadsman hebben medegedeeld daarmee in te stemmen.
De voorzitter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De voorzitter deelt mee dat sinds de zitting van 28 november 2023 de zendmastgegevens zijn verstrekt en dat de getuigenverhoren van de medeverdachten in de hoofdzaak zijn toegevoegd aan het ontnemingsdossier. Het dossier waar de rechtbank over beschikt bestaat uit het methodieken dossier pagina’s 1-2023, het beslagdossier pagina’s 1-402 en het hoofddossier pagina’s 1-6099.
De officier van justitie heeft op voorhand per e-mail van 14 februari 2024 de na te noemen op schrift gestelde wijziging in de tenlastelegging aan de rechtbank verstuurd en vordert dat deze zal worden toegelaten. De rechtbank wijst deze vordering, na verdachte en diens raadsman dienaangaande te hebben gehoord toe, en beveelt dat de tenlastelegging zal worden gewijzigd als omschreven in de aan dit proces‑verbaal gehechte vordering wijziging van de tenlastelegging. (*Als
bijlage 1aan dit proces-verbaal gehecht).
Nadat de rechtbank heeft beslist dat met een door de griffier gewaarmerkt afschrift van de vordering kan worden volstaan, verstrekt de griffier een dergelijk afschrift aan de raadsman van verdachte.
Met toestemming van de verdachte en de raadsman wordt het onderzoek aanstonds voortgezet.
De voorzitter deelt mee dat de rechtbank op 12 februari 2024 en kort voor de zitting van 15 februari 2024 onderzoeksvragen en in totaal 461 pagina’s aan bijlagen heeft ontvangen van de raadsman. Deze late ontvangst is niet conform hetgeen is besloten tijdens de vorige zitting op 28 november 2023, waar is overwogen dat de zitting van vandaag dient om de zaak zittingsrijp te maken. De voorzitter vraagt de raadsman hoe hij de zitting van vandaag voor zich ziet nu de grote hoeveelheid overgelegde stukken niet gelezen konden worden door de late ontvangst.
Desgevraagd deelt de raadsman op vragen van de voorzitter mee:
De reden van het laat indienen van de onderzoeksvragen en bijlagen is in de eerste plaats gelegen in de omstandigheid dat ik, als ik iets wil verstrekken aan de rechtbank, dit in overleg met mijn cliënt doe. Ten tweede geldt dat ik in afwachting was van nieuwe informatie uit het buitenland. Ik heb gisteravond nog nieuwe stukken uit Tsjechië en Engeland ontvangen. Ook heb ik onlangs stukken gekregen uit Slowakije die gaan over de start van dit onderzoek. Die stukken zijn voor de inhoudelijke behandeling, dus die dien ik nu nog niet in. Ten derde geldt dat het ook strategie is. De PowerPoint presentatie die ik heb voorbereid wordt op de parketten verspreid. Ik wil niet dat mijn stukken terechtkomen op bureaus waar het niet thuis hoort. Ik wil dat alleen de betrokken partijen beschikken over mijn presentatie. Ten vierde geldt dat er geen wettelijke verplichting is om dergelijke verzoeken voor de zitting in te dienen. Het klopt dat de rechtbank nu minder voorbereidingstijd heeft gehad, maar moet die voorbereidingstijd er zijn nu de rechtbank na de zitting pas een beslissing neemt? Verder wordt het Openbaar Ministerie in het kader van het onmiddellijkheidsbeginsel geacht te kunnen reageren op zitting. Als ik een pleidooi houd op een inhoudelijke zitting kan het Openbaar Ministerie dit ook.
De PowerPoint presentatie is er juist voor bedoeld dat de rechtbank de relevante selectie van de door mij als bijlage ingediende stukken ziet. Ik heb niet gevraagd aan de rechtbank en het Openbaar Ministerie om deze stukken van te voren door te nemen. De als bijlage ingediende stukken zijn alleen maar achtergrondinformatie aan de hand waarvan de rechtbank de juistheid van mijn opmerkingen kan controleren.
De goede procesorde is niet geschonden, behalve dat ik in retrospect op de pro forma zitting van 28 november 2023 had moeten aangegeven dat ik mijn onderzoekswensen en argumenten niet twee weken voor de regiezitting zou indienen. Hiervoor bied ik mijn excuses aan de rechtbank aan. Overigens, als het Openbaar Ministerie vanaf begin af aan alle EncroChat stukken had verstrekt dan had ik dit betoog niet hoeven voeren. Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk voor de samenstelling van het dossier, maar verschuilt zich al twee jaar lang achter het vertrouwensbeginsel.
