ECLI:NL:RBDHA:2024:2797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
C/09/647974 / HA ZA 23-459
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van de Staat wegens boete opgelegd aan AS Watson voor wimperserum

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen A.S. Watson Health & Beauty Continental Europe B.V. en de Staat der Nederlanden. De zaak betreft een boete die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aan AS Watson had opgelegd wegens het verhandelen van een wimperserum, het Kruidvat Super Lash Care Serum, zonder de vereiste handelsvergunning. AS Watson heeft tegen deze boete bezwaar gemaakt, dat door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ongegrond werd verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 16 maart 2021 het besluit van de minister vernietigd, omdat de minister onvoldoende onderbouwd had dat het product als geneesmiddel kwalificeerde. AS Watson heeft vervolgens de NVWA aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden door de onrechtmatige boete. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door de boete op te leggen en aansprakelijk is voor de schade die AS Watson heeft geleden als gevolg van deze onrechtmatige daad. De rechtbank heeft de Staat veroordeeld tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat, en heeft de proceskosten aan de zijde van AS Watson toegewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Staat niet aansprakelijk is voor schade die voortvloeit uit een e-mail van de NVWA aan AS Watson, waarin werd gesommeerd het product uit de handel te nemen, omdat AS Watson niet voldoende heeft aangetoond dat deze e-mail de oorzaak was van de geleden schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/647974 / HA ZA 23-459
Vonnis van 13 maart 2024
in de zaak van
A.S. WATSON HEALTH & BEATY CONTINENTAL EUROPE B.V.te Renswoude ,
eiseres,
advocaten mrs. L.E.J. Korsten en A. de Snoo te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. S.O. Visch en I.M. van der Heijden te Den Haag.
Partijen worden hierna AS Watson en de Staat genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 mei 2023, met producties 1 tot en met 20;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5;
  • het vonnis van 1 november 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte overlegging producties van AS Watson , met producties 21 tot en met 30.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 februari 2024. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt die zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
AS Watson is eigenaar en exploitant van onder meer alle Kruidvatwinkels in Nederland.
2.2.
Vanaf week 7 van 2017 bood AS Watson het product Kruidvat Super Lash Care Serum (hierna: het Product), een wimperserum, te koop aan.
2.3.
Op 20 september 2017 heeft een inspecteur van de Inspectie voor de Gezondheidszorg op verzoek van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een rapport uitgebracht over het Product.
2.4.
Bij e-mail van 1 december 2017 heeft [naam] , Senior Inspecteur Chemische Productveiligheid van de NVWA (hierna: de inspecteur) aan AS Watson geschreven, voor zover van belang:
‘- Kruidvat Super Lash serum.
Dit is een geneesmiddel na toediening zonder handelsvergunning.
Hiervan zal een rapport van bevindingen worden opgemaakt met meer informatie over het product.
(…)
Kruidvat Super Lash bevat 0,03% bimatoprost. Deze hoeveelheid is gelijk aan die in Nederland geregistreerde geneesmiddelen met bimatoprost als werkzame stof (oogdruppels ter behandeling van verhoogde oogdruk). Ook is de hoeveelheid en de wijze van toepassing gelijk aan die in een in de Verenigde Staten geregistreerd product voor de behandeling van wimper hypotrichosis. Bimatoprost in een 0,03% oplossing heeft een significant en gunstig effect op wimpergroei. Op basis hiervan en rekening houdend met alle kenmerken van het product valt Kruidvat Super Lash onder het toedieningscriterium van de Geneesmiddelenwet. Dit betekent dat er voor het in de handel brengen van dit product een handelsvergunning moet zijn afgegeven door het CBG of de EC.””
Het product mag op deze wijze niet verhandeld worden.
ASW dient corrigerende acties uit te voeren’
2.5.
Bij e-mail van 4 december 2017 heeft AS Watson de inspecteur geschreven dat zij de ontvangst van het rapport van bevindingen zou afwachten voor ze stappen zou ondernemen. AS Watson wilde onderzoek doen naar de bevindingen en waar nodig advies inwinnen.
2.6.
