ECLI:NL:RBDHA:2024:2769

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
NL24.4192, NL24.4194, NL24.4197 en NL24.4199
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 29 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. De rechtbank heeft de beroepen, samen met de voorlopige voorzieningen hangende deze beroepen, op 23 februari 2024 op zitting behandeld. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.P.M. Ngasirin, hebben betoogd dat de staatssecretaris niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, omdat in Kroatië structureel sprake is van pushbacks. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris op basis van de bevindingen uit zijn onderzoek voor Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om aan de eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te twijfelen, die bevestigen dat Dublinclaimanten in Kroatië opvang krijgen en worden toegelaten tot de nationale asielprocedure. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe argumenten zijn aangevoerd die een ander oordeel rechtvaardigen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.4192, NL24.4194, NL24.4197 en NL24.4199

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser 1], v-nummer: [nummer],

[eiser 2], v-nummer: [nummer],
[eiser 3], v-nummer: [nummer],
[eiser 4], v-nummer: [nummer],
mede namens de minderjarigen
[eiser 5], v-nummer: [nummer],
[eiser 6], v-nummer: [nummer],
[eiser 7], v-nummer: [nummer],
[eiser 8], v-nummer: [nummer],
samen: eisers
(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. L.J.M. Rog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 29 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen, samen met de voorlopige voorzieningen hangende deze beroepen, [1] op 23 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de staatssecretaris voor Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eisers betogen dat de staatssecretaris voor Kroatië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, omdat in Kroatië structureel sprake is van pushbacks. Er bestaan, mede gelet op recente rechterlijke uitspraken, [3] voldoende aanwijzingen dat niet alleen reguliere asielzoekers, maar ook Dublinclaimanten te maken krijgen met pushbacks. De staatssecretaris heeft zijn stelling dat in Kroatië geen pushbacks plaatsvinden en dat Dublinclaimanten door de Kroatische politie worden verwelkomd ten onrechte gebaseerd op informatie die grotendeels afkomstig is van de Kroatische autoriteiten, waardoor hij de ernst van de situatie over de pushbacks in Kroatië niet onderkent. De informatie van Human Rights Watch, AIDA, Border Violence Monitoring Network en VluchtelingenWerk Nederland schetst namelijk een zorgwekkender beeld van de actuele situatie. Verder heeft de staatssecretaris zijn standpunt dat Dublinclaimanten op een andere manier worden behandeld dan andere asielzoekers ten onrechte afgeleid uit de brief van de Kroatische autoriteiten van 15 november 2022, omdat dit niet uit die brief valt af te leiden. De verwijzing van de staatssecretaris naar zijn brief van 20 januari 2023 en zijn beslisnota van 21 december 2022 [4] maakt dat volgens eisers niet anders, omdat de informatie hierin in strijd is met de hiervoor genoemde bronnen.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft op 13 september 2023 [5] geoordeeld dat de staatssecretaris op basis van de bevindingen uit het door hem verrichte onderzoek voor Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit dat onderzoek is gebleken dat Dublinclaimanten in Kroatië opvang krijgen en worden toegelaten tot de nationale asielprocedure. Zij lopen daarom niet het risico om uitgezet te worden zonder behandeling van hun asielverzoek of tijdens de behandeling van hun asielverzoek. Verder heeft de Afdeling geoordeeld dat de informatie die de staatssecretaris van de Kroatische autoriteiten heeft ontvangen niet wordt weersproken door de aangehaalde algemene informatie, zoals het rapport van de Border Violence Monitoring Network. Die stukken bieden volgens de Afdeling namelijk geen aanknopingspunten voor het oordeel dat Dublinclaimanten niet worden opgenomen in de nationale asielprocedure