Desgevraagd deelt de officier van justitie op vragen van de voorzitter mee:
Alle stukken die zijn toegestuurd door de raadsman zijn van een eerdere datum. De raadsman beschikt hier al langer over. Dat de stukken worden gedeeld binnen het Openbaar Ministerie is niet uitzonderlijk. De verdediging deelt de stukken van het Openbaar Ministerie ook met zijn achterban. Overigens worden de standpunten besproken op een openbare zitting. Het is mij niet duidelijk waarom dit dan niet zou mogen worden gedeeld binnen het Openbaar Ministerie
De rechtbank bewaakt de orde en voortgang ter zitting. Door de rechtbank zijn op de zitting van 28 november 2023 regels gesteld ten behoeve van deze regiezitting. Vervolgens houdt de verdachte zich daar niet aan. Voor het Openbaar Ministerie is het nog steeds gissen naar wat de onderzoekswensen zijn. We staan inmiddels op de vijfde pro forma zitting. In de stukken ten behoeve van deze zitting zie ik staan de onderzoeksvraag ‘wat is de start van het onderzoek’, terwijl dit gewoon in het procesdossier te vinden is en ook op een eerdere pro forma aan de orde is geweest. Ook hoor ik dat er nog stukken gaan worden ingediend voor de inhoudelijke behandeling. Als officier van justitie doe ik aan waarheidsvinding en zoek ik dingen graag uit. Dat gaat echter niet als ik pas op de inhoudelijke behandeling kennisneem van nieuwe stukken. Daarnaast ziet de helft van de door de verdediging voor vandaag ingediende stukken op SkyECC en niet op EncroChat. Dit is een EncroChat onderzoek. Dat heb ik ook al eerder tegen de raadsman gezegd. Verder bevatten de bijlagen stukken die al eerder door het Openbaar Ministerie zijn ingebracht.
Dit brengt mij tot de volgende concrete vragen: wat wil de verdediging met deze onderzoeksvragen, welke stukken zijn van toepassing op deze specifieke zaak en welke onderzoekswensen zijn van toepassing op deze zaak. Ik vind de wijze waarop de raadsman de verdediging hier vandaag voert in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde. Ik benadruk dat er een verschil is tussen de inhoudelijke behandeling waar een pleidooi wordt gevoerd toegespitst op de ten laste legging en een regiezitting waar onderzoekswensen worden besproken. De verdediging heeft in deze fase veel meer ruimte. De verdediging kan alles verzoeken en dat kan toegewezen worden, mits voldoende onderbouwd. Het is niet vreemd dat de rechtbank op voorhand vraagt om meer inhoudelijke duiding over wat er vandaag zal worden besproken, wat precies de bedoeling is van de verdediging en welke verzoeken de verdediging gaat doen. Ik vind dat de Powerpoint presentatie en de stukken die zijn ingebracht wegens strijd met de beginselen van behoorlijke procesorde buiten beschouwing moeten worden gelaten. Het Openbaar Ministerie hoort vandaag graag aan welke onderzoekswensen de verdediging heeft, mits gericht en concreet toegespitst op deze zaak.
De rechtbank onderbreekt de zitting en trekt zich terug in raadkamer voor beraad.
Na hervatting van het onderzoek ter terechtzitting deelt de voorzitter het volgende mee. De rechtbank begrijpt dat een pleidooi ten behoeve van een inhoudelijke behandeling niet voorafgaand verstrekt wordt. Echter, op het moment dat op de pro forma zitting van 28 november 2023 afspraken worden gemaakt met als doel de zaak vandaag zittingsrijp te maken, dan is het niet vreemd dat dergelijke lijvige onderzoekswensen van te voren worden opgestuurd. Dit stelt partijen immers in staat om een goed juridisch debat daarover te voeren op deze regiezitting. Indien de verdediging van meet af aan niet voornemens was om haar verzoeken en standpunten twee weken voorafgaand aan deze zitting in te dienen, dan had de verdediging dit tijdens de vorige pro forma zitting moeten mededelen. De rechtbank begrijpt uit de woorden van de raadsman ook dat de verdediging voor de inhoudelijke behandeling kennelijk weer nieuwe stukken gaat aanleveren. De rechtbank heeft nagedacht over wat er zojuist is besproken en hoe we vandaag verder moeten De rechtbank zal zich wél aan de opdracht houden die is gesteld op de zitting van 28 november 2023. De opdracht was om vandaag een regiezitting te hebben om te zorgen dat de zaak zittingsgereed is voor de inhoudelijk behandeling, vooralsnog gepland op 15 mei 2024. Wij zullen vandaag daarom het resterende deel van de tijd besteden aan het aanhoren van de onderzoekswensen en de toegestuurde stukken. De rechtbank ontvangt van de verdediging graag de pleitnota en de PowerPoint Presentatie, welke pleitnota en presentatie zij op de eigen schermen bekijkt.
De raadsman voert het woord overeenkomstig zijn pleitnota en PowerPoint presentatie, die hij aan de voorzitter overlegt en waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd. (*Als
bijlage 2aan dit proces-verbaal gehecht.)