Bij e-mail van 5 december 2017 (hierna: de E-mail) heeft de inspecteur aan AS Watson geschreven:
‘Het rapport van bevindingen is een sanctionerende maatregel.
Corrigerende acties dienen direct te worden uitgevoerd. De overtreding moet worden opgeheven. Het product mag dus niet meer op deze wijze in de winkel ter verhandeling aangeboden worden. Er is geen handelsvergunning voor afgegeven.
Ook hiervoor is er een sanctionerende- (telefonisch doorgegeven en middels mail en officiële brief (is nog onderweg) bevestigd) en corrigerende maatregel.
Graag per omgaande aangeven wat ASW als corrigerende maatregel gaat uitvoeren.’
2.7.
Bij e-mail van 11 december 2017 heeft AS Watson aan de inspecteur nogmaals verzocht om inzage in het rapport van bevindingen. Verder heeft zij de NVWA verzocht om nog geen last onder dwangsom op te leggen zodat zij eerst haar zienswijze kon geven op het rapport van bevindingen.
2.8.
In februari 2018 is online een blog over het Product verschenen waarin staat dat het bimatoprost bevat en dus niet voldoet aan de EU-wetgeving. Ook in de maanden daarna is het Product in de publiciteit verschenen. Zo is op 22 mei 2018 online een artikel verschenen van EditieNL met de kop ‘Hoe veilig is wimperserum? ‘Er wordt niet gewaarschuwd voor de bijwerkingen’’. Onderdeel van het artikel is een reactie van de NVWA waarin staat dat zij één bedrijf een schriftelijke waarschuwing heeft gestuurd omdat het een product met daarin bimatoprost niet als medicijn verkocht.
2.9.
Bij besluit van 27 juli 2018 heeft de NVWA namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) aan AS Watson een boete opgelegd van € 210.000,00 (hierna: het Boetebesluit). Daartoe heeft de NVWA zich op het standpunt gesteld dat het Product in strijd met artikel 40 lid 2 Geneesmiddelenwet in voorraad werd gehouden, werd verkocht, werd afgeleverd, ter hand werd gesteld of werd ingevoerd. Ook heeft de NVWA zich op het standpunt gesteld dat in strijd met artikel 84 lid 1 Geneesmiddelenwet reclame werd gemaakt voor het Product. Het daartegen door AS Watson gemaakte bezwaar heeft de minister bij besluit van 8 augustus 2019 ongegrond verklaard.
2.10.
Op 31 juli 2018 heeft AS Watson de Kruidvatwinkels bericht dat het Product niet meer verkocht mocht worden.
2.11.
Bij uitspraak van 16 maart 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland het beroep van AS Watson tegen het besluit van 8 augustus 2019 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het Boetebesluit herroepen en bepaald dat die uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 8 augustus 2019. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de minister zich onvoldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het Product een geneesmiddel naar toediening is. Dit betekende dat niet is komen vast te staan dat AS Watson de artikelen 40 en 84 van de Geneesmiddelenwet heeft overtreden.
De minister was daarom niet bevoegd om eiseres de boetes op te leggen. Tegen die uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
2.12.
AS Watson heeft de NVWA bij brief van 22 oktober 2021 verzocht aansprakelijkheid te erkennen voor de schade terzake van de handhaving door de NVWA.
2.13.
Bij brief van 28 juni 2022 heeft de NVWA aan AS Watson geschreven:
‘Het boetebesluit is door de rechtbank Midden-Nederland vernietigd. Nu deze uitspraak onherroepelijk is geworden, staat de onrechtmatigheid van dat besluit vast. Echter, het boetebesluit verplichtte ASW enkel tot betaling van de boete wegens overtreding van de Geneesmiddelenwet. De boete noopte niet tot het uit de handel nemen van het product. Daartoe heeft ASW op eigen initiatief besloten.
Het onrechtmatig handelen van de NVWA, te weten het opgelegde boetebesluit, staat dan ook niet in causaal verband tot de door u gestelde geleden schade van ASW als gevolg van het uit de handel halen van het product. Daartoe heeft de NVWA ASW immers niet verplicht.’

3.Het geschil

3.1.
