ECLI:NL:RBDHA:2023:20932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
NL23.33118, NL23.33120, NL23.33122 en NL23.33124
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 22 november 2023, worden de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 17 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens hem verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 7 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig was, terwijl eisers en hun gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank oordeelt dat de beroepen ongegrond zijn. Dit betekent dat de eisers ongelijk krijgen en dat het besluit van de staatssecretaris om de aanvragen niet in behandeling te nemen, in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland verzoeken om terugname aan Kroatië gedaan, die zijn aanvaard.

Eisers hebben aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de behandeling van hun aanvragen in Kroatië, onder andere vanwege meldingen van pushbacks en slechte opvangomstandigheden. De rechtbank overweegt echter dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat verweerder op basis van de beschikbare informatie mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeert dat eisers niet hebben aangetoond dat hun situatie in Kroatië zodanig is dat dit beginsel niet kan worden toegepast. De rechtbank wijst erop dat eisers hun ervaringen in Kroatië niet met bewijsstukken hebben onderbouwd en dat er geen aanwijzingen zijn dat klagen in Kroatië onmogelijk is. De rechtbank bevestigt dat de beroepen ongegrond zijn en dat eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.33118, NL23.33120, NL23.33122 en NL23.33124
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser] ,V-nummer: [V-nummer 1] , eiser
en
[eiseres], V-nummer: [V-nummer 2] , eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen,
[kind 1] , [kind 2] , [kind 3]en
[kind 4] ,met V-nummers: [V-nummer 3] , [V-nummer 4] , [V-nummer 5] , [V-nummer 6] ,
en
[kind 5], V-nummer: [V-nummer 7] , tevens minderjarige zoon van eiser en eiseres en
[kind 6], V-nummer: [V-nummer 8] , meerderjarige zoon van eiser en eiseres,
Hierna tezamen te noemen: eisers (gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvragen met de afzonderlijke bestreden besluiten van 17 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat volgens verweerder Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eisers en hun gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.¹ In dit geval heeft Nederland bij Kroatië verzoeken om terugname gedaan. Kroatië heeft deze verzoeken aanvaard.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eisers voeren aan dat ten aanzien van Kroatië niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, onder meer vanwege pushbacks. Eisers verwijzen hiertoe naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 7 augustus 2023², zittingsplaats Amsterdam van 1 augustus 2023³ en zittingsplaats Haarlem van 27 juli 2023⁴. Volgens eisers kan verweerder op basis van de brief van de Kroatische autoriteiten van
15 november 2022 niet concluderen dat weer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In de brief wordt namelijk geheel ontkend dat er pushbacks hebben plaatsgevonden. Ook wordt benadrukt dat Dublinclaimanten hetzelfde behandeld worden als andere asielzoekers, zodat een onderscheid voor Dublinterugkeerders hier niet op kan worden gebaseerd. Verder wordt de informatie in de brief weersproken door het AIDA- rapport van 23 juni 2023 en informatie van Human Rights Watch (HRW) en Border Violence Monitoring Network (BVMN), welke informatie de rechtbank Middelburg in de uitspraak voornoemd heeft betrokken. Eisers wijzen verder op hun ervaringen in Kroatië, zoals dat zij door de politie in elkaar zijn geslagen en de slechte opvangomstandigheden. Zij weten ook niet waar of hoe zij in Kroatië zouden moeten klagen.
6. De rechtbank overweegt als volgt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) oordeelde weliswaar op 13 april 2022⁵ dat er serieuze aanknopingspunten in de landeninformatie waren dat pushbacks ook plaatsvinden bij vreemdelingen die - al dan niet na eerdere intrekking van hun asielverzoek in Kroatië - door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere EU - lidstaten en bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Kroatië bevinden. Uit de recente uitspaak van de Afdeling van 13 september 2023⁶, volgt echter dat verweerder op basis van de bevindingen uit het door hem verrichte onderzoek ten aanzien van Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat het niet aannemelijk is dat Dublinclaimanten in Kroatië het risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU Handvest. Het ligt daarom op de weg van eisers om
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3 NL23.19953 (niet gepubliceerd).