In aanvulling op de pleitnota voert de raadsman het volgende aan:
Op pagina 10. Dia 10 is een screenshot uit [onderzoeksnaam 1] , Hierop is het Chat-X systeem te zien. Op de screenshot leest u ‘Assasination 1%’. Ten behoeve van de analyse van de dataset is een zogenaamde ‘Threat to life tool’ ontwikkeld door de Nederlandse opsporingsautoriteit. Er is semantische software gecreëerd. Deze software berekent met een algoritme wat de kans is dat het chatgesprek gaat over ‘assasination’ of over een geweldsdelict. Dit is nieuwe informatie. Dit betekent dat strafrechtelijke onderzoeken worden gestart aan de hand van een analyse van chatdata door een semantische zoekmachine. De strafrechtelijke verdenking is gebaseerd op een berekening van een computerprogramma. Het staat dus vast dat het Openbaar Ministerie meer informatie heeft dan wij te zien krijgen in onze Excel sheets.
Op pagina 16. De dia’s die ik in het begin liet zien bevatten een screenshot van een Intelligence package. Strafrechtelijke onderzoeken worden op basis daarvan gestart en niet met een IMSI-catcher. Lidstaten krijgen een intelligence package van Europol, waarbij een analyse zit van Europol over de data en de gebruiker. Uit deze analyse volgt dat er strafbare feiten zijn gepleegd op het grondgebied van die lidstaat. Op dat moment worden er recherchecapaciteiten ingezet en gaat de politie aan de haal met een IMSI-catcher.
Voorlopige hechtenis
Mijn cliënt heeft eerst in Dubai anderhalf jaar in voorlopige hechtenis gezeten. In Nederland zit hij inmiddels ook al een jaar in voorlopige hechtenis. Alleen al dit tijdsverloop is voldoende onderbouwing om de voorlopige hechtenis te schorsen, vanwege het verdampen van de 12-jaarsgrond. In een andere zaak van mij waarin sprake was van een fatale ripdeal is ondanks de geschokte rechtsorde de verdachte geschorst na een tijdsverloop van 9 maanden. Ik kan niet aan mijn cliënt uitleggen waarom hij ondanks het lange tijdsverloop van 2,5 jaar nog niet geschorst kan worden.
De ernstige bezwaren voor wat betreft de liquidatiepoging zijn mijns inziens op basis van het resultaat van het dossier zoals het er nu ligt, niet aanwezig. Een van de vermeend betrokken partijen wordt niet eens vervolgd. Verder wordt in de verklaring van [slachtoffer] niet eens een connectie gemaakt met mijn cliënt. Daarnaast is er nooit in persoon gesproken over verdovende middelen, maar alleen via de chat waarvan [slachtoffer] aanneemt dat mijn cliënt daarachter zit. Indien de rechtbank mijn onderzoekswensen toewijst komen we niet toe aan de geplande inhoudelijke behandeling. Ook dat is een belangrijke factor als het gaat om de voorlopige hechtenis. Bovendien heb ik geconstateerd dat enkele medeverdachten het proces in vrijheid mogen afwachten. Het betreft dezelfde strafbare feiten. Ik vraag mij dan af wat het verschil is met mijn cliënt.
Kortom, de verdediging verzoekt de rechtbank de voorlopige hechtenis vanwege een gebrek aan ernstige bezwaren en gronden dan wel vanwege artikel 67a lid 3 van het Wetboek van strafvordering (hierna: Sv) op te heffen. Subsidiair verzoekt de verdediging om schorsing van de voorlopige hechtenis. Uiterst subsidiair verzoekt de verdediging dat er een schorsingsrapportage wordt opgesteld.
De verdachte voert het woord:
Ik word verdacht van het voorbereiden van een levensdelict. De persoon die het zou organiseren zou volgens het dossier [naam 1] zijn. Hij is hiervoor vrijgesproken. Verder was de vorige keer een reden om niet te schorsen dat ik een reis naar Slowakije voor de boeg had in een andere strafzaak. Ik wilde aan de officier van justitie vragen of er nog iets in de planning staat in dat kader.
De officier van justitie voert het woord:
Voor wat betreft de vraag van de verdachte het volgende. Ik weet dat er in Slowakije een proces tegen gaande is, maar ik ben niet op de hoogte van de voortgang van die zaak aangezien dit buiten mij om gaat. Zodra ik een datum weet zal ik dat aan de raadsman laten weten.
Ten aanzien van de onderzoekswensen. Als ik kijk naar wat er is aangeleverd en verteld vandaag, kan ik eigenlijk maar één concrete onderzoekswens destilleren die ziet op deze zaak. Dat is de wens dat de verslaglegging uit Chat-X in deze zaak wordt toegevoegd aan het dossier. De overige vragen zoals die op papier zijn aangeleverd zijn te ongericht, onvoldoende concreet en niet op deze zaak toegespitst. Aangaande de stellingen van de raadsman die zien op de vermeende betrokkenheid van Europol en het verwijt dat het Openbaar Ministerie informatie met betrekking tot de betrokkenheid van Europol zou achterhouden, het volgende. Sinds maart 2022 zit in het procesdossier een bundel met stukken die zien op de EncroChat-hack. Hierin wordt beschreven hoe Nederland in het bezit is gekomen van de EncroChat-data. Daar zit ook een stuk in van de Franse officier van justitie waarin deze toestemming geeft om de in Frankrijg geïntercepteerde data te verstrekken Europol. De stelling dat het Openbaar Ministerie verdoezelt of geheimhoudt dat er informatie naar Europol is gegaan, kan ik niet volgen.
