Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 21 november 2023 beroep ingesteld tegen de opschorting van de overdrachtstermijn zoals bedoeld in de Dublinverordening. De staatssecretaris had eerder, op 24 juli 2023, de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de aanvraag. Op 27 juli 2023 werd aan Duitsland meegedeeld dat de overdracht geannuleerd was, en op 21 november 2023 werd aan eiser kenbaar gemaakt dat de overdrachtstermijn was opgeschort.
De rechtbank heeft allereerst beoordeeld of de opschorting van de overdrachtstermijn een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het opschorten van de overdrachtstermijn inderdaad een besluit is, waartegen eiser beroep kan instellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eiser tijdig is ingediend, aangezien de opschorting pas op 21 november 2023 aan hem bekend is gemaakt.
Vervolgens heeft de rechtbank de vraag behandeld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. De staatssecretaris had erkend dat de overdrachtstermijn ten onrechte was opgeschort, maar eiser stelde dat hij nog steeds belang had bij de behandeling van zijn beroep, omdat er geen proceskostenvergoeding was aangeboden. De rechtbank oordeelt echter dat de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding geeft om tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan. Aangezien eiser geen procesbelang meer heeft, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 30 januari 2024.