ECLI:NL:RBDHA:2024:2632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
NL23.39552
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Kroatië onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit, heeft op 16 september 2023 asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Dit is gebaseerd op het feit dat eiser eerder op 3 augustus 2023 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 22 februari 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

Eiser heeft aangevoerd dat hij in Kroatië gediscrimineerd is door de politie vanwege zijn huidskleur, en dat hij daarom niet kan worden overgedragen aan Kroatië. De rechtbank overweegt dat verweerder in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat het aan eiser is om aan te tonen dat dit in zijn geval niet opgaat. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die hebben geoordeeld dat de overdracht van vreemdelingen aan Kroatië weer mogelijk is, en dat de Kroatische autoriteiten asielzoekers adequaat behandelen.

De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn situatie anders is dan die van andere vreemdelingen die zijn overgedragen aan Kroatië. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter K.M. de Jager, en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39552

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Oronsaye. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 16 september 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Kroatië verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser op 3 augustus 2023 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft daarom op 23 oktober 2023 een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. [2] Op 6 november 2023 hebben de autoriteiten van Kroatië dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser voert aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet is ingegaan op zijn bezwaren om te worden overgedragen aan Kroatië. Eiser is in Kroatië gediscrimineerd door de politie vanwege zijn huidskleur. Hij kon daarom ook niet klagen bij de politie in Kroatië. Eiser beroept zich op twee uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 10 november 2023 [3] en19 december 2023. [4]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder mag in beginsel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië en dat het zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn geval niet zo is. Eiser is daarin niet geslaagd.
5. Bij uitspraak van 13 september 2023 [5] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) geoordeeld dat het overdragen van vreemdelingen aan Kroatië weer mogelijk is. [6] De Kroatische autoriteiten hebben namelijk bevestigd dat asielzoekers die worden overgedragen op grond van de Dublinverordening adequaat worden behandeld. Eiser heeft niet onderbouwd dat dit in zijn geval anders is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om in deze zaak af te wijken van het oordeel van de Afdeling.
6. Het beroep op de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats Haarlem leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft niet heeft onderbouwd hoe de in die uitspraak geschetste situatie zich verhoudt tot zijn gestelde situatie in Kroatië. Anders dan ten aanzien van die vreemdelingen is eiser aangehouden door de politie en is hij in de gelegenheid gesteld asiel aan te vragen. Vervolgens is hij opgevangen en heeft hij een kaart gekregen waarmee hij eten kan verkrijgen. Eiser heeft verder verklaard dat, anders dan in het geval van de vreemdelingen, hij niet in detentie heeft gezeten. Bovendien heeft eiser verklaard dat hij slechts vijf dagen in Kroatië heeft verbleven. Eisers beroepsgrond dat in Kroatië personen met een donkere huidskleur werden gediscrimineerd heeft hij verder niet onderbouwd.
Als eiser vindt dat de autoriteiten onrechtmatig hebben gehandeld en hij is gediscrimineerd, kan hij daarover klagen bij de (hogere) Kroatische autoriteiten dan wel de daartoe geëigende instanties. Niet gebleken is dat dat voor eiser niet mogelijk is of dat de Kroatische autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen.
7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde
publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
6.Bevestigd bij uitspraak van 24 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:288