Daarnaast merk ik op dat Europol een agentschap is van de Europese Unie, die tot doel heeft de samenwerking op het gebied van rechtshandhaving te bevorderen. In de Europol-verordening staat beschreven wat de taak is van Europol en wat de rechten zijn van betrokkenen. Europol biedt ondersteuning aan de lidstaten van de EU, hun opsporingsdiensten en andere bevoegde autoriteiten. Haar taak bestaat uit het verwerken van gegevens, het analyseren van gegevens en het faciliteren en het maken van afspraken met partijen zodat die elkaar kunnen spreken. Dit is op politieniveau. Het gaat dus om gegevens die op politieniveau worden gedeeld en aan de hand daarvan vindt het één en ander plaats. Die betrokkenheid van Europol is nooit ontkend.
Waar de verdediging twijfels over doet ontstaan is dat de informatieverstrekking aan Nederland via Europol zou zijn verlopen. Dat is niet het geval. De EncroChat-data is rechtstreeks uit Frankrijk betrokken met hashwaarden. Deze waarden zijn ook nog eens gecontroleerd aan de hand van de inbeslaggenomen server. Dit staat ook allemaal in de EncroChat-bundel die aan het dossier is toegevoegd.
Europol is niet betrokken bij dit onderzoek. Ik kan dus geen intelligence packages toevoegen aan het dossier. Dit is niet de start geweest van dit onderzoek en dat heb ik ook op eerdere zittingen opgemerkt.
De raadsman stelt allemaal vragen die betrekking hebben op Europol en de gegevensverwerking binnen Europol. Ik heb het op de vorige zitting al gezegd: ik heb geen gezagsrelatie tot Europol. Europol is een agentschap. De betrokkene over wie gegevens wordt verwerkt door Europol heeft rechten ten aanzien van deze gegevens op basis van de Verordening. De betrokkene heeft het recht op toegang tot deze gegevens, het recht van correctie, het recht van uitwisseling en beperking daarvan. Ook kan de betrokkene een klacht indienen bij de European Data Protection Supervisor (EDPS) over de gegevensverwerking en heeft hij het recht om in beroep te gaan bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen een eventuele afwijzing van deze klacht.
Op de gegevens die door Europol worden verwerkt zijn de bepalingen van de bevoegde landen van toepassing. Ergo, op de verwerking van de gegevens bij Europol die zijn aangeleverd door Frankrijk zijn de Franse nationale bepalingen van toepassing. Europol voert dus haar eigen taakomschrijving uit op basis van de verordening en de Nederlandse justitie voert los daarvan ook haar eigen taak uit. Het onderzoek liep hier in Nederland en er liep een onderzoek in Frankrijk en daarbij werd samengewerkt. Los daarvan heeft Europol haar taak gedaan, namelijk het informeren van andere landen over strafbare feiten die op hun grondgebied worden gepleegd. Het is verdragsstatelijk vastgelegd dat landen elkaar informeren als er wetenschap is dat er op het grondgebied van een andere lidstaat ernstige misdrijven zijn gepleegd. In dat kader zijn er 700 intelligence packages verspreid door Europol naar landen binnen Europa en landen buiten Europol. Ik benadruk echter dat dit niet het geval is geweest in deze zaak. In deze zaak is de data verstrekt door Frankrijk aan Nederland, met daaraan gekoppeld een hashwaarde. Die data is vervolgens in de toolboxmethode ontgonnen en zijn de gesprekken inzichtelijk gemaakt. Deze gesprekken zijn vervolgens geautomatiseerd verstrekt aan de politieteams. Aan het slot vindt er een handmatige kopie plaats, omdat de chatgesprekken worden overgenomen in een proces-verbaal. Ik voeg aan het dossier een intern stuk van het Openbaar Ministerie toe over de betrouwbaarheid van de data en hoe de verwerking daarvan is verlopen en hoe het kan dat er later meer data naar boven wordt gehaald. (*Als
bijlage 3aan dit proces-verbaal gehecht.)
Het geschetste proces maakt niet dat de overgenomen chatgesprekken onbetrouwbaar zijn, aangezien deze zijn opgenomen in een ambtsedig proces-verbaal waarbij een verbalisant verklaart zijn of haar werk zorgvuldig te hebben gedaan. Het kan voorkomen dat er later in een zaak meer gegevens aanwezig zijn dan waar het onderzoeksteam initieel over beschikte, aangezien de ontsleuteling van de data gefaseerd plaatsvindt. Dit is bekend bij de verdediging, want de raadsman heeft dit al eerder gehoord in andere zaken.