AS Watson vordert dat de rechtbank, samengevat:
voor recht verklaart dat de Staat door het versturen van de E-mail en het nemen van het Boetebesluit onrechtmatig heeft gehandeld jegens AS Watson en aansprakelijk is voor de schade van AS Watson die het gevolg is van het onrechtmatig handelen van de Staat;
de Staat veroordeelt tot vergoeding van de schade van AS Watson die het gevolg is van de E-mail en het Boetebesluit, nader op te maken bij staat;
een en ander onder veroordeling van de Staat in de proceskosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
AS Watson legt aan haar vordering, samengevat, het volgende ten grondslag.
Met het onherroepelijk worden van de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2021 is vast komen te staan dat met het nemen van het Boetebesluit een publiekrechtelijke norm is geschonden. De Staat heeft de onrechtmatigheid van het Boetebesluit erkend bij brief van 28 juni 2022. De aan het Boetebesluit voorafgegane correspondentie waarin meermaals is gesommeerd het Product uit de handel te nemen en de voorraad op te heffen, is eveneens onrechtmatig. Aan deze correspondentie is ook het onjuiste standpunt over de kwalificatie van het Product en het vereist zijn van een vergunning ten grondslag gelegd. De toerekenbaarheid aan de Staat is met de onjuiste uitleg van de relevante wet- en regelgeving gegeven, aldus AS Watson .
AS Watson is op 31 juli 2018 overgegaan tot beëindiging van de overtreding waaraan zij zich volgens de NVWA schuldig maakte. De schade als gevolg daarvan is een rechtstreeks gevolg van het Boetebesluit en de E-mail.
De schade is ontstaan door het uit de handel nemen van het Product en het verwijderen van de voorraad. AS Watson heeft daardoor enerzijds onnodige kosten moeten maken en anderzijds voor de verdere verkoop van het Product omzet gemist. Hier komt nog bij de reputatieschade die is geleden doordat ten onrechte de indruk is gewekt dat AS Watson producten aanbiedt zonder de wettelijke voorschriften in acht te nemen.
3.3.
De Staat voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure staat de vraag centraal of de Staat op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onrechtmatig heeft gehandeld jegens AS Watson en aansprakelijk kan worden gehouden voor de door AS Watson gestelde schade. Voor een geslaagd beroep op artikel 6:162 BW is vereist dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens AS Watson en dat dit handelen aan de Staat kan worden toegerekend, dat AS Watson schade heeft geleden en dat deze schade het gevolg is van het onrechtmatig handelen van de Staat.
Onrechtmatigheid/toerekenbaarheid
4.2.
Als eerste moet worden beoordeeld of de Staat jegens AS Watson onrechtmatig heeft gehandeld en of dit hem kan worden toegerekend.
Boetebesluit
4.3.
De Staat weerspreekt dat het nemen van het Boetebesluit onrechtmatig was. Het Boetebesluit verplichtte volgens de Staat niet tot het uit de handel nemen van het Product. Bovendien is niet komen vast te staan dat niet alsnog een voldoende onderbouwing kon worden gegeven voor het opleggen van een boete, aldus de Staat. De Staat betwist voorts dat hij de onrechtmatigheid van het Boetebesluit heeft erkend. Hij heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2021 omdat AS Watson op dat moment een alternatief voor het Product verkocht.
4.4.
Bij uitspraak van 16 maart 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland het Boetebesluit herroepen. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat het nemen van het Boetebesluit onrechtmatig was en dat dit de Staat kan worden toegerekend. [1]
4.5.
Het door de Staat aangevoerde over het Boetebesluit betreft de gevolgen van dat besluit en doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de onrechtmatigheid daarvan. De rechtbank vat het door de Staat aangevoerde op in die zin dat volgens de Staat geen sprake is van causaal verband. De rechtbank zal daarop hieronder ingaan.
4.6.
Zoals onder 4.4 is overwogen, staat de onrechtmatigheid van het Boetebesluit vast. Daarom is niet van belang of de Staat deze onrechtmatigheid eerder heeft erkend.
De rechtbank gaat dan ook niet in op de vraag of sprake is van een erkenning.
E-mail
4.7.