4 NL23.19111 (niet gepubliceerd).
aan te tonen dat in hun geval toch niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
7. De rechtbank oordeelt dat eisers hier niet in zijn geslaagd. De uitspraken waar eisers naar verwijzen dateren van vóór de Afdelingsuitspraak van 13 september 2023. In die uitspraak is de Afdeling al ingegaan op de brief van de Kroatische autoriteiten van 15 november 2022 en de bijlage bij die brief en heeft geoordeeld dat verweerder mede op basis van deze informatie ten aanzien van Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verder heeft verweerder in die uitspraak gewezen op de factsheet ‘Information on procedural elements and rights of applicants subject to a Dublin transfer to Croatia’ van 20 april 2023, opgesteld door het Ministerie van Binnenlandse Zaken van Kroatië en gepubliceerd op de website van de European Union Agency for Asylum (EUAA), waarin de Kroatische autoriteiten hun handelswijze bij overgedragen Dublinclaimanten in algemene zin en ten overstaan van alle lidstaten hebben omschreven. De Afdeling beschouwt deze informatie als een uitdrukkelijke bevestiging door de Kroatische autoriteiten dat zij Dublinclaimanten als de vreemdeling zullen opnemen in de nationale asielprocedure, al dan niet na het opnieuw indienen van een verzoek om internationale bescherming. De Afdeling oordeelt dat deze situatie wezenlijk anders is dan op het moment van de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2022. De Afdeling heeft ook de informatie van BVMN concreet betrokken. Het AIDA-rapport en de informatie van HRW, waar eisers naar verwijzen is van voor deze Afdelingsuitspraak. In het geval van eisers heeft Kroatië met het expliciete claimakkoord gegarandeerd dat zij het asielverzoek van eisers in behandeling zullen nemen, en dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen en verdragen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Als eisers bij terugkeer naar Kroatië toch problemen ondervinden, kunnen zij hierover hun beklag doen bij de daartoe geëigende instanties dan wel bij de (hogere) Kroatische autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen voor
eisers niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. Verder hebben eisers hun ervaringen in Kroatië niet met stukken onderbouwd. Er is ook niet gebleken dat zij in Kroatië hebben geprobeerd om een klacht in te dienen en/of dat dit voor hen onmogelijk zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Indirect refoulement
8. Eisers voeren aan dat overdracht naar Kroatië indirect refoulement zou betekenen. Uit pagina 75 van het AIDA-rapport van 23 juni 2023 blijkt namelijk dat Turkije op de lijst van veilige landen staat. Kroatië zal hen dus terugsturen naar hun land van herkomst, terwijl zij daar gevaar lopen.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Uit pagina 75 van het AIDA-rapport blijkt inderdaad dat Turkije in Kroatië op de lijst staat van veilige landen van herkomst. Daarna staat echter op dezelfde pagina dat het veilig land concept niet wordt toegepast voor aanvragers uit Turkije:
"According to information provided by the Ministry of Interior in the past to the Croatian Law Centre (CLC), the concept is not used for applicants from Türkiye."Vervolgens wordt besproken welke personen op grond van het veilig land concept in 2018 een negatieve beslissing kregen. Daar worden geen aanvragers uit Turkije genoemd. Over de periode 2019 tot en met 2022 is geen informatie beschikbaar. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat eisers geen aanknopingspunten naar voren hebben gebracht om te kunnen spreken van een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid waarbij op voorhand duidelijk is dat eisers in Kroatië op grond van het
algemene beschermingsbeleid geen internationale bescherming krijgen.⁷ De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening
10. Eisers voeren aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom, gelet op hun slechte ervaringen in Kroatië, geen toepassing is gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Eisers doen een beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 11 oktober 2023⁸.
11. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom geen toepassing is gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Eisers hebben hun ervaringen niet met stukken onderbouwd. Verder zullen eisers als Dublinclaimanten niet te maken krijgen met grensproblematiek. Daarnaast hebben de Kroatische autoriteiten met het expliciete claimakkoord gegarandeerd dat ze de asielaanvragen van eisers in behandeling zullen nemen, en de Europese richtlijnen en verdragen daarbij in acht zullen nemen. Er is niet gebleken dat klagen voor eisers niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is, in het geval zij in Kroatië toch problemen ondervinden. Verweerder hoefde daarom in de ervaringen van eisers geen aanleiding te zien om de asielaanvragen in behandeling te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
7 Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.