Het is de taak van de verdediging om te controleren of hetgeen in de processen-verbaal staat conform de data is die is omgezet met de toolboxmethode. Die dataset is beschikbaar voor de verdediging. Ik heb dit meermaals kenbaar gemaakt aan de verdediging. Zij hoeft enkel een verzoek te doen op basis van artikel 34 Sv. Dan krijgt zij toegang tot de dataset van het NFI en kan er worden gecontroleerd of er goed geknipt en geplakt is. Ik zie het door de verdediging geschetste probleem dat de gegevens onbetrouwbaar zouden zijn niet en ik mis ook de vertaalslag van de verdediging naar concrete onderzoekshandelingen. De verdediging heeft al eerder dergelijke verweren gevoerd en de rechtbank Amsterdam heeft daar ook al eerder over geoordeeld in de volgende uitspraak ECLI:NL:RBAMS:2023:4919. Concluderend, ook op inhoudelijke gronden dienen de onderzoekswensen van de verdediging te worden afgewezen aangezien ze geen betrekking hebben op deze concrete zaak.
Voorlopige hechtenisDe ernstige bezwaren en gronden zijn onverkort aanwezig. Gezien de lopende uitleveringsprocedure is ook het vluchtgevaar onverkort aanwezig. In die zaak is de gevangenneming gelast. Als de verdachte hier uit de voorlopige hechtenis gaat, wordt hij op basis van die andere titel weer preventief gehecht. Daarnaast is artikel 67a lid 3 Sv nog niet aan de orde. Het verhaal van de verdediging dat één van de medeverdachten de zaak in vrijheid mag afwachten klopt niet. De hoofdverdachten uit het dossier [onderzoeksnaam 2] , te weten [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] zitten allen nog vast in afwachting van het hoger beroep. Bovendien worden geen van de andere verdachten in onderzoek [onderzoeksnaam 2] vervolgd voor poging uitlokking van een liquidatie. Het verzoek tot opheffing dient te worden afgewezen.
Voor wat betreft het subsidiaire verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis heb ik geen onderbouwing gehoord anders dan dat het heel lang duurt. In dat kader wil ik opmerken dat het Openbaar Ministerie niet de noodzaak zag van deze regiezitting. Deze dient op conto van de verdediging te komen.
Tot slot is ook het opmaken van een schorsingsrapportage niet aan de orde. Verdachte ontkent en beroept zich voor de rest op zijn zwijgrecht. Overigens is een schorsingsrapportage niet een fenomeen dat de reclassering kent. In een rapportage kan het onderwerp schorsing wel aan de orde komen, maar dan is er wel inzicht nodig in hoe het kan dat de verdachte betrokken is geraakt bij de stafbare feiten. Bij iemand die zich beroept op zijn zwijgrecht en ontkent krijgt de reclassering dit niet. Het is ook maar de vraag of een aanvraag voor reclasseringsrapportage en eventueel reclasseringstoezicht aan de orde is in deze zaak gelet op de strafverwachting die een voorwaardelijk deel niet mogelijk maakt. Ook moet er rekening worden gehouden met de veiligheid van reclasseringswerkers die het toezicht uitoefenen en is het de vraag of de reclassering bereid is om toezicht uit te oefenen. Een afspraak met de reclassering kan een moment zijn voor partijen uit het criminele circuit om een rekening te vereffenen.
De raadsman voert andermaal het woord en voert het volgende aan:
Ik heb u net een voorbeeld van een Intelligence Package gestuurd, zodat de rechtbank kan zien waar ik het over heb. (*Als
bijlage 4aan dit proces-verbaal gehecht.)
Daarnaast wil ik de rechtbank wijzen op de zaak van 26 september 2023 van het EHRM Yalçinkaya tegen Turkije ECLI:CE:ECHR:2023:0926JUD001566920. Het EHRM heeft in rechtsoverweging 312 een betekenisvolle uitspraak gedaan over afweging van het bewijs. Het EHRM adresseert het probleem wat ik in mijn praktijk met betrekking tot de integriteit van de data zie. De officier van justitie heeft zojuist bevestigd dat er vanuit Excel een handmatige output wordt gemaakt in het procesdossier. Stel dat dit zou gaan over DNA, vingerafdrukken of geurproeven. En stel dat het EHRM over die methode had gezegd dat ze niet weten of die methode betrouwbaar is. Het Openbaar Ministerie zegt dat er in deze zaak niet is aangetoond dat de data niet betrouwbaar is. Het is echter niet relevant of de data in deze specifieke zaak onbetrouwbaar is. Dat was in de geurproeven-zaak ook niet relevant. Die zaak bracht aan het licht dat de methode niet betrouwbaar was. Onderzoeksmethodes moeten worden onderzocht en als dan wordt vastgesteld dat deze niet betrouwbaar is, dan dient de methode te worden gediskwalificeerd. De door mij ingediende onderzoekswensen hebben tot doel mij in staat te stellen te controleren of het bewijs integer is. Ik vind dat u dat ambtshalve ook moet doen. Ik denk dat u als rechter niet zeker kan weten of de data in deze zaak hetzelfde is als de data die in Frankrijk in beslag is genomen. Het is een feit dat het bewijs niet overeenkomstig de in Frankrijk berekende hashwaarde kan zijn doordat de dataset zo vaak is overgezet. U zou als rechter geen vonnis moeten wijzen op basis van bewijs, zonder te controleren of dit bewijs wel klopt.