.Gelet op deze rechtspraak stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat hij voor Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank ziet in het betoog van eisers geen aanleiding om aan deze Afdelingsuitspraak te twijfelen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de door eisers aangehaalde landeninformatie dateert van voor de uitspraak van de Afdeling en geen wezenlijk ander beeld schetsen van de situatie in Kroatië dan de informatie die al in de uitspraak van de Afdeling is betrokken. Daarnaast is de Afdeling in deze uitspraak ingegaan op de brief van de Kroatische autoriteiten van 15 november 2022 en de bijlage bij die brief en heeft zij ook daarin geen reden gezien voor het oordeel dat de staatssecretaris voor Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De verwijzing van eisers naar die brief en de brieven van de staatssecretaris van 21 december 2022 en 20 januari 2023 leidt daarom niet tot een ander oordeel. Voor wat betreft de brief van VluchtelingenWerk Nederland van 9 februari 2024 is op de zitting gebleken dat eisers deze naar eigen zeggen hebben ingebracht ter nadere toelichting op de al eerder ingebrachte algemene landeninformatie en dat daar volgens eisers zelf geen nieuwe informatie in staat, zodat de inhoud van deze brief ook niet leidt tot een ander oordeel.
6. Eisers betogen verder dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij de asielaanvraag van eisers niet in behandeling heeft genomen. Eisers stellen te zijn geslagen, geschopt en uitgescholden door Kroatische overheidsambtenaren. Daarnaast zijn de telefoontoestellen van eisers in beslag genomen en vervolgens vernietigd door de Kroatische autoriteiten. Hierdoor konden eisers zich niet meer oriënteren en niet meer communiceren met familieleden. Dit zijn dezelfde autoriteiten aan wie eisers bescherming zouden moeten vragen of een klacht zouden moeten indienen. Van eisers kan daarom niet worden verwacht dat zij hierover klagen bij de autoriteiten. Eisers voelden zich niet veilig in Kroatië en hebben geen vertrouwen in de Kroatische autoriteiten. Al deze omstandigheden moeten volgens eisers worden gekwalificeerd als ‘mensonterend’, waardoor de staatssecretaris volgens eisers toepassing had moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. [6]
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat hij geen aanleiding ziet om eisers asielaanvraag in behandeling te nemen. In een vorige Dublinprocedure van eisers heeft de zittingsplaats Utrecht van deze rechtbank geoordeeld dat eisers hun ervaringen niet met stukken hebben onderbouwd en dat eisers – als zij na overdracht aan Kroatië problemen ondervinden – hierover kunnen klagen bij de daartoe geëigende instanties dan wel bij de (hogere) Kroatische autoriteiten. Het is niet gebleken dat klagen voor eisers niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is, aangezien zij dit niet eerder hebben gedaan. [7] Eisers hebben in deze procedure geen nieuwe argumenten aangevoerd, maar alleen herhaald wat zij al eerder hebben aangevoerd. De rechtbank ziet daarom geen reden om nu anders te oordelen. De verwijzing van eisers naar de uitspraak van de zittingsplaats Haarlem van deze rechtbank van 19 december 2023, maakt dit niet anders. In die zaak was er namelijk sprake van een situatie waarin de betrokken eisers slachtoffers waren geworden van pushbacks. Daarvan is in onderhavig geval geen sprake. Eisers zijn, zoals zij op de zitting hebben bevestigd, geen slachtoffers geweest van pushbacks.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummers NL24.4193, NL24.4195, NL24.4198 en NL24.4200.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Eisers verwijzen naar: Rb. Den Haag (zp. Middelburg) 7 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11921;Rb. Den Haag (zp. Amsterdam) 1 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:4952 en Rb. Den Haag (zp. Haarlem) 27 juli 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:7387.
4.Kamerbrief inzake Dublinoverdrachten aan Kroatië van 20 januari 2023 (kenmerk 4392659) en Beslisnota bij Kamerbrief inzake Dublinoverdrachten aan Kroatië van 21 december 2022 (kenmerk 4392657).
5.ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.
6.Eisers verwijzen naar: Rb. Den Haag (zp. Haarlem) 19 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:21350.
7.Rb. Den Haag (zp. Utrecht) 22 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20932.