AS Watson legt aan haar vorderingen ten grondslag dat ‘correspondentie’ van de NVWA onrechtmatig is. De rechtbank merkt op dat de vorderingen zelf slechts betrekking hebben op het Boetebesluit en de E-mail. Op het Boetebesluit is de rechtbank hierboven al ingegaan. De rechtbank zal hierna (slechts) ingaan op de vraag of het versturen van de Email onrechtmatig is.
4.8.
De Staat voert aan dat de E-mail geen bevel bevat in de zin van artikel 115 lid 1, aanhef en onder b, Geneesmiddelenwet. De E-mail is niet gericht op rechtsgevolg en verplichtte AS Watson niet tot handelen, zo betoogt de Staat. Hiermee heeft de Staat naar het oordeel van de rechtbank niet gemotiveerd betwist dat het versturen van de Email onrechtmatig is. Ook als geen sprake is van een bevel en geen verplichting tot handelen, kan sprake zijn van onrechtmatigheid in de zin van artikel 6:162 lid 2 BW. Dat de E-mail berust op een (juridische) kwalificatie van het Product die onjuist was, betwist de Staat niet.
De rechtbank stelt dan ook vast dat het versturen van de E-mail, waarvan de strekking overeenkomt met die van het Boetebesluit, onrechtmatig is. [2]
Causaal verband
4.9.
Artikel 6:162 BW verplicht degene die een onrechtmatige daad jegens een ander begaat om, indien een en ander hem kan worden toegerekend, de schade van die ander te vergoeden die als gevolg van de onrechtmatige daad wordt geleden. Voor een veroordeling tot vergoeding van schade is dus alleen plaats als er een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige gedraging en de geleden schade. In de regel houdt dat in dat het aan degene die stelt schade te hebben geleden is om voldoende te onderbouwen dat hij deze schade niet had geleden als de onrechtmatige gedraging achterwege was gebleven (het zogenoemde conditio sine qua non-verband).
Boetebesluit
4.10.
De Staat wijst op de negatieve publiciteit over bijwerkingen van het Product. De verkoop van het Product daalde - volgens de Staat als gevolg van deze publiciteit - in de maanden juni en juli 2018. De Staat ziet dit als de werkelijke reden is van het uit de handel nemen van het Product. Het Boetebesluit is toevallig in dezelfde periode genomen, aldus de Staat. AS Watson heeft immers een variant op het Product op de markt gebracht en is het Product niet opnieuw gaan verhandelen, ook niet na de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2021. Bovendien is AS Watson in België ook in week 40 van 2018 gestopt met de verkoop van het Product, terwijl het Boetebesluit geen betrekking had op de verkoop in België. De Staat voert ook in dit verband aan dat het Boetebesluit AS Watson niet ertoe verplichtte om het Product uit de handel te halen. Het ging immers om een bestraffende sanctie en niet om een herstelsanctie.
4.11.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft AS Watson voldoende onderbouwd dat zij schade als gevolg van het uit de handel nemen van het Product niet had geleden als het Boetebesluit achterwege was gebleven. Daarbij is met name van belang dat AS Watson enkele dagen na het Boetebesluit de Kruidvatwinkels heeft bericht dat het Product niet meer verkocht mocht worden, terwijl de negatieve publiciteit al in februari 2018 was begonnen. De rechtbank sluit niet uit dat de negatieve publiciteit en de daling van de verkoop een rol hebben gespeeld bij de beslissingen van AS Watson om het Product uit de handel te halen en niet opnieuw te verkopen na de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Maar AS Watson heeft overtuigend onderbouwd dat deze omstandigheden, waarvan zij de samenhang ontkent, niet de (enige) redenen waren om in juli 2018 te stoppen met de verkoop van het Product. Zij heeft erop gewezen dat het ging om een zogenoemd top 10-product waarvan honderdduizenden werden verkocht met een marge van 48,04%, hetgeen de Staat niet heeft betwist. De negatieve publiciteit betrof geen ernstige gezondheidsklachten, zo heeft AS Watson tijdens de zitting toegelicht. AS Watson heeft voorts tijdens de zitting uiteengezet dat zij in België gestopt is met de verkoop van het Product, omdat haar beleid is dat het assortiment in de winkels van Nederland en België hetzelfde is. Het steeds veranderen van producten is volgens AS Watson lastig, in verband met leveranciers, en daarom heeft zij er niet voor gekozen om het Product opnieuw te verhandelen na de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, nu zij op dat moment reeds een alternatief op de markt had gebracht.
