ECLI:NL:RVS:2024:288
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 23 november 2023 heeft geoordeeld dat de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 12 september 2023 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, wat de vreemdeling niet kon accepteren. Hij heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde dit beroep ongegrond.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.J.J. Flantua, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de uitspraak van de rechtbank niet vernietigd hoeft te worden. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden, zoals vermeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De Afdeling heeft ook opgemerkt dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, eerder door de Afdeling is beantwoord in een uitspraak van 13 september 2023. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.