ECLI:NL:RBAMS:2023:4919

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
13/205782-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over onderzoekswensen in strafzaak met betrekking tot EncroChat en SkyECC

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in [woonplaats], heeft de rechtbank Amsterdam op 28 juli 2023 een tussenuitspraak gedaan over de onderzoekswensen van de verdediging met betrekking tot de communicatie via de cryptodiensten EncroChat en SkyECC. De verdediging heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie informatie van Europol heeft verzwegen, wat de betrouwbaarheid van de verkregen gegevens in twijfel trekt. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging beoordeeld aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium en het criterium van het verdedigingsbelang. De rechtbank heeft enkele verzoeken tot het horen van getuigen afgewezen, omdat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd waarom deze getuigen opnieuw gehoord zouden moeten worden. Wel is het verzoek tot het horen van getuige [getuige 1] toegewezen, met de voorwaarde dat deze getuige binnen zes maanden na verzending van een rechtshulpverzoek moet worden gehoord. De rechtbank heeft ook beslist dat de verdediging inzage krijgt in de chatgesprekken tussen de verdachte en zijn tegencontacten, voor zover deze beschikbaar zijn voor het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte niet in behandeling genomen, omdat de verdachte niet aanwezig was op de zitting. De rechtbank heeft de beslissing op de overige verzoeken van de verdediging aangehouden.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK AMSTERDAM
Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
Parketnummer: 13/205782-20
Beslissingen van de rechtbank d.d. 28 juli 2023 op de onderzoekswensen van de verdediging (EncroChat en/of SkyECC) en de voorlopige hechtenis
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] , [woonplaats] .
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mrs. R. Bosman en S. Sondermeijer (hierna: de officier van justitie).
Raadsman: Y. Moszkowicz.

1.De procesgang

Op 12 november 2020 is de zaak van verdachte pro forma behandeld. Op 29 juli 2021 heeft de raadsman de rechter-commissaris verzocht onderzoekshandelingen te verrichten op grond van artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De officier van justitie heeft hier op 23 september 2021 schriftelijk op gereageerd. Op 18 november 2021 heeft de rechter-commissaris op het verzoek van de raadsman beslist.
In de periode daarna, van 26 januari 2021 tot en met 17 juli 2023, heeft het Openbaar Ministerie meerdere stukken nagezonden, waaronder aanvullingen op het doorgenummerde procesdossier.
Op 23 juni 2023 heeft de raadsman het verzoek aan de voorzitter gedaan om een voorzittersbeslissing op grond van artikel 258 lid 2 Sv te nemen, kort gezegd omdat – volgens de raadsman – belangrijke informatie over verdachte en andere cryptogebruikers zonder toestemming of reden is onthouden aan de verdediging en de rechtbank. Daarnaast heeft de raadsman op 26 juni 2023 het verzoek gedaan om de inhoudelijke behandeling, die op 18 juli 2023 stond gepland, doorgang te laten vinden in de vorm van een regiezitting. Op 27 juni 2023 is door het Openbaar Ministerie het voornemen aangekondigd om op de zitting van 18 juli 2023 een vordering tot wijziging van de tenlastelegging in te dienen. Op 4 juli 2023 heeft het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt zich – vanwege de nagezonden nieuwe stukken en de voorgenomen vordering wijziging tenlastelegging – niet te verzetten tegen het verzoek van de raadsman de zitting van 18 juli 2023 om te buigen tot een regiezitting. Op 5 juli 2023 heeft de voorzitter het verzoek tot het nemen van een voorzittersbeslissing afgewezen en beslist dat een regiezitting, in plaats van een inhoudelijke behandeling, zal plaatsvinden op 18 juli 2023. Op verzoek van de voorzitter heeft de raadsman op 13 juli 2023 de onderzoekswensen van de verdediging kenbaar gemaakt. Op 17 juli 2023 heeft de officier van justitie hier schriftelijk op gereageerd. [1]
2. Beoordelingskaders: het noodzakelijkheidscriterium en het criterium van het verdedigingsbelang
Bij de beoordeling van de onderzoekswensen van de verdediging maakt de rechtbank een onderscheid tussen enerzijds de verzoeken waarbij het noodzakelijkheidscriterium geldt, en anderzijds de verzoeken waarbij het criterium van het verdedigingsbelang geldt. Hierbij geldt als uitgangspunt dat verzoeken die betrekking hebben op de verstrekking dan wel voeging van bescheiden of stukken altijd aan het noodzakelijkheidscriterium worden getoetst. [2]
Als de verzoeken van de verdediging om getuigen op te roepen zijn gedaan vóór het verstrijken van de in artikel 263 lid 2 Sv bedoelde termijn geldt het criterium van het verdedigingsbelang en ná het verstrijken van deze termijn geldt in beginsel het noodzakelijkheidscriterium. [3] Als een verzoek tot het oproepen en horen van getuigen echter betrekking heeft op een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet (effectief) heeft kunnen uitoefenen, moet het verzoek – ondanks het verlopen van de in artikel 263 lid 2 Sv genoemde termijn – in het licht van een eerlijke procesvoering worden beoordeeld aan de hand van het criterium van het verdedigingsbelang. [4] Het criterium van het verdedigingsbelang brengt met zich dat een verzoek tot het horen van een getuige moet worden toegewezen als dit redelijkerwijs in het belang van de verdediging kan worden geacht. [5] Als uitgangspunt geldt dat een door de verdediging gedaan verzoek tot het horen van getuigen moet worden gemotiveerd om zo de rechter in staat te stellen de relevantie van dat verzoek met inachtneming van de artikelen 348 en 350 Sv te beoordelen. [6]
Verzoeken die worden getoetst aan het noodzakelijkheidscriterium moeten ook worden gemotiveerd en kunnen worden afgewezen op de grond dat de rechter zich door het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht acht en hem de noodzakelijkheid van het nadere onderzoek niet is gebleken. [7]

3.De beoordeling van de verzoeken

3.1.
Horen medeverdachten
De rechtbank stelt vast dat de verzoeken tot het horen van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] moeten worden beoordeeld aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. Deze drie medeverdachten zijn al op 21 en 25 maart 2022 op verzoek van de verdediging gehoord bij de rechter-commissaris. Volgens de verdediging is het opnieuw horen van de medeverdachten noodzakelijk in het licht van de gewijzigde tenlastelegging en de nieuwe stukken in het dossier en de medeverdachten mogelijk een ontlastende verklaring voor verdachte zullen afleggen. Op welke wijze de medeverdachten ontlastend voor verdachte zouden kunnen verklaren in het licht van de gewijzigde tenlastelegging of de nieuw toegevoegde stukken, is door de verdediging niet gespecificeerd. De rechtbank beoordeelt het verzoek als onvoldoende onderbouwd. De noodzaak van het verzoek is niet gebleken. Dit verzoek zal daarom worden
afgewezen.
3.2.
Horen getuigen (niet-cryptoaccounts)
3.2.1.
[getuige 1]
De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot het horen van de getuige [getuige 1] moet worden beoordeeld aan de hand van het criterium van het verdedigingsbelang. De betrokkenheid van deze getuige – als vermoedelijke opdrachtgever van verdachte – is naar voren gekomen in de 7e aanvulling van het procesdossier, één van de door het Openbaar Ministerie nagezonden stukken. Als gevolg hiervan heeft de verdediging niet eerder de wens kunnen uiten om het ondervragingsrecht ten aanzien van deze getuige uit te oefenen. De raadsman heeft meerdere punten naar voren gebracht waarover hij de getuige wenst te bevragen. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de verdediging tot het horen van de getuige daarmee voldoende is onderbouwd. De enkele omstandigheid dat verdachte ontkent gebruiker te zijn van de diverse accounts die volgens de verdenking aan hem kunnen worden gekoppeld, maakt dat niet anders. Dit verzoek zal daarom worden
toegewezen.De rechtbank is zich er echter ook van bewust dat deze getuige lange tijd voortvluchtig is geweest. In de media is beschreven dat deze getuige onlangs in Turkije is gearresteerd. Of en wanneer deze getuige zal worden uitgeleverd is voor de rechtbank onbekend. Dit alles betekent dat deze getuige mogelijk niet binnen een afzienbare termijn kan worden gehoord. Om toch de noodzakelijke voortgang in deze zaak te betrachten stelt de rechtbank
een termijn van zes (6) maanden, die ingaat
vanaf het moment dat een rechtshulpverzoek is verzonden. Indien de getuige voor het verstrijken van deze termijn aan Nederland wordt uitgeleverd, dient
de getuige binnen drie (3) maanden na zijn aankomst in Nederland te worden gehoord.
3.2.2.
[getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5]
De rechtbank stelt vast dat de verzoeken tot het horen van [getuige 2] (ten tijde van de aanhouding de vriendin van verdachte), [getuige 3] en [getuige 4] (de broers van verdachte) en [getuige 5] (betrokkene bij een vermoedelijke transactie) moeten worden beoordeeld aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. Deze getuigen hebben in het onderzoek Coelman geen verklaring afgelegd en de verdediging heeft niet bij de rechter-commissaris of op de eerdere regiezitting verzocht deze personen als getuigen te horen. De raadsman heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het noodzakelijk is deze getuigen nu– bijvoorbeeld in het licht van de aanvullende stukken en/of de gewijzigde tenlastelegging –alsnog te horen. Dit (tardieve) verzoek zal daarom bij gebrek aan noodzaak worden
afgewezen.
3.3.
Horen crypto-gebruikers
De raadsman stelt – kort gezegd – dat de verdenking tegen verdachte is gebaseerd op chatgesprekken die worden gevoerd door de gebruiker(s) van het EncroChat-account [naam account] en de SkyECC-accounts [naam account] en [naam account] met een groot aantal tegencontacten. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat zoveel mogelijk tegencontacten moeten worden gehoord. De raadsman heeft niet gespecificeerd waarover de tegencontacten zouden kunnen verklaren.
3.3.1.
Tegencontacten EncroChat-account [naam account]
De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot het horen van de tegencontacten van de gebruiker van het EncroChat-account [naam account] moet worden beoordeeld aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. De reden hiervan is dat deze tegencontacten al bij de verdediging bekend waren ten tijde van de eerdere regiezitting. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging onvoldoende heeft gemotiveerd waarover hij deze tegencontacten vragen wenst te stellen. De raadsman heeft het verzoek tot het horen van deze tegencontacten daarmee onvoldoende onderbouwd. De noodzaak van het verzoek is dan ook niet gebleken. Dit verzoek zal daarom worden
afgewezen.
3.3.2.
Tegencontacten SkyECC-accounts [naam account] en [naam account]
De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot het horen van de tegencontacten van de gebruiker(s) van de SkyECC-accounts [naam account] en [naam account] moet worden beoordeeld aan de hand van het criterium van het verdedigingsbelang. De reden hiervan is dat de beschuldiging die verband houdt met het gebruik van deze accounts pas in een later stadium is ontstaan met als gevolg dat de stukken die aan deze beschuldiging ten grondslag liggen pas in een later stadium zijn verstrekt. Het belang van de verdediging bij het horen van deze tegencontacten (niet zijnde Keskin-getuigen) kan niet zonder nadere motivering worden aangenomen. De enkele motivering dát chats hebben plaatsgevonden met de accounts die aan verdachte worden toegeschreven, is hiervoor onvoldoende. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarover hij deze tegencontacten vragen wenst te stellen en het verzoek tot het horen van deze tegencontacten daarom onvoldoende heeft onderbouwd. Niet is gebleken waarom het horen van deze tegencontacten redelijkerwijs in het belang van de verdediging kan worden geacht. Dit verzoek zal daarom worden
afgewezen.
3.4.
Het voegen van de stukken uit onderzoek Murrieta en Cherokee
Volgens de verdediging is de verstrekking van deze stukken van belang om de rechtmatigheid van de in deze onderzoeken ingezette opsporingsmiddelen te kunnen controleren, in acht genomen dat het voorbereidend onderzoek in deze onderzoeken van invloed zou zijn geweest op dan wel ten grondslag heeft gelegen aan het onderzoek Coelman. De rechtbank constateert dat de raadsman dit verzoek eerder heeft gedaan bij de rechter-commissaris. Op 18 november 2021 heeft de rechter-commissaris dit verzoek afgewezen omdat onvoldoende was onderbouwd hoe het verstrekken van deze stukken relevant is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 328 en 350 Sv. Ook de rechtbank oordeelt dat de onderbouwing die aan het verzoek ten grondslag ligt onvoldoende is. De noodzaak van het voegen van alle stukken uit deze onderzoeken blijkt niet.
De rechtbank merkt op dat het Openbaar Ministerie de vonnissen van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] uit het onderzoek Murrieta én de BOB-stukken uit het onderzoek Cherokee, voor zover ingezet tegen verdachte, in het dossier Coelman heeft gevoegd.
Het verzoek ook alle overige stukken van de onderzoeken Murrieta en Cherokee te voegen in het onderzoek Coelman zal daarom worden
afgewezen.
3.5.
Het verstrekken van alle chatgesprekken van de accounts die aan verdachte worden toegeschreven en diens tegencontacten
Volgens de verdediging ontbreekt belangrijke context door het weglaten van de chatberichten van tegencontacten. De rechtbank is van oordeel dat de onderbouwing die aan het verzoek ten grondslag ligt voldoende is voor
toewijzing van inzagein de chatberichten tussen de accounts die aan verdachte worden toegeschreven en diens tegencontacten voor zover voor het Openbaar Ministerie reeds beschikbaar. De verdediging heeft, na deze inzage, de mogelijkheid ex artikel 34 lid 1 Sv te verzoeken om voeging van stukken indien zij voeging van bepaalde chatgesprekken aan het dossier van belang vindt voor de beoordeling van de zaak. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de toewijzing tot inzage niet ziet op chats tussen tegencontacten en derden.
Op 20 juli 2023 zijn chatgesprekken aan de raadsman verstrekt. Indien de chatgesprekken onvolledig zijn omdat (relevante) berichten tussen de accounts die aan verdachte worden toegeschreven en tegencontacten ontbreken, is de beslissing van de rechtbank dat de verdediging inzage in deze chats, voor zover beschikbaar, dient te krijgen.
3.6.
Betrokkenheid van Europol en het verstrekken van alle chatgesprekken ‘in de nieuwe interface’
3.6.1.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie in crypto-zaken gebruikmaakt of toegang heeft tot een geavanceerdere interface voor de weergave van Sky- en Encro-berichtgeving. Door deze geavanceerdere interface is een grotere hoeveelheid informatie – waaronder locatiegegevens – beschikbaar dan met de verdediging en de rechtbank wordt gedeeld. Dit blijkt uit screenshots van de Sky-interface – aan hem verstrekt in een ‘intelligence package’ van Europol in een Antilliaanse strafzaak uit zijn praktijk – en screenshots van de EncroChat-applicatie uit onderzoek Coelman. Daarnaast blijkt uit de JIT-overeenkomsten van SkyECC en EncroChat, de website van Europol en het bestaan van het Europese Crypto Analyse Team dat alle crypto-data met tussenkomst van Europol aan het Openbaar Ministerie is overgedragen dan wel dat Europol op andere wijze bij de verwerking van deze data betrokken is geweest. De raadsman stelt dat onduidelijk is waarom Sky- en Encro-berichten door het Openbaar Ministerie in Excel-bestanden worden aangeleverd waarin relevante informatie, die het Openbaar Ministerie ter beschikking stond, is achtergehouden en dus niet in het dossier terecht is gekomen. Op grond van het voorgaande is onduidelijk of van de betrouwbaarheid van deze berichten, zoals op dit moment weergegeven in het dossier, kan worden uitgegaan.
De raadsman verzoekt de verstrekking van alle chatgesprekken ‘in de nieuwe interface’ zoals die voor het Openbaar Ministerie en de politie ter beschikking staan.
3.6.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft benadrukt dat Europol in deze SkyECC/EncroChat-strafzaak geen rol heeft gespeeld. Dat betekent dat volgens het Openbaar Ministerie geen sprake is van het achterhouden van informatie. De verdediging verwijst naar screenshots uit een politie-systeem waar meerdere informatiebronnen uit een onderzoek zijn samengebracht. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 13 juni 2023, waarin de prejudiciële vragen over EncroChat en SkyECC-zaken zijn beantwoord, volgt dat verzoeken om chats of metadata te controleren gespecificeerd en concreet dienen te worden gemaakt. [8] De stelling die de verdediging inneemt – namelijk dat het Openbaar Ministerie opzettelijk informatie heeft achtergehouden – is gebaseerd op de verkeerde aanname dat Europol betrokken is in deze zaak. De onderzoekswens die ziet op het controleren van de betrouwbaarheid van de in het dossier vermelde weergave van de chatgesprekken moet daarom worden afgewezen.
3.6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging – vooralsnog – onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het Openbaar Ministerie informatie heeft achtergehouden die de betrouwbaarheid van het onderhavige onderzoek schaadt. Het Openbaar Ministerie heeft betrokkenheid van Europol in deze strafzaak nadrukkelijk ontkend. De rechtbank gaat vooralsnog uit van de juistheid van deze stelling en ziet dan ook geen aanleiding aan te nemen dat de ‘aanvullende’ informatie die de raadsman in de door hem aangehaalde Antilliaanse strafzaak heeft verkregen, in deze strafzaak wordt achtergehouden. De verdediging heeft onvoldoende geconcretiseerd waarom het verwerken van de berichtgeving en het voegen van (een deel van) deze data aan het dossier anders is gegaan dan via de werkwijze die het Openbaar Ministerie normaliter hanteert. De betrouwbaarheid van deze reguliere ‘verwerkte data’ is reeds door het NFI onderzocht en hieruit zijn geen gebreken naar voren gekomen. Voor zover het aanvullende informatie betreft die door de politie zelf is toegevoegd, behoeft de verdediging hier geen inzage in te krijgen. Het verzoek tot het verstrekken van alle chatgesprekken ‘in de nieuwe interface’ zal daarom worden
afgewezen.
3.7.
Het opmaken van een aanvullend proces-verbaal met een overzicht van alle registraties van (crypto-)telefoons en IMEI-nummers die aan verdachte worden gekoppeld
De verdediging heeft betoogd dat alle registraties van deze telefoons dienen te worden nagegaan om te kunnen controleren of de in het dossier opgenomen metadata correct en volledig is. Zo heeft de raadsman betoogd dat uit bepaalde data (die nu niet in het dossier is opgenomen) kan blijken dat de telefoon, die nu aan verdachte wordt gekoppeld, aanstraalt op een zendmast op locatie A, terwijl verdachte kan aantonen dat hij zich op datzelfde moment op locatie B bevond. De rechtbank is van oordeel dat de raadsman het verzoek onvoldoende heeft gemotiveerd en geconcretiseerd. De raadsman heeft slechts in algemene zin verzocht om “alle registraties” te verstrekken en heeft dus niet gespecificeerd op welke registraties zijn verzoek precies betrekking heeft (bijvoorbeeld: welke datum/data en welke zendmast(en)). De noodzaak van het verzoek is daarom niet gebleken. Dit verzoek zal daarom worden
afgewezen.
3.8.
Het verstrekken van alle BOB-stukken uit onderzoeken Coelman, Murrieta en Cherokee
Het Openbaar Ministerie heeft in haar reactie op 17 juli 2023 en ter zitting medegedeeld dat alle BOB-stukken uit de onderzoeken Coelman, Murrieta en Cherokee op 13 juli 2023 aan het dossier zijn gevoegd. De rechtbank gaat er vanuit dat dit ook gebeurd is en zal daarom geen beslissing nemen op dit verzoek van de verdediging.
3.9.
Het opmaken van een aanvullend proces-verbaal met betrekking tot de inzet van de IMSI-catcher en het observatieteam bij de identificatie van verdachte
De verdediging heeft meermaals gevraagd om nadere informatie van het Openbaar Ministerie over de inzet van deze IMSI-catcher. Door het Openbaar Ministerie is meermalen een toelichting gegeven. Op 18 november 2021 is ditzelfde verzoek door de rechter-commissaris gemotiveerd afgewezen. Daarbij is op 17 juli 2023 opnieuw een proces-verbaal van bevindingen inzake een herstel proces-verbaal met betrekking tot de inzet van de IMSI-catcher op 13 mei 2020 verstrekt. De rechtbank oordeelt dat de rechtbank momenteel voldoende informatie tot haar beschikking heeft om de eventuele (on)rechtmatigheid van de plaatsing van de IMSI-catcher te kunnen beoordelen. De noodzaak van het opmaken van een aanvullend proces-verbaal met betrekking tot de inzet van de ISMI-catcher is daarom niet gebleken. Dit verzoek zal daarom worden
afgewezen.
3.10.
Het verstrekken van gegevens betreffende de zendmastlocatie(s) van de telefoon met het IMEI-nummer eindigend op [nummer] op 13 mei 2020
Het Openbaar Ministerie heeft in haar schriftelijk stuk van 17 juli 2023 bevestigd dat de gegevens betreffende de zendmastlocatie(s) van de telefoon met het IMEI-nummer eindigend op [nummer] aan de verdediging worden verstrekt. De rechtbank zal op dit verzoek dan ook geen beslissing meer nemen.
3.11.
Het verstrekken van camerabeelden van het perceel [adres perceel] van 16 juni 2020 tot en met 24 juni 2020
Het Openbaar Ministerie heeft in haar schriftelijke stuk van 17 juli 2023 bevestigd na te gaan of de beelden van het perceel [adres perceel] van 16 juni 2020 tot en met 24 juni 2020 (nog) beschikbaar zijn en, zo ja, over te gaan tot verstrekking daarvan. De rechtbank zal op dit verzoek dan ook geen beslissing meer nemen.
3.12.
Beantwoording van aanvullende vragen
De rechtbank gaat, zoals overwogen onder 3.6.3., vooralsnog niet mee in de stelling van de raadsman dat in het onderhavige onderzoek Coelman sprake is van een ‘nieuwe interface’ waarbij Europol betrokken zou zijn. Het verzoek om het Openbaar Ministerie de onder a t/m k op de door de raadsman ter zitting van 18 juli 2023 getoonde PowerPointpresentatie geformuleerde vragen te doen beantwoorden, wordt daarom niet noodzakelijk geacht en wordt
afgewezen.
3.13.
Het voegen van de SkyECC- en EncroChat JIT-overeenkomst
Ter onderbouwing van het verzoek tot voeging van de SkyECC- en EcroChat JIT-overeenkomst heeft de raadsman de vermeende betrokkenheid van Europol in onderzoek Coelman aangevoerd. Gelet op het overwogene onder 3.12 vindt de rechtbank de toewijzing van dit verzoek niet noodzakelijk zodat ook dit verzoek wordt
afgewezen.
4. Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte
Voorafgaand aan de zitting van 18 juli 2023 heeft de voorzitter namens de rechtbank de raadsman per e-mail van 17 juli 2023 te kennen gegeven akkoord te zijn met de afwezigheid van verdachte ter terechtzitting, ondanks de aan hem gestelde schorsingsvoorwaarden. Het Openbaar Ministerie heeft ter terechtzitting van 18 juli 2023 – onaangekondigd – de opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis gevorderd. Hoewel op basis van artikel 82 Sv niet is vereist dat verdachte wordt gehoord voordat de rechter beslist op een vordering tot opheffing van de schorsing, acht de rechtbank zich niet in staat op dit verzoek te beslissen omdat met de afwezigheid van verdachte ter terechtzitting is ingestemd. De rechtbank zal daarom geen beslissing nemen op de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte. Het Openbaar Ministerie kan deze vordering opnieuw indienen bij de raadkamer van de rechtbank.

5.De beslissing van de rechtbank

De rechtbank komt tot de volgende beslissingen.
De verzoeken van de raadsman die staan vermeld in paragrafen 3.2.1. en 3.5. worden
toegewezen:
De rechtbank bepaalt dat
de stukken in handenworden
gesteld van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank,
om [getuige 1] binnen zes (6) maanden nadat het rechtshulpverzoek is verzonden en indien verdachte voor het verstrijken van die tijd aan Nederland wordt uitgeleverd, binnen drie (3) maanden na aankomst in Nederland, als getuige te (doen) horen.
De verdediging krijgt
inzagein alle
chatgesprekkenvan de accounts die aan verdachte worden toegeschreven en diens tegencontacten voor zover voor het Openbaar Ministerie reeds beschikbaar.
De overige verzoeken van de raadsman, voor zover deze nog aan het oordeel de rechtbank zijn onderworpen, worden
afgewezen.
Deze beslissing is op 28 juli 2023 genomen door:
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mr. M. Wiewel en mr. N. Simons, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Bergsma, griffier.

Voetnoten

1.De onderzoekswensen van de raadsman van 13 juli 2023 en de reactie hierop van de officier van justitie van 17 juli 2023 zijn als bijlagen aan het proces-verbaal van de zitting van 18 juli 2023 gehecht.
2.Artikel 315 lid 1 Sv.
3.Artikel 315 lid 1 Sv.
4.Vgl. Hoge Raad 19 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ1702, r.o. 3.4.2.
5.Hoge Raad 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, r.o. 2.4.
6.Vgl. Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015, r.o. 3.6.
7.Hoge Raad 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, r.o. 2.8. (opmerking rechtbank: dit arrest geldt voor de verzoeken tot het horen van getuigen)
8.Hoge Raad 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913.