Voor wat betreft de betrokkenheid van Europol. Ik hoor de officier van justitie zeggen dat Europol wel degelijk betrokkenheid heeft gehad, maar alleen niet in deze specifieke zaak. De verdediging heeft een ander idee over de wijze waarop. We kunnen echter vaststellen dat Europol bij de selectie van die data en de verspreiding daarvan betrokken is geweest. Europol is ook de enige die de analyse kan doen. Europol hanteert het Chat-X systeem. Dit is van belang omdat de Europol-verordening van toepassing wordt zodra Europol betrokken is, ongeacht het moment waarop Europol die betrokkenheid heeft gehad. In overwegingen 34-55 van de preambule bij de verordening staat dat er bepaalde waarborgen en controlemechanisme gaan gelden als Europol betrokken is. Europol dient een rechtmatigheidscontrole toe te staan van de dataverwerking door de bevoegde nationale autoriteit. De rechtbank is die bevoegde nationale autoriteit. Bij betrokkenheid van Europol zal ook EDPS controleren of Europol zich houdt aan alle regels op Europees niveau. In artikel 18 van de verordening staat wat er aan de hand moet zijn als Europol zijn werk gaat doen in zo’n zaak. Er moet sprake zijn van een concrete verdenking, er moeten waarborgen zijn over de persoon over wie de dataverwerking gaat en de dataopslag is in tijd beperkt. Als Europol betrokken is gaat er dus een hele nieuwe set aan regelgeving, rechten en waarborgen voor mijn cliënt gelden. Ik vind het niet relevant of de data ook rechtstreeks aan ons via Frankrijk is verstrekt of alleen via Europol. Feit is dat de analyse van de data alleen bij Europol kon plaatsvinden. Hun betrokkenheid is derhalve een gegeven. Ik verzoek u de betrokkenheid van Europol vast te stellen en de toepasselijkheid van de Europol-verordening vast te stellen.
Ik wil u een aanvullend verzoek doen met betrekking tot de hashwaarden. Ik wil de gelegenheid krijgen om de chats die in het dossier zitten te verifiëren met de originele hashwaarden die zijn berekend over de dataset die uit Frankrijk komt. Ik wil vaststellen of dit bewijs conform origineel is, want anders kunnen we er niet van uitgaan of dit bewijs hetzelfde is als het bewijs dat uit Frankrijk komt. Het Openbaar Ministerie beschikt over de toolboxmethode om de data uit Chat-X te halen en in Excel te zetten en laat een verbalisant die overzetten in een proces-verbaal. Als men het echt goed zou doen dan zou er eerst bij de output vanuit Frankrijk naar Chat-X een hashwaarden berekening moeten worden gedaan en zou vervolgens van die output vanuit Chat-X naar Excel weer hashwaarden moeten worden berekend en vervolgens doen wij het met wat in het dossier zit.
Tot slot over de voorlopige hechtenis. De opmerking over vluchtgevaar stak mijn cliënt, aangezien hij heeft ingestemd met zijn uitlevering vanuit Dubai. Dat heeft hem anderhalf jaar cel in de woestijn gekost. Dit door een miscommunicatie tussen het Openbaar Ministerie en de Verenigde Arabische Emiraten. Had hij niet ingestemd, dan was hij binnen 40 dagen onder voorwaarden vrij geweest. Het is dan ook niet gepast om te zeggen dat er sprake is van vluchtgevaar.
De officier van justitie voert andermaal het woord en voert het volgende aan:
Er is informatie gedeeld met Europol, maar het is niet de taak van de rechtbank om te controleren hoe de gegevens worden verwerkt bij Europol. Het is bij de Europol-verordening bepaald wie daar over gaat. Er is ook geen directe relatie tot deze strafzaak. Deze strafzaak gaat van de gegevens uit die zijn verstrekt vanuit Frankrijk. Er ligt een rapport van het NFI over de betrouwbaarheid van de data. Ik hoor de verdediging alleen maar zeggen: ik wil de hashwaarden hebben want ik wil controleren of die hashwaarden hetzelfde zijn. Naar mijn mening blijkt dat genoegzaam uit de toelichtende brieven en stukken.
De hashwaarden zien op de ruwe data en niet op de individuele berichten. De ontsluiting van die data heeft plaatsgevonden met de toolboxmethode. Aan de vraagstelling van de verdediging zoals die er nu ligt kan ik niet voldoen, want het is mij onvoldoende duidelijk wat door de verdediging precies wordt gevraagd. Ik verwijs ook naar het stuk wat ik heb gemaild naar de verdediging en de rechtbank waarin wordt uitgelegd hoe dat met de hashwaarden verloopt en dat de gegevens zoals die in dit dossier zitten betrouwbaar zijn geacht door het NFI. De eerste toets ligt op de weg van de verdediging om te controleren of het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal omtrent de gesprekken een juiste weergave is. Ik herhaal nogmaals dat de verdediging gewoon kan vragen om die data en dat dan inzage wordt verstrekt.
De rechtbank onderbreekt de zitting en trekt zich terug in raadkamer voor beraad.
Na hervatting van het onderzoek ter terechtzitting stelt de voorzitter de verdachte in de gelegenheid om het woord te voeren.
Desgevraagd verklaart de verdachte als volgt:
Het enige wat ik graag zou toevoegen gaat over mijn tijdelijke vrijlating. Ik ben akkoord gegaan met mijn eigen uitlevering vanuit Dubai. Had ik dat niet gedaan dan was ik nooit in Nederland geweest. Ik snap dus niet wat de reden is waarom ik niet geschorst kan worden. Ik ga mij toch niet laten uitleveren om vervolgens weg te rennen? Ik hoop dat u daar rekening mee wilt houden bij uw beslissing.
De voorzitter deelt het volgende mee over de verloop van de verdere procedure. De inhoudelijke behandeling staat, zonder vooruit te lopen op de nog te nemen beslissingen, vooralsnog gepland op 15 mei 2024. Er is vandaag veel gezegd door de verdediging en het Openbaar Ministerie en er zijn ook nog stukken overgelegd door beide partijen. De rechtbank dient een beslissing te nemen op de onderzoekswensen zoals die zijn ingediend door de verdediging en de voorlopige hechtenis. Vanwege de omvang van de stukken en verzoeken zal de rechtbank op een later moment een beslissing nemen.
De ernstige bezwaren en gronden zijn op dit moment nog aanwezig.
De voorzitter deelt mee dat het onderzoek ter terechtzitting wordt onderbroken tot de terechtzitting van
29 februari 2024 om 13:00 uur
Desgevraagd delen de raadsman en de verdachte mede dat zij niet zullen verschijnen bij de zitting op
29 februari 2024 om 13:00 uur.

De voorzitter onderbreekt het onderzoek tot 29 februari 2024 om 13:00 uur.

Noot griffier: na afloop van de zitting bleek de datum en het tijdstip van 29 februari 2024 om 13:00 uur niet haalbaar te zijn voor de rechtbank, in verband met afwezigheid van een van de leden van de rechtbank.De datum en het tijdstip is, met instemming van de raadsman en officier van justitie, gewijzigd naar27 februari 2024 om 08:45 uur, hetgeen telefonisch en per e-mail is gecommuniceerd aan de verdediging en telefonisch is gecommuniceerd aan het Openbaar Ministerie.
================================================================
De voorzitter hervat het onderzoek op 27 februari 2024 in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de onderbreking op 15 februari 2024.
Tegenwoordig op 27 februari 2024:
mr. I.K. Spros voorzitter,
mr. G.P. Verbeek rechter,
mr. B.J. van de Griend rechter,
mr. S.H. Stein, griffier,
mr. R.P. Tuinenburg, officier van justitie.
De verdachte en de raadsman zijn niet verschenen.
Na hervatting van het onderzoek ter terechtzitting deelt de voorzitter het volgende mee.
De rechtbank heeft de inhoud van de brief van 12 februari 2024 van de verdediging zo begrepen dat zij het verzoek doet tot het opmaken van een aanvullend proces-verbaal door het Openbaar Ministerie waarin de door de verdediging gestelde onderzoeksvragen 1-28 worden beantwoord. Daarnaast heeft de verdediging in de pleitnota onderzoekswensen a-f geformuleerd en heeft zij ter zitting een aanvullend verzoek gedaan om de chats die in het dossier zitten te verifiëren met de originele hashwaarden die zijn berekend over de dataset die uit Frankrijk komt. Bij haar beslissing over de ingediende onderzoekswensen heeft de rechtbank ook nog betrokken de e-mail van 20 februari 2024 van de raadsman, inhoudende een reactie op het ter terechtzitting van 15 februari 2024 door de officier van justitie overgelegd intern stuk over de betrouwbaarheid (als bijlage 3 aan dit proces-verbaal gehecht).
De rechtbank stelt vast dat de onderzoeksvragen en -wensen van de raadsman algemene vragen en wensen betreffen, waarvan de onderzoeksvragen 1-9 reeds eerder zijn gesteld en door de officier van justitie bij brief van 25 augustus 2023 zijn beantwoord in deze zaak. Ook stelt de rechtbank vast dat deze vragen en wensen ook worden ingediend in andere strafzaken. Dat wordt afgeleid uit het ontbreken van concrete verwijzingen naar feiten en omstandigheden die aan deze strafzaak kunnen worden gekoppeld in de onderbouwing van de verdediging van deze onderzoeksvragen en -wensen en het verwijzen naar SkyECC-stukken terwijl het onderhavige dossier een EcroChat-zaak betreft. De rechtbank overweegt derhalve dat de door de verdediging gestelde vragen en gedane verzoeken een generiek karakter hebben en niet zijn toegespitst op de concrete verdenkingen tegen de verdachte of betrekking hebben op specifieke chatgesprekken die in het onderhavige strafdossier zijn opgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging – vooralsnog – onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het Openbaar Ministerie informatie heeft achtergehouden die de betrouwbaarheid van het onderhavige onderzoek schaadt. Het Openbaar Ministerie heeft betrokkenheid van Europol en het bestaan van intelligence packages in deze strafzaak nadrukkelijk ontkend. De rechtbank gaat vooralsnog uit van de juistheid van deze stelling en ziet in de door de verdediging overgelegde bijlagen geen aanleiding om aan te nemen dat dit anders is. De verdediging heeft onvoldoende geconcretiseerd waarom het verwerken van de berichtgeving en het voegen van (een deel van) deze data aan dit dossier anders is gegaan dan via de werkwijze die het Openbaar Ministerie ter zitting heeft geschetst. De betrouwbaarheid van deze reguliere ‘verwerkte data’ is reeds door het NFI onderzocht en hieruit zijn geen gebreken naar voren gekomen.
De rechtbank overweegt bovendien dat anders dan in de zaak- Yalçinkaya , de brondata in de voorliggende strafzaak zijn verkregen door onderzoek dat is verricht onder de
verantwoordelijkheid van de autoriteiten van een ander land dan het land waar de vervolging van de verdachte plaatsvindt. Het interstatelijke vertrouwensbeginsel brengt mee dat de Nederlandse strafrechter van de rechtmatigheid van dat onderzoek dient uit te gaan. Het brengt ook mee dat de Nederlandse rechter tot uitgangspunt mag nemen – behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel – dat het onderzoek dat onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd op zodanige wijze is verricht dat de door dat onderzoek verkregen resultaten betrouwbaar zijn (vgl. HR 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913, in het bijzonder r.o. 6.5.2 en 6.6). Pas als er in een zaak concrete aanwijzingen zijn om aan de juistheid te twijfelen kan de rechter de betrouwbaarheid van die resultaten nader (laten) onderzoeken. Zoals hiervoor overwogen is van concrete aanwijzingen dat de beschikbare EncroChat-data in het dossier van de onderhavige strafzaak onjuist of onbetrouwbaar is, niet gebleken. De rechtbank deelt de visie van de verdediging niet dat deze onderzoeksplicht voor de rechtbank ook bestaat zonder concrete aanwijzingen van onjuistheid. De rechtbank overweegt dat de verdediging, in het kader van de controle van de juistheid en betrouwbaarheid van de zich in het dossier bevindende chatgesprekken, er meermaals door de officier van justitie op is gewezen dat zij een verzoek kan doen tot inzage van de NFI-dataset. De officier van justitie heeft ter zitting herhaald dat die mogelijkheid nog steeds bestaat.
De voorzitter deelt als beslissingen van de rechtbank het volgende mee. De onderzoekswensen zullen worden afgewezen. De door de verdediging gestelde onderzoeksvragen en gedane onderzoekswensen en hetgeen in dat kader ter onderbouwing is aangevoerd is te ongericht, niet concreet en niet toegespitst genoeg op deze zaak. Bovendien is inwilliging van deze verzoeken niet noodzakelijk voor de in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te geven oordelen. De rechtbank kan zichzelf met de inhoud van het strafdossier voldoende ingelicht achten om de betrouwbaarheid van de beschikbare EncroChat-data te kunnen beoordelen.
Voorlopige hechtenis
Ten aanzien van de verzoeken omtrent de voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank dat de ernstige bezwaren en de gronden -te weten het herhalingsgevaar, het vluchtgevaar en de 12-jaarsgrond- die tot de voorlopige hechtenis van de verdachte hebben geleid nog steeds aanwezig zijn. Ook een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv is op dit moment nog niet aan de orde. Verdachte zit op dit moment nog niet zo lang in voorlopige hechtenis dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte nu al langer vast zit dan hem uiteindelijk bij een mogelijke veroordeling zou worden opgelegd. De rechtbank wijst het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis af.
De rechtbank wijst ook het verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis af. De rechtbank begrijpt het belang van de verdachte om contact te hebben met zijn kind, dit persoonlijke belang van de verdachte bij een schorsing van de voorlopige hechtenis weegt op dit moment echter niet zwaarder dan de strafvorderlijke belangen bij ononderbroken
voortzetting van de vrijheidsbeneming. Ook zie de rechtbank gezien de proceshouding van de verdachte geen aanleiding om over te gaan tot het opstellen van een schorsingsrapportage.

De rechtbank:

- wijst de onderzoekswensen af;
- wijst het verzoek om opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis af;
- wijst het verzoek om het laten opmaken van een schorsingsrapportage af.
- schorst het onderzoek tot de terechtzitting van 15 mei 2024 om 9:00 uur, zijnde een langere termijn dan de in artikel 282, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn van een maand, doch niet langer dan drie maanden, om de klemmende reden dat de agenda van de rechtbank een eerdere voortzetting niet mogelijk maakt;
- beveelt de oproeping van de verdachte tegen het tijdstip van voormelde terechtzitting met verstrekking van een afschrift van die oproeping aan de raadsman van de verdachte;
- beveelt de mededeling aan de benadeelde partij en raadsman van het tijdstip van voormelde terechtzitting.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.