4.12.
Dat AS Watson had kunnen doorgaan met de verkoop van het Product tot de bestuursrechter had geoordeeld over de boete, acht de rechtbank geen reden om anders te oordelen over het conditio sine qua non-verband. AS Watson heeft tijdens de zitting erop gewezen dat het doorgaan met de verkoop had kunnen leiden tot het opleggen van hogere boetes en zelfs strafrechtelijke vervolging. De rechtbank overweegt voorts dat, hoewel een boete een punitief karakter heeft en niet een zogenoemde herstelsanctie is, het beëindigen van een overtreding wel een gevolg daarvan kan zijn. [3] In algemene zin is het naar het oordeel van de rechtbank niet de bedoeling dat een bedrijf na oplegging van een boete doorgaat met het beboete gedrag totdat de rechter zich eventueel in andere zin uitspreekt.
De rechtbank benadrukt voorts dat in het kader van het causaal verband niet zozeer gaat om hoe AS Watson had kunnen handelen, maar om de vraag hoe zij heeft gehandeld en of dit het rechtstreeks gevolg is van het Boetebesluit.
4.13.
Ook het betoog - dat naar voren is gebracht in het kader van de onrechtmatigheid - dat het Boetebesluit (de rechtbank begrijpt: het besluit van 8 augustus 2019) is vernietigd vanwege een motiveringsgebrek en dat niet is komen vast te staan dat niet alsnog een voldoende onderbouwing kon worden gegeven voor een boete slaagt niet. Voor zover de Staat het causale verband weerspreekt omdat de NVWA, indien zij overeenkomstig het recht zou hebben beslist, een rechtmatig boetebesluit zou hebben opgelegd dat naar aard en omvang dezelfde schade tot gevolg zou hebben gehad, had het op zijn weg gelegen om feitelijk te onderbouwen hoe de motivering van een dergelijk besluit zou hebben geluid. [4] Dat heeft de Staat echter niet gedaan.
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat naar het oordeel van de rechtbank wat betreft het Boetebesluit het gestelde causaal verband bestaat. Daarmee is de aansprakelijkheid van de Staat daarvoor gegeven.
E-mail
4.15.
De rechtbank oordeelt anders wat betreft het causaal verband tussen de E-mail en de schade waarvan AS Watson vergoeding vordert. De Staat voert aan dat AS Watson niet heeft gehandeld naar aanleiding van de uitlatingen van de inspecteur. AS Watson heeft volgens de Staat zelf aangegeven niet te (willen) handelen naar aanleiding van de inspecteur, aangezien zij een bestuursrechtelijk traject wilde afwachten. Naar aanleiding van deze gemotiveerde betwisting lag het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van AS Watson om nader te onderbouwen dat zij de door haar gestelde schade niet had geleden als de E-mail achterwege was gebleven. De stelling van AS Watson dat er een expliciet en herhaald bevel lag tot het uit de handel nemen van het Product en het verwijderen van de voorraad is daartoe onvoldoende. Weliswaar staat in de E-mail dat het Product niet meer op dezelfde wijze in de winkel ter verhandeling aangeboden mocht worden, maar AS Watson heeft het Product niet eerder dan 31 juli 2018, ruim een half jaar na het versturen van de Email, uit de handel genomen.
Schade en schadestaatprocedure
4.16.
De rechtbank stelt voorop dat aan een beslissing tot verwijzing naar de schadestaatprocedure geen strenge eisen worden gesteld. Artikel 612 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, de schade in het vonnis begroot, voor zover hem dit mogelijk is. Indien begroting in het vonnis niet mogelijk is, spreekt hij een veroordeling uit tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Voldoende voor de verwijzing naar de schadestaatprocedure is dat de eiser de mogelijkheid van schade aannemelijk maakt. [5]
4.17.
De Staat voert aan dat AS Watson niet aannemelijk heeft gemaakt dat daadwerkelijk schade is geleden of wat de omvang van die schade zou zijn. AS Watson heeft geen bewijs geleverd waaruit blijkt dat het Product daadwerkelijk uit alle (Kruidvat)winkels is teruggeroepen, vernietigd en niet verder is verkocht of doorgeleverd. De Staat voert verder aan dat AS Watson bij de NVWA had kunnen nagaan of het Product in aangepaste vorm wel door de beugel zou kunnen, temeer nu AS Watson het Product niet in oorspronkelijke samenstelling terug in haar winkelformules heeft gebracht. Verder heeft hij erop gewezen dat de NVWA niet de publiciteit heeft gezocht.
4.18.
Nu AS Watson de verkoop van het Product heeft gestaakt, is naar het oordeel van de rechtbank de mogelijkheid dat dit heeft geleid tot omzetschade aannemelijk en behoefde AS Watson haar omzetschade in deze procedure niet nader te onderbouwen. Ook als het Product niet is vernietigd, acht de rechtbank voorts de mogelijkheid dat AS Watson kosten heeft gemaakt om dit uit de schappen te halen aannemelijk. Voor zover de Staat meent dat AS Watson het Product heeft doorgeleverd en als gevolg daarvan in het geheel geen schade heeft geleden, lag het op zijn weg om dat met feiten te onderbouwen. Dat heeft de Staat nagelaten.
4.19.
De rechtbank acht de mogelijkheid van de gestelde schade, zoals hiervoor is overwogen, aannemelijk. Aan het criterium voor verwijzing naar de schadestaatprocedure, zoals opgenomen in 4.16, is dus voldaan.
4.20.
De omvang van de schade is, zoals blijkt uit hetgeen onder 4.16 is overwogen, in deze procedure niet aan de orde. De discussie hierover kan aan de orde komen in de schadestaatprocedure. De rechtbank laat thans in het midden of AS Watson reputatieschade heeft geleden als gevolg van het Boetebesluit. De rechtbank gaat ook niet in op de vraag of aan AS Watson kan worden toegerekend dat zij niet bij de NVWA is nagegaan of het Product in aangepaste vorm wel door de beugel zou kunnen.
Conclusie
4.21.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank de vordering onder a toewijzen met dien verstande dat, hoewel het nemen van het Boetebesluit en het versturen van de E-mail beide onrechtmatig zijn, de Staat (slechts) aansprakelijk is voor schade als gevolg van het Boetebesluit. Verder zal de rechtbank de vordering onder b toewijzen, eveneens voor zover deze vordering het Boetebesluit betreft. Voor het overige zal de rechtbank de vorderingen afwijzen.
Proceskosten
4.22.
De Staat is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van AS Watson worden begroot op:
- dagvaarding € 106,73
- griffierecht € 676,00
- advocaatkosten € 1.228,00 (2 punten x tarief II)
- nakosten
€ 178,00
Totaal € 2.188,73
4.23.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de Staat door het versturen van de E-mail en het nemen van het Boetebesluit onrechtmatig heeft gehandeld jegens AS Watson en aansprakelijk is voor de schade van AS Watson die het gevolg is van het Boetebesluit;
5.2.
veroordeelt de Staat tot vergoeding van de schade van AS Watson die het gevolg is van het Boetebesluit, nader op te maken bij staat;
5.3.
veroordeelt de Staat in de proceskosten van € 2.188,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de Staat niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de Staat € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.4.
veroordeelt de Staat in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 5.2 tot en met 5.4 uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.
type: 3053

Voetnoten

1.Zie in vergelijkbare zin CBb 24 september 2019, ECLI:NL:CBB:2019:452, en CBb 20 juli 2021, ECLI:NL:CBB:2021:737.
2.Zie HR 30 januari 1978, ECLI:NL:PHR:1987:AG5523.
3.Zie de Memorie van Toelichting bij de Vierde tranche Awb, Kamerstuk 29702, nr. 3 (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29702-3.html), blz. 133.
4.Vergelijk de uitspraak van het CBb van 24 september 2019, ECLI:NL:CBB:2019:452 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/deeplink/ecli?id=ECLI:NL:CBB:2019:452).
5.HR